noemde publikaties, is juist dat wordt gemeld dat hij dat formulier niét heeft opgestuurd. Martien de Jong gaat daar terecht niet op in, want dan moet hij toegeven dat hij een fout heeft gemaakt. Hij stelt iets algemeens en insinueert nu dat hij míj op een fout betrapt, ik heb de publikaties niet gelezen, waar híj ze juist niet gelezen heeft.
Ik kom nu aan het laatste voorbeeld, want om alle voorbeelden van kwade trouw van De Jong op een rij te zetten, en vooral zijn boek staat er vol mee, is werkelijk te veel van het goede.
Werumeus Buning en Vestdijk voerden voor de oorlog een polemiek. Voor mij staat vast dat Werumeus Buning een door Vestdijk gewraakte recensie in De Telegraaf schreef. Nee, zegt De Jong, dat is niet zo, want dat blijkt ‘zonneklaar’ uit twee publikaties van na de oorlog van zowel 's-Gravesande als van Vestdijk. Beiden hadden het van Werumeus Buning gehoord. Mijn antwoord in Maatstaf daarop was ook ‘zonneklaar’. Ik stelde dat Werumeus Buning, als hij die recensie níet had geschreven bij de aanval van Vestdijk op hem die tot de polemiek leidde, gelijk had kunnen stellen: ‘Meneer, u doet maar, want ik heb dat stuk niet geschreven, dus word ik valselijk van fascistoïde sympathieën beschuldigd.’ Nee, Werumeus Buning antwoordt zonder het stuk te ontkennen. Dat is voor mij een duidelijk teken dat Werumeus Buning het stuk geschreven heeft. Martien de Jong neemt mij in het oktober-nummer van De Gids opnieuw op de hak, maar ‘vergeet’ gemakshalve dit sterke argument te noemen. Ik mocht eens betrouwbaar overkomen.
Nu komen we bij des poedels kern: de ideeen van Martien de Jong over de bezettingsjaren. Suspecte ideeën en ik toonde dat in mijn brochure aan. Daar zat De Jong mee in zijn maag. Vooral omdat hij in een discussie met mij voor de vpro, waarvan een deel in de Haagse Post van 1 oktober door discussieleider Ad Franssen is samengevat, behoorlijk was uitgegeleden. In zijn boek, en ook in zijn Gids-artikel van oktober, doet hij omzichtig over Victor van Vriesland, die hij via Werumeus Buning een ‘vreesachtige Fransche haas’ noemt. In de discussie stelde De Jong zich achter Werumeus Buning door zich af te vragen wie een betere vaderlander was ‘iemand die op z'n post blijft zitten of iemand die onderdook en zijn hand ophield voor steun’.
Ik was perplex en vroeg aan hem of hij besefte dat voor de joodse Van Vriesland er niet veel anders opzat dan onder te duiken. ‘Het verzet was toch niet verboden voor joden,’ was daarop zijn antwoord en ook: ‘Iedere verzetsman was ondergedoken en Van Vriesland was ook ondergedoken, dus als hij in het verzet had willen gaan, had hij dat rustig kunnen doen.’
Martien de Jong beweert nu dat hij Van Vriesland nergens van beticht en hij verschuilt zich geheel achter de teksten van Werumeus Buning. Maar wat moeten we dan met een zin van Martien de Jong (op pagina 73 van zijn boek) over Van Vriesland, dat deze in zijn Herinneringen vertelt dat ‘hij het als onderduiker ‘materieel heerlijk (heeft) gehad in de oorlog’? In zijn noot verwijst hij maar niet naar de bladzijde uit de Herinneringen. Dat betekent dat ik het boekje nog maar eens doorlas, overigens zonder enig verdriet. Wat blijkt? Van Vriesland maakt een duidelijk onderscheid tussen zijn leven in de bezettingsjaren vóór en vanaf zijn onderduiktijd. Dat heerlijke leven sloeg op de eerste periode, daarna leidde hij een leven ‘vol vreselijkste angst’ (pagina 108), een leven waarbij hij, als duizenden anderen ‘van de hand in de tand (heeft) geleefd, telkens weer net ontsnappend aan een arrestatie’. Ik stelde in mijn brochure dat De Jong het ‘grofst en beledigendst voor het verzet’ was in zijn uitlatingen over De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder.
De Jong verweert zich nu door te wijzen op uitlatingen over Het Parool en Vrij Nederland. Over zijn ideeën over die beide bladen heb ik het niet gehad. Hij mag zich best wel verweren, want wat hij over die illegale bladen heeft gesteld, liegt er ook niet om. Maar hij begint ronduit te liegen als hij het in zijn antwoord heeft over De Vrije Katheder en de naoorlogse kunstpolitiek. In zijn boek heeft hij het over de