in de Sovjetunie een maandblad is en ieder nummer minimaal tweehonderd bladzijden telt.
Wie toch enigszins wil bijblijven doet er goed aan althans twee periodieken te volgen, de Literatoernaja Gazeta (‘Literaire Krant’) en de Novy Mir (‘Nieuwe Wereld’). Beide zijn opgericht in de jaren twintig (respectievelijk 1929 en 1925) en hebben een respectabele traditie achter de rug.
De Literatoernaja Gazeta, ook wel Literatoerka genoemd, is het officiële orgaan van de Russische schrijversbond. Hij verschijnt wekelijks, op dagbladformaat, en bevat twee katernen van elk acht pagina's; het eerste is uitsluitend gewijd aan Sovjetschrijvers en -boeken, het laatste bevat ook stukken over het buitenland, over sociologische, economische en ecologische problemen, schrijvers uit andere landen en, op de achterkant, humor en satire.
Zorgvuldige lezing van het eerste katern van de Literatoernaja Gazeta levert veel informatie op over de tegenwoordige stand van zaken in de Sovjetliteratuur. Ondanks het feit dat de conservatieve schrijver en partijfunctionaris Aleksander Tsjakovski hoofdredacteur is, vaart de krant toch duidelijk mee op de glasnost-golven. Er staan uitvoerige recensies in van belangrijke, zojuist verschenen boeken, dikwijls dubbelrecensies, waarbij zowel voorals tegenstanders hun visie kunnen uiten. Interessant zijn ook de verslagen van rondetafelgesprekken met schrijvers en critici van diverse pluimage waarbij een hot item van alle kanten wordt doorgelicht, bijvoorbeeld het werk van Nabokov, dat sinds kort in de Sovjetunie wordt gepubliceerd, of het nagenoeg ontbreken van kwalitatief goede jonge dichters en schrijvers. Onveranderlijk besteedt de LitGaz ook aandacht aan de verjaardagen van nog levende auteurs (vijftig, zestig, zeventig of tachtig jaar) en herdenkingsdata van reeds gestorvenen. Niet altijd even boeiend, maar wel een goede opfrisser ten aanzien van de kennis omtrent de betreffende auteur.
Terwijl de LitGaz een echte krant is met het wekelijkse nieuws over (officieel) schrijversland is Novy Mir een literair tijdschrift waarvan elk nummer voor driekwart is gevuld met literair werk, proza en poëzie. Het inmiddels ruim zestigjarige blad is niet weg te denken uit de geschiedenis van de Sovjetliteratuur. Het is een zogenaamd ‘tolstyj zjoernal’, een ‘dik’ tijdschrift, dikker dan bij ons gebruikelijk, wat onder meer wordt veroorzaakt door de gewoonte nagenoeg alle literatuur, ook romans, eerst in een tijdschrift te publiceren en daarna pas in boekvorm (een voortzetting overigens van de negentiende-eeuwse situatie, men denke aan Dostojevski, die zijn romans min of meer in feuilletonvorm schreef, onder druk van een volgende deadline).
Sinds jaar en dag is Novy Mir, dat onveranderlijk verschijnt in een eenvoudige, lichtblauwe omslag en per nummer 272 pagina's telt, het meest toonaangevende literaire tijdschrift van de Sovjetunie. De beroemdste periode van het blad was onder hoofdredacteur Aleksander Tvardovski, toen deze als een van de weinigen in de ‘dooi’ periode tijdens het bewind van Chroesjtsjov de liberale tendensen van die tijd ook werkelijk wist te realiseren, met als grootste succes, in 1962, de publikatie van Aleksander Solzjenitsyns Een dag van Ivan Denisovitsj.
Ook nu, onder Gorbatsjov, loopt Novy Mir voorop maar, anders dan tijdens Tvardovski, moet het zijn progressieve politiek delen met andere tijdschriften. Er woedt op dit moment zelfs een concurrentieslag tussen de verschillende tijdschriften wie het meest interessante, het meest opzienbarende materiaal weet te publiceren. Dat opzienbarende materiaal bestaat voor een groot gedeelte uit Russische literatuur die tot op heden in de Sovjetunie verboden is geweest en waarvan nu eindelijk de ban is opgeheven. Dit geldt bijvoorbeeld voor het werk van Jevgeni Zamjatin, onder meer zijn Orwelliaanse anti-utopie Wij, de romans Tsjevengoer en De bouwput van Andrej Platonov, Dokter Zjivago van Boris Pasternak, het controversiële ‘Leven en lot’ van Vasili Grossman, de poëzie van Iosif Brodski en in de nabije toekomst wellicht het werk van Solzjenitsyn. Lang niet alles, maar wel een substantieel ge-