De Gids. Jaargang 151
(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 912]
| |
Willem Brakman
| |
[pagina 913]
| |
hoopvol, want blijkbaar hing de verveling die dag in de lucht. Zoals zo vaak wordt de innerlijke blik ziende al naar gelang de thema's die de geest bezighouden. Zo herinnerde Duck zich ergens in het Vaticaan op een bureau een ets gezien te hebben waarop een man zich zonder hulpmiddelen van de grond had verheven. Het was een ouderwetse prelaat, stijf in de kleren, scheefhangend als een vlieger en met een formidabele mijter op het hoofd. Het leek een gewone Heilige die ten hemel voer zonder daar veel drukte over te maken. Aan de onderrand waren wat koppetjes getekend die glazig van extase omhoog keken. ‘Vermoedelijk,’ zei Pirandello, ‘betreft het daar een afbeelding van Paus Clemens de dertiende, een man met enige geur van heiligheid om zich heen, omdat hij een enkele keer op een ontspannend wandelingetje in een van de tuinen een zweefsprong placht te maken. Hij scheerde dan over het gras tot groot genoegen van zijn gezelschap, cirkelde om een fontein heen en kwam weer ongeschonden naar beneden. Dat hij niet heilig werd verklaard, zo blijkt uit de spaarzame dokumenten, kwam omdat de Paus zelf, even onschuldig als een kind, vertelde dat Hij alleen kon vliegen als Hij zich gelukkig voelde. Daar zat de commissie mee in de maag, want na deze uitspraak kon men niet anders dan zich herinneren dat de Paus maar uiterst zelden de vaste grond verliet. Was het vliegen een beloning van hoger hand om edele eigenschappen?, dan stond deze zeldzaamheid natuurlijk buiten kritiek, wilde Clemens echter omzichtig te kennen geven dat hij maar zo zelden gelukkig was, dan nog maakte het een groot verschil of de Heilige Vader niet gelukkig was om zijn grote zorgen of diep bezorgd was over zijn geringe geluk.’ ‘In ieder geval een van de pioniers van de luchtvaart,’ zei Duck al helemaal met zijn gedachten bij steile klim en loopings. Pirandello keek weifelend. ‘Kardinaal Brocca kan ook vliegen,’ zei hij, ‘maar haat alles wat vliegtuig is en noemt het duivelswerk.’ ‘Echt vliegen?’ vroeg Duck. ‘Zonder meer en net zo rustig,’ zei Pirandello, ‘men is er hier aan gewend, spreekt er eigenlijk niet graag over.’ ‘Ach,’ zei Duck, ‘daar hoor ik van op, waarom niet?’ ‘Zelfs dat vraagt men zich eigenlijk niet af,’ zei Pirandello, ‘als je daar eenmaal aan begint, zei eens iemand tegen mij, is het eind zoek. Niemand weet ook precies wat hij hier doet in het Vaticaan.’ ‘Vroeger hadden de mensen gewoon visioenen,’ zei Duck, ‘stigmata, hoorden God spreken, kregen opdrachten van boven, maar vliegen... dat lijkt mij meer metafysiek.’ ‘Vader Paupini kan je er alles over vertellen,’ zei Pirandello. ‘Laten we daar gaan zitten, dat lijkt me een goed plekje. Jezus wat een herrie.’
's Avonds ging Duck naar de vleugel van het Apostolisch paleis waar kardinaal Paupini zijn suite had. Het was een somber blok, hoog, zwart en met veel onduidelijke versieringen. Alles bij elkaar op een verrassende manier ontoegankelijk. Over het grote plein ervoor legde de maan een zeer vaal licht. Duck liep er moedig dwars overheen, maar het Palazzo werd er alleen maar ontoegankelijker van. De bomen en boomgroepen hier en daar maakten het er ook niet vrolijker op, ze stonden roerloos door gebrek aan een zuchtje wind en dachten er het hunne van. | |
[pagina 914]
| |
Het had die dag geregend, niet veel, net genoeg om van het plein een sombere frisheid te doen opstijgen, iets van verre vakanties, kamperen in een bos en zijn gevoeg doen midden in de nacht, tussen de struiken waar slangen huizen en snuitkevers. Er sloeg een deur dicht en tot zijn verbazing hoorde Duck het geklapper van kindervoetjes, ook het daarbij horende gegiechel ontbrak niet. Turend naar een donkere plek in de gevel waar de ingang zich moest bevinden, liep Duck tegen een lijfgardist op, die ogenblikkelijk zijn hellebaard diagonaalsgewijs voor zich hield en volkomen onnodig schreeuwde ‘werda’ ... en zo hard of Duck zich aan de andere kant van het plein ophield. Duck ergerde zich aan zijn schrik en zei daarom op zeer lijzige toon: ‘Heeft u die deur ook horen dichtslaan? ik wil daar niet veel over zeggen, maar mij komt dat uiterst verdacht voor.’ ‘En waarom zou dat vreemd zijn? vroeg de hellebaardier bars, “het zijn de kinderen van de hovenier die eens wilden weten wie daar zo stond te koekeloeren.” Wat een simpele verklaring,’ lachte Duck, ‘hoe kom ik bij de kardinaal Paupini?’ ‘Het is hier geen herberg,’ zei de gardist, ‘maar als het moet, hier de trap op, eerste etage, het kan niet missen.’ Duck bedankte hartelijk, veel keus had hij hierin niet, want hij had het gevoel opzettelijk de verkeerde kant te worden opgestuurd en hij moest de weg openhouden voor als hij weer terugkrabbelde om zich opnieuw te melden bij de hem dan ongetwijfeld superieur opwachtende lijfgardist. Boven in de gang stond hij stil, heel in de verte hoorde hij een vrouwenstem die hem maar moeilijk bereikte, maar ook een zich zeer makkelijk voortplantende mannenstem die rustig en sonoor zei: ‘Hij is vreemd, hij neust hier geheel overbodig rond. Kijk maar ... Vermoedelijk hebben valse geruchten hem op een dwaalspoor gebracht.’
Duck tuurde in het duister van de gang en zag doordat er een smalle lichtspleet ontstond dat daar heel voorzichtig een deur werd geopend. Hij begon te lopen en volgde hierbij onwillekeurig de lichtstreep op de tegels van de gang zodat hij de deur spoedig had bereikt. Hij klopte aan waarna de deur verder werd geopend. ‘Komt u binnen,’ zei kardinaal Paupini, daaraan was geen twijfel. Duck betrad een vrij schemerig vertrek, achter hem werd de deur weer gesloten. Kardinaal Paupini zat in een grote leren stoel en zoveel was er nog wel van hem te zien dat Duck kon vaststellen dat hij groot en zwaar was, een jongensachtige kuif bezat, een bol gezicht en blijkbaar een geweldige buik gezien het berustende van zijn grote handen, die wijd uit elkaar zwaar over de leuning hingen. Geen man dacht Duck om het vliegen als geestesuiting een goed hart toe te dragen. ‘Tja,’ zei kardinaal Paupini die even een zware hand liet opwippen en weer moedeloos neervallen, ‘dat was een onaangenaam zaakje. Er werd mij van bevoegde zijde verzocht een rapport op te stellen om tot een goede afweging te komen en indien mogelijk tot een reprimande c.q. excommunicatie. Het was het diocees opgevallen dat Brocca zijn werk maar beroerd deed; in zijn kamer waren de gordijnen altijd dicht en de bureaulamp aan. Bij de mis kwam hij altijd te laat, onverzorgde nagels bij het bidden, slordig afgeraffelde kruistekens en op de we altijd een boek. Het was geen kwaaie man, zo bleek mij, maar somber, vaak | |
[pagina 915]
| |
verveeld en wat erger was, hij liep gebogen alsof de hemel hem, en hij de medemens voorgoed had verlaten. Dat men mij voor 't rapport uitkoos, wetende dat ik grote sympathie voor hem had, en nog heb, was geen vergissing, het was een mooie gelegenheid mijn betrouwbaarheid en objektiviteit eens te testen en daarbij kond te doen dat men willens was genade voor recht te doen gelden. Zoals gezegd Brocca vloog, daarover bestond geen twijfel, wij beschikten over zeer schriftelijke getuigenverklaringen die er niet om logen. In totaal had hij zo'n keer of tien tot vijftien officieel de grond verlaten. Ik herinner mij bijvoorbeeld, ik kies nu zo maar wat uit het dossier, dat hij ze voor zichzelf onderverdeelde zoals de “ratto”, de vlucht der verrukking. Een hovenier van het paleis heeft die nauwkeurig voor ons beschreven. Na een zakje toegestopte, maar bijzonder heerlijke perziken spiraalde Brocca omhoog, buitelde en wandelde zelfs een tijdje langs de hemel, op zijn hoofd en met peddelende beentjes. Een andere keer vloog hij vederlicht op om niets anders dan een bloemengeur en landde op de top van een olijfboom, en het moet een prachtig gezicht zijn geweest om te zien hoe het takje dat hem ondersteunde luchtig bewoog alsof er een vogeltje op was neergestreken. Er zijn vliegbewegingen van hem waargenomen en beschreven in Napels, Rome, Assisi en de ooggetuigen zijn geenszins allen zo naïef als de hovenier, er zijn wel degelijk mensen onder van rang en geloofwaardigheid. Tijdens hoog bezoek van een ambassadeur waarvoor Brocca niet was uitgenodigd om reden van zijn onbedwingbare vertelwoede werd hij op 't laatste ogenblik om de zegening van 't Heilig Hart er toch nog bijgehaald, daar de vrouw van de hoogwaardigheidsbekleder er op stond een solo te zien en de kardinaal na afloop ervan te spreken. Brocca was maar al te bereid aan dat verzoek te voldoen, want hij is een geboren oud wijf en hij hoopte dan ook, zoals hij zich raadselachtig uitdrukte, haar na afloop even voor zichzelf te mogen hebben. Hij betrad de kerk, mat met kennersoog de afstand tot de Moeder altijd Maagd boven het altaar en trok een fraaie Franse boog over de aanwezigen naar de voeten van het beeld. Daar stootte hij een wonderlijke kreet uit (voor 't eerst vermeld), vloog weer terug en verliet de kerk zonder verder nog om te zien. Alle aanwezigen, staat er op die plaats in het protocol, keken glazig van extase omhoog als aan de onderrand van een ets en waren “vroom beangstigd”.’ ‘En de Paus?’ vroeg Duck. ‘Die wilde er nog niets van weten,’ zei Paupini, ‘wilde hem ook niet ontvangen. Ik herinner me nog dat ik Zijne Heiligheid daar om vroeg. Het was op een zonnige middag, het raam stond open, maar de Heilige Vader had zich teruggetrokken in een beschaduwde hoek van zijn kamer. Zijn hoofd was zodoende gehalveerd, boven de omdonkerde ogen en het felle boogje van de lorgnet was er niets meer. Het restant van zijn Heilig hoofd had hij naar rechts gedraaid, zodat zijn borende ogen veel wit lieten zien. De onderhelft van zijn gezicht was door een melkachtig beslag overtrokken alsof luchtig aangestreken met onverdund loodwit. Ik vond dat Hij er gestuwd uitzag, vol opgekropte woede, het hoofd diep tussen de schouders weggezakt. Voor mijzelf noem ik dat “Hoofd drie”.’ ‘Wat zei Hij?’ ‘Niets, maar me dunkt dit lijkt me wel | |
[pagina 916]
| |
voldoende. Om de drukkende stilte te doorbreken vertelde ik Hem over de vlucht van Brocca in de Santa Maria del Popolo, waar deze het altaar had verlaten met een schreeuw. Maar hoe is een boodschapper die merkt dat hij gehoor vindt... ik liet de schrei rollen als de donder, ramen en beelden ronkten en rinkelden en hing Brocca buiten in de bomen, in extase en met gespreide armen... wat Zijne Heiligheid bijzonder ergerde. Ik wist met zekerheid dat Zijn oogwit rooddoorlopen was, het gelaat opgezwollen en blauwig paars. Ik aarzelde of ik moest verdergaan of niet en ben tenslotte maar weggelopen. Het was de tijd dat Brocca vertelde over de binnenkant van het vliegen, wel ontleende hij al veel aan andere heiligenlevens, maar overwegend was hij nog onbedorven. Zo herkende ik wel degelijk de waarheid als hij zei zich in zijn jeugd over alles en nog wat verbaasd te hebben, zodat hij om zijn steeds openhangende mond werd nageroepen en de bijnaam kreeg “bocca aperta”. Maar spoedig begon het jammer genoeg naar wijsheid te ruiken, waar ik al genoeg van heb ik mijn musea. “Vliegen,” zei hij, “kostte hem grote inspanning, het was voor een vogel al moeilijk, laat staan zonder vleugels en dan nog met al die kleren.” Dat klinkt wel aardig, maar is al flink aangevreten. Beslist wankel was zijn opmerking dat niet de verrukking doet vliegen, maar het vliegen juist tot de verrukking voert. Dat is schoolagenda. Soms tilde het toeval hem ver boven zijn stand zoals toen hij, maar geheel terloops en buiten zichzelf om zei dat het grote wonder de ene keer lag in het opstijgen, maar de andere keer in het dalen en het genoeglijk plepperen met de sandalen in het warme zand. Of van dezelfde orde, dat 't maar het beste was zonder uitgesproken doel te vliegen, wilde men bijvoorbeeld omhoog dan was 't maar het beste om te dalen, of nog beter zowel het een als het andere te doen. Niet juist natuurlijk maar wel waar. “Het ware vliegen,” zei hij ook, “zetelt in de nek, daar huisde het verkleinende en het vergroten, het omhoog zat vooral in het voorhoofd, het dalen in de voeten.” Nu, hij wist misschien beter dan de meesten dat het ene er niet is zonder het andere, nog niet iets om bij achterover te rollen, maar hij was slim genoeg om het beste moment uit al zijn gefladder te lichten, “dan was het,” zei hij, “alsof God zijn hoofd tussen beide handen nam en de wereld stilstond.” Daarmee vergeleken was de rest alleen maar voorwaardelijk gezwoeg en die maakte natuurlijk de meeste indruk, zoals bij de Chevalier Coutinho. Deze werd door hem bij de haren gegrepen en de lucht in gesleurd, rond en rond in een violento ballo en tot machtige bewondering van alle toeschouwers. Weer op de grond zegde de Chevalier van veel nerveuze aandoeningen die hem plaagden op slag verlost te zijn en de zaak was weer compleet. Het is een beroerd punt in zo'n ontwikkeling, maar onvermijdelijk, dan wordt alles onhoudbaar stort en neerval. Hij begon dan ook brood en vis te vermenigvuldigen, bedwong een storm, dreef duivels uit, genas blinden en lammen, kortom het hele ordinaire gekeutel van de kermis. Er gingen steeds meer stemmen op die hem als Paus wilden, ik betreurde dat zeer, want ik voelde dat er beters uit hem was te halen, bijvoorbeeld als je hem voorzichtig aanstootte als hij een dommeltje deed in de zon. Ik heb het zelf een paar keer geprobeerd. De eerste keer had hij een engel zien wandelen in de tuin, maar de andere keer was werkelijk interes- | |
[pagina 917]
| |
sant toen hij opeens vertelde zondige prelaten te herkennen aan hun geur, soms aan het zwart worden van hun gezicht maar vooral aan het toenemen van zijn eigen zwaarte.’ ‘Was de Paus van al deze dingen op de hoogte?’ vroeg Duck. ‘Via klachten die Hem bereikten,’ zei kardinaal Paupini, ‘vooral notore donderstenen zoals Violardo, De Fürstenberg en Talacrini hebben voor een groot aanbod daarvan gezorgd en er ongetwijfeld veel van hun eigen vinding bijgedaan. Natuurlijk was die wonderlijke gewichtsvermindering of -vermeerdering geen akt van God, maar niettemin sprak men toch steeds meer van “de kleine openbaring”, de “revelatio minutionis”. Het was niet alleen het hinderlijke rijzen en dalen als je met Brocca een ommetje maakte en hij het had over de geur van vochtig boszand, de opera, salmiakkogels of de krant maar vooral de confusio bij het wegen op de bascule voor een speciale commissie. Men woog zeer nauwgezet en bracht allerlei onderwerpen ter sprake die in het Vaticaan nogal wat aanhang hebben zoals God, het kruisbeeld, de biecht, de bijbel, Michel Angelo, rode wijn, zuster Balthasar. Ik heb daar met de Heilige Vader over gesproken.’ ‘Wanneer?’ vroeg Duck. ‘Op de dag van zijn overlijden,’ zei Paupini, ‘het is vreemd, maar ik kan het maar niet kwijtraken, ik moet er steeds weer aan denken en daarom weet ik alles nog zo goed.’ ‘Als u zo vriendelijk zou willen zijn,’ zei Duck. ‘Zijne Heiligheid zat er een beetje stilletjes bij,’ zei Paupini wat verdroomd. ‘Hij hield de wangen wat opgeblazen, van die indruk ben ik absoluut zeker, om de mond hing zelfs een wat negroïde floers. Dan was er dat vreemde paarse kapje dat zo aan de dood doet denken en rouwlinten. Zijn door dat kapje sterk verlengde hoofd hing naar voren zoals van iemand die wel kijkt met hoffelijke aandacht, maar met zijn gedachten elders is. Voor die wangen geldt trouwens iets dergelijks. De gelaatsuitdrukking was kinderlijk, misschien zelfs wat hulpeloos. Je zou kunnen zeggen dat 't wantrouwen van het gehalveerde hoofd verdwenen was, maar dat daarvoor niet veel in de plaats was gekomen. De ogen waren wijd en donker alsof Zijne Heiligheid veel dacht en zag, maar in stijgende verveling en met de behoefte hierin niet onvriendelijk te willen zijn. Violardo, de episcopale oplichter, spreekt hier van een introïtus, waarom mag de Heer weten. Ik voor mij hou het op wat Brocca zei, namelijk dat Hij keek als iemand die opeens alle speelgoed ziet uit zijn jeugd, maar geen zin heeft om zich in al die emoties te begeven.’ ‘Hoe weet kardinaal Brocca daar van?’ vroeg Duck. ‘Die heeft ons aller Vader 's avonds nog een bezoekje gebracht,’ zei Paupini, ‘een opwelling op een mooie avond, met de bedoeling ter amusemente een vrolijk pirouetje te draaien tegen de avondlijke hemel boven de Heilige Stad. Schalks en vederlicht streek Brocca naar eigen zeggen neer op het kozijn van het open venster.’ ‘Het open venster!’ riep Duck. ‘Het is zo'n meter of vijftien,’ zei Paupini, ‘en geen gras of struiken er onder maar tegels. Dat was een flinke smak en Brocca is niet meer de jongste.’ ‘Een misstap?’ vroeg Duck die als politieman niet anders kon, ‘verlies van evenwicht? Wat doet zo'n brekelijk baasje ook aan een open raam?’ | |
[pagina 918]
| |
‘Ik denk eerder aan een plotselinge vermeerdering van zwaarte,’ zei Paupini, ‘geheel onverwachts natuurlijk voor kardinaal Brocca, trouwens voor de Paus niet minder. Dat zal Hem bijzonder hebben ontstemd, bijzonder...’ |
|