Terugblikken op de studententijd
In dit nummer bij het begin van het academisch jaar vindt de lezer herinneringen aan het studentenleven van zestig jaar terug (Casimir) en van de jaargangen '54 (Calis), '59 (De Swaan en Duquesnoy), '67 (Van Dis) en '74 (Smeets). Latere lichtingen zijn nog niet bij De Gids gearriveerd.
In het tegenlicht van de herinnering zijn de sleur en de verveling van het studeren vervaagd tot achtergrond en verschijnen scherp omlijnd de beslissende belevenissen: ontmoetingen met de voorgangers, confrontaties met de strijdvragen in het vak.
In deze herinneringen treft het onvoorspelbare, vaak chaotische verloop van de studie: de meeste keuzes berustten op toeval, eigenwijsheid of misverstand. Dat ongeregeld verloop van de studie, de vertragingen en versnellingen, de veranderingen van richting worden achteraf juist als wezenlijk en noodzakelijk beleefd: zo immers zijn de auteurs geworden tot wat ze zijn en langs andere, meer gebaande paden waren ze ergens anders uitgekomen, of dat dan ook minder geweest was zal niemand ooit weten.
Het is de tragedie van de demokratisering dat alles wat voor velen bereikbaar wordt aan waarde verliest. Tegen de tijd dat studenten in groten getale toestromen - nog altijd minder talrijk dan in andere moderne landen - wordt het programma uitgedund en de studieduur verkort. Wat blijkens deze herinneringen zo heeft bekoord, de keuzevrijheid, het onverwachte, de zelfstandigheid, is nu ingeperkt en strak geregeld. Meer en meer is de studie voorbereiding geworden op een beroep, produceert de universiteit menselijk kapitaal voor de arbeidsmarkt, en veel minder gaat het nog om kennis die in zichzelf bevrediging schenkt.
Geprest om de hoge kosten van het hoger onderwijs te rechtvaardigen hebben de voorstanders van uitbreiding gehamerd op het nut van de universitaire opleiding, voor de economie, voor de burokratie. Zij hebben gehoor gevonden en de universiteit is naar hun argumenten vertimmerd. Dat was misschien niet de bedoeling, maar wel de consequentie.
De universiteit is bezig te ontaarden in een hogere kaderschool. Met planning, regeling en begeleiding worden in hooguit zes jaar tijds de recruten opgeleid tot onderofficiers van het arbeidsleger. Het is allemaal net te strak, net te kort en te krap voor een vorming tot zelfstandig denken. Daar is misschien niet veel aan te doen. Het enige wat rest is om regels af te schaffen, te versoepelen of, best van al, te negeren.