De Gids. Jaargang 151(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 448] [p. 448] J.J.A. Mooij Drie taferelen IJzel Licht was die nacht tot stof geworden, die langzaamaan het land beving. Gebannen in kristallen orden omsloot het ieder ander ding. Weldra bezweken de eerste takken; 't gekraak beduidde wond na wond. Als glinsterende reuzenslakken vond men ze 's ochtends in het rond. De struiken nochtans en de bomen leken verheerlijkt opgenomen in 't element dat hier verscheen - tot, na een glorie van drie dagen, de resten nog als wrakken lagen, naakt, in de diepte om ons heen. [pagina 449] [p. 449] Eucalyptus globulus De stam: een lange rol karton, zo dor en droog. De flarden leren niet anders, want ook zij verweren in 't harde branden van de zon. 't Leek de natuur niet echt te deren tot zij op 't eind zich nog bezon, daar zij niet doelloos off'ren kon dit streven en gerekt ontberen. En zo ontplooit zich 't weeld'rig schuimen der verre, buitenaardse pluimen. De hemel blijft onaangedaan en schijnt aan wonderen te wennen. Maar wanneer kleine wolken gaan is er een schaduw van herkennen. Polderlandschap in zeeuws-vlaanderen De dijken houden 't land verdeeld, laag, met hun wimpelende bomen schuin in 't gelid; maar zij omzomen de rechte akkers, waar men teelt in geel, bruin, groen. 't Gebied verheelt dat ergens nog een kreek kan stromen. Een schilder had het kunnen dromen, dit vlakke mijlenverre beeld. De zon werpt plots'ling gouden plekken verspreid over het landschap uit, dat nu volmaakt schijnt in de lijst. Maar des te zwarter ook verrijst 't verkoolde loof waar 't oog op stuit: één veld voor een cordon van hekken. Vorige Volgende