De Gids. Jaargang 151
(1988)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Nico H. Frijda
| |
[pagina 7]
| |
waarin men een aanspraak meent te kunnen maken op het begeerde goed. Het is denkbaar dat iemand zijn vriend of vriendin aan een ander kwijtraakt, en dan uitsluitend zeer treurig is; hij of zij vindt het afschuwelijk om nu alleen te zijn, daar niet van, maar zulke dingen gebeuren. Meestal echter wordt de vriend of vriendin gevoeld als iemand waar men een claim op heeft. Of ook: soms zie ik dat een ander iets heeft wat ik zelf nooit hebben zal; maar goed, het zit er nu eenmaal niet in. Soms vind ik echter dat er geen reden valt te bedenken waarom ik dat niet hebben zou. Of een ander krijgt de aandacht waarvan ik vind dat ze mijn kant op moet gaan. Of: er is een ander die vlot is in de conversatie en begiftigd met allerlei talent. Het kan me spijten dat ik dat niet zo heb; maar het kan bijten als ik vind dat het anders zou moeten zijn; en eerlijk gezegd vind ik dat eigenlijk altijd. Dat men een claim heeft die aangetast of niet vervuld wordt houdt in dat de situatie anders had kunnen zijn. Een reden om dat scherp te voelen - een derde aspect van rivaliteitssituaties - is wanneer de situatie door een ander is aangericht. Ik ben mijn vriendin niet alleen maar kwijt, maar iemand heeft haar ingepalmd. Een ander heeft niet alleen alle aandacht, hij dringt zich ook op. Hij heeft de schuld, er is een veroorzakend persoon in het geding. De attributie van oorzakelijkheid is niet iets intellectueels, maar iets primitiefs; het kan dat tenminste zijn. Men kan oorzakelijkheid immers zien. De WaalGa naar eindnoot4. beschrijft hoe de chimpansee Yeroen het andere mannetje Luit haarscherp in de gaten houdt wanneer die belangstelling voor de tochtige Mama toont, en virulent op hem afstormt wanneer Luit Mama werkelijk benadert. | |
De structuur van jaloezieën en afgunstenHet appèl van rivaliteitsemoties omvat vaak méér dan de genoemde aspecten. De structuur is veelal complexer. Ontrouw, bijvoorbeeld, is één ding; onzekerheid of er echt ontrouw is, of over hoe ver die gaat, is een tweede ding. Het voegt angst toe aan de pijn, en maakt het onmogelijk om zich voor te bereiden op wat komt en er iets tegen te doen. Men heeft maar te wachten tot ze thuiskomt en òf ze thuiskomt. De onzekerheid strekt zich doorgaans verder uit. Echte of vermeende ontrouw maakt onzeker over datgene wat de partner had moeten binden - de eigen liefde, de vermogens -, dat niet doet en dus blijkbaar van minder allure is dan wat de rivaal meebrengt. Dezelfde soort onzekerheid - wat heeft hij wel dat ik niet heb - speelt vaak bij de constellatie van afgunst. Jaloezie1 zowel als afgunst grenzen aan het minderwaardigheidsgevoel. Onzekerheid maakt machteloos. Daar staat tegenover dat er kans op is dat het allemaal nog meevalt; die kans is er niet bij het voldongen feit. Wat onbeheersbaarheid en onveranderbaarheid betreft is dat erger. De mate waarin een situatie onbeheersbaar is, en de mate van machteloosheid die dat met zich meebrengt, is beslissend voor hoe heftig de emotie is, en ook voor wat voor emoties er worden gewekt. Onbeheersbaarheid is er in jaloezie1-situaties in gradaties. Soms kan er opgetreden worden, of er wordt eigen ontrouw tegenover gezet, of er kan gesmeekt met effect. Soms kan er niets gedaan. Machteloosheid is het ergst wanneer de anderen - de partner en de rivaal - niet op de protesten reageren, niet op het verdriet, niet op de agressie. Ze is het allerergst wanneer ze er zich gewoon echt niets van aantrekken, ze weten van mijn ellende en eenzaamheid niet eens af. Machteloosheid verscherpt de emotie ook in de constellaties van afgunst. Dat hij de prijs krijgt of de eer of de aandacht is onafwendbaar; dat ik er maar voor pummel bijsta maakt het niet leuker. Machteloosheid is overigens een gelaagde notie. Het impliceert dat in principe de mogelijkheid bestaat om iets aan de situatie te doen, maar niet in feite. Als die er zelfs in principe niet is verandert de emotie drastisch. Als het zo moet zijn dat de ander mijn partner afneemt, moet het zo zijn. Wie is Uriah om jaloers op koning David te zijn? Van de andere kant, als ik echt vind dat het | |
[pagina 8]
| |
bezit en het genot mij evengoed toekomen als de ander snijdt de afgunst meer. Heb ik het goed dat Max Weber het ressentiment met verzwakking van de klassentegenstellingen verbond? Dan is er nog een aspect dat aan het kwellende van de emoties kan bijdragen: andermans genot. Eén van de bekendste strategieën, bij afgunst zowel als jaloezie1, is de devaluatie van het object: de druiven zijn zuur. Een andere strategie is om andermans plezier te bederven.Ga naar eindnoot5. Men is vaak bereid er het offer voor te brengen van eigen voordeel of plezier. TajfelGa naar eindnoot6. toonde het aan in een experiment waarbij men de proefpersonen de keuze gaf tussen òf een groot voordeel voor de ander en een klein voordeel zelf, òf verlies voor de ander en geen voordeel zelf; men koos meestal het laatste. Het genot van de partner heeft een speciale plaats in de liefdesjaloezie. Het representeert het distinctieve, specifieke element in de constellatie van jaloezie1. Stel voor dat men uw partner met geweld ontvoert; de reactie zal niet jaloezie zijn, maar woede of paniek. Maar wacht tot u hoort dat ze de uitkomst van de ontvoering achteraf zo onaangenaam niet vond; of wacht tot uw fantasie er zich in die richting meester van maakt. De voorstelling van het genot van de partner - echt of alleen maar ingebeeld - is het kernpunt. Het is ook essentieel voor dat scherpe, dat tergende, dat wanhopige van erge jaloezie. Othello komt tot razernij op het moment dat hij zich die voorstellingen maakt. Van de verschillende redenen die men voor de ontrouw van de partner kan vinden hangen die welke met haar vrije keuze te maken hebben - willen kwetsen, ontevreden zijn met wat men heeft - het meest met de intensiteit van de jaloezie samen.Ga naar eindnoot7. Het genot van de ander is ook het aangrijpingspunt om de jaloersheidspijn te bestrijden. Zij dempt uw jaloezie door te vertellen (ik herhaal: met ‘zij’ is ook ‘hij’ bedoeld) dat het niet leuk was, dat hij er niets van kon, dat ze het tegen haar zin deed, maar de laatste trein was nu eenmaal weg en er was maar één bed en het was zo koud. En ik probeer mijn jaloezie te dempen door haar uit te vragen, alles te willen weten, in de hoop dat ik zo'n verhaal te horen krijg zó dat ik het geloven kan. Zoiets pakt meestal averechts uit - de beelden gaan een eigen leven leiden en komen spoken in de nacht - en het helpt ook niet afdoende, maar de bedoeling is om gerust te worden gesteld. Dat is tenminste één verklaring voor zulk uitvraaggedrag. Ik weid zo over deze laatste twee aspecten uit omdat zij complementeren wat, denk ik, de paradigmatische structuur van jaloezie1 is. Er is een emotiestructuur waarin een ander persoon dreigt te beschikken, of beschikt, over iemand op wie men zelf een claim meent te hebben, waartoe één van beiden (of allebei) het initiatief heeft genomen, waar ook degene op wie men een claim heeft genot uit zou kunnen putten of put, waartegenover men machteloos staat, en waarin onzekerheid heerst zowel over wat de situatie inhoudt als over de eigen waarde. | |
Emotioneel beleven en de structuur van emotiesEen rivaliteitsemotie bestaat omdat wat er gebeurt - vriendin kijkt naar een ander, iemand sprankelt in een gesprek, ik hoor over andermans succes - op een bepaalde manier wordt gezien: als aandacht-niet-voor-mij, als hij-kan-meer-dan-ik, of hij-heeft-meer-dan-ik. Emoties vloeien voort uit hoe de werkelijkheid wordt opgevat. Ze bestaan daar ook uit.Ga naar eindnoot8. De beleving van een emotie is de beleving van een ‘appèl’ met een bepaalde structuur: een rotzak die me iets aandoet, een begeerlijk bezit waar ik een claim op heb met een gevaar om dat bezit te verliezen; en bij andere emoties iets dergelijks. Het woord ‘beleving’ is evenwel dubbelzinnig. Het kan slaan op hoe een mens de wereld opvat, maar ook op wat een mens bewust beseft en waarop hij reflecteert. Het eerste komt vooral tot uiting in wat iemand doet; het tweede in wat hij zegt over zijn beleving en over de motieven voor zijn gedrag. Hoe iemand de | |
[pagina 9]
| |
wereld opvat en wat hij bewust beseft zijn niet hetzelfde. Het kan zijn dat iemand wordt gekweld door het feit dat een ander iets met zijn vriendin heeft: hij rent rusteloos rond, kan niet slapen, piekert erover, ziet vóór zich wat zij aan het uitspoken zijn, fantaseert over wraak. Hij is blijkbaar gekweld. Het kan bovendien zijn dat hij van zichzelf vindt dat hij het niet hebben kan dat hij jaloers is, dat hij gekwetst is door wat er gebeurt, dat dit de rivaal te verwijten is. Het zijn twee verschillende zaken; Sartre onderscheidde beide als irreflexief en reflexief bewustzijn.Ga naar eindnoot9. Met een woord als ‘jaloezie’ kunnen beide worden bedoeld: zowel een bewuste beleving als een voorwaarde voor gedrag. Maar de twee vallen niet altijd samen. De voorwaarde voor mijn gedrag kan, blijkens dat gedrag, de structuur hebben van jaloezie, terwijl mijn bewuste beleven een andere structuur heeft. Ik kan mij jaloers gedragen; ik kan dat volgens iemand anders ook zijn; maar ik vind zelf dat het gewoon geen pas geeft dat mijn vriendin zo vaak niet thuis is, wat neerkomt op de structuur van verontwaardiging. De ander ziet aanwijzingen voor de structuur van jaloezie: de rol van de derde persoon en de notie van ‘claim’; ikzelf zie alleen gedrag dat niet door de beugel kan. Bij emoties als jaloezie en afgunst bestaat er vaak discrepantie tussen de emotie die iemand ‘heeft’ en die welke hij of zij zelf ervaart. Jaloezie en afgunst zijn typisch emoties die men vaker aan anderen toeschrijft dan aan zichzelf. Dat komt vooral doordat het appèl achtergrondfactoren bevat die je niet vóór je ziet. De voorgrond bevat de in het begin genoemde appèlfactoren: hij die wat heeft, hij die je wat aandoet, zij die zich aan je verlangens onttrekt, voor jaloezie1; het ergerlijke feit dat die ander iets begeerlijks heeft, voor afgunst. De eigen zwakte, de machteloosheid, het feit dat men het begeerde zelf niet heeft, vormen de achtergrond. De voorgrond van het appèl leent zich meer tot bewustmaking en naamgeving dan het geheel met de achtergrond erbij. De vriendin gedraagt zich schandelijk, ongehoord. Die man doet iets wat niet kan. Die kluns met zijn futiel eerbewijs! Men is boos, men is gekwetst, men windt zich op over een onwaardig individu dat zich zo nodig uit moet sloven. Wie daar nu jaloezie of afgunst in ziet? De twee vormen van beleven hangen niet elk van dezelfde factoren af. De bewuste beleving is in hoge mate een uitvloeisel van hoe men de situatie categoriseert, en dus van de categoriëen en woorden waarover men beschikt. Men vat een situatie op als een belediging, of als een vorm van ontrouw, of als iets wat strijdig is met de goede zeden, of iets wat de harmonie van de kosmos verstoort. Het is een vergissing om te menen dat die categoriseringen samenvallen met wat er emotioneel werkzaam is. Wat emotioneel werkt is in veel gevallen iets veel meer elementairs, dat zich vóór elke door taal en cultuur bepaalde categorisering afspeelt. De categorisering is een afspiegeling van, een reflectie op, vaak een vervorming van wat er zonder die afspiegeling, reflectie of verstoring al werkzaam was. Het is van belang om bij de gegeven beschrijvingen van de rivaliteitsemoties het onderscheid tussen appèl en bewuste beleving, of tussen irreflexief en reflexief beleven, in de gaten te houden. Het appèl zoals ik dat beschreven heb is iets wat aan de emotie ten grondslag liggen móet, want als men iets aan de omstandigheden verandert, of op een effectieve manier iets aan het denken, de manier van opvatten, van de persoon, dan verandert de aard van de emotie; en als men iets van de beschreven elementen weghaalt, dan verdwijnt het scherpe en tergende of verandert de woede, bijvoorbeeld, in verdriet. Maar daarbij hoeft de jaloerse persoon zich van de verschillende appèlcomponenten niet in enige duidelijke zin bewust te zijn. Op de vraag waarom de gedachte van ontrouw van de partner zo erg is krijgt men geen antwoord. Het genot van de partner is bij de verontwaardiging geen overweging; alleen vertrekt na ‘ze zeggen dat ze het heel leuk heeft’ zijn gezicht van pijn. | |
[pagina 10]
| |
Jaloers gedragEmoties zijn niet alleen belevingen van het een of ander appèl en de vreugde of pijn die daaraan verbonden is. Het zijn ook, en vooral, veranderingen in de bereidheid tot gedragGa naar eindnoot10.: het opkomen van een gedragsimpuls, zoals de drang om aan de situatie te ontsnappen of om de ander verrot te slaan, of ontstaan van diffuse opwinding of apathie, of van verstoring van wat men aan het doen was. Een emotie die deze naam verdient heeft effect op het gedrag. Emoties zijn veranderingen in gedragsbereidheid. Het gedrag waar het daarbij om gaat omvat overigens ook denken-aan en denkenover: fantasieën, gepreoccupeerdheid, wraakfantasieën en dergelijke zijn dingen die men doet en andere bezigheden in de weg staan. Welke verandering in gedragsbereidheid er optreedt vloeit voort uit het appèl. Het centrale element in het appèl van de jaloerse1 situatie is dat een ander de ellende veroorzaakt. Dat is het soort appèl dat tot woede leidt, de meest voor de hand liggende jaloersheids-reactie omdat woede de rivaal afschrikt en/of uitschakelt of de partner bij zinnen brengen kan. Daar is woede ook voor. Woede intimideert en werkt daarbij preventief. Menige ontrouw blijft ons bespaard doordat onze partners, en wijzelf, tegen het gedoe opzien. Intimidatie is overigens maar één van de functies van woede; wraaknemen is een andere. Wraaknemen heeft als doel om verstoord machtsevenwicht te herstellen, en zo'n verstoring is vaak een deel van het appèl. Woede is niet de enige manier om de partner te raken of tot ander gedrag te brengen. Het kan ook met klagen en verwijten maken; ze zorgen dat de ander zich schuldig voelt. Woede, klagen en verwijten hebben bij jaloezie overigens nog meer functies. Wat pijn doet bij de jaloezie is vooral het genot van de partner; en dat moet dus teniet worden gedaan. Woede en klagen nemen veel van de pret weg, en wraak pepert het je wel in. Andermans genot kan op zijn beurt weer op verschillende manieren teniet worden gedaan. Als men het niet kan bederven, kan men het altijd nog denigreren. Zo'n literatuurprijs stelt eigenlijk niets voor; en je krijgt hem door lobbyen, niet door verdienste; je hebt bovendien van die mensen wie alles aan van die eerbewijzen gelegen is, en je hebt in jury's altijd wel mensen met een even geringe smaak als zij. On prend son bien où on le trouve - waar men het in het appèl vinden kan. Het aardige is weer dat ik zelf alleen de uitkomst van mijn denigratie zie en niet het actief denigreren, en evenmin de kwaliteit van het object die mij toch tot dit denigreren bracht. Wat ik beleef is daardoor een andere emotie dan afgunst: minachting, of ergernis omdat prijstoekenningen zo onrechtvaardig gaan. Maar soms staat onveranderbaarheid van de situatie centraal in het appèl, en niet andermans schuld; en onveranderbaarheid maakt niet kwaad, maar machteloos. Machteloosheid verlamt het gedrag; het is de specifieke aanleiding voor angst. Angst is inderdaad vaak een onderdeel van jaloezie1. Samen met iets smartelijks leidt machteloosheid echter tot het gevoel dat in het voorgaande steeds werd aangeduid met ‘pijn’. Pijn, lichamelijke pijn bijna, is een markant aspect van de erge jaloezie1; wie er onder lijdt duidt het vaak ook met dit woord aan.Ga naar eindnoot11. Pijn is niet alleen maar een soort gevoel: het is onaangenaam gevoel waar niets tegen gedaan kan worden. ‘Pijn’ is de naam voor de ervaring machteloos aan iets ergs te zijn overgeleverd. Doelgericht handelen stopt dan ook. Er kan enkel gesparteld, getrappeld; het enige wat nog overblijft is dat meest oorspronkelijke machteloosheidsgedrag, het snikken, dat tegelijk zowel hulpgeroep als onderwerpingsgedrag is. Zo bij fysieke pijn; zo bij de smart door een verlies. Bij jaloerse smart krijgt de pijn nog een extra accent van het besef van eigen kwetsbaarheid en zwakte: ze kan me raken, en ik kan er niets tegen doen. Het is duidelijk dat de constellatie van jaloezie1 tot allerlei emoties kan leiden: tot woede; tot wanhoop; tot verdriet; tot venijn. Voor de constellatie van afgunst geldt hetzelfde. Ook | |
[pagina 11]
| |
daar kan men giftig tegen de rivaal doen, of over de rivaal. De oppositie en rivalisering kunnen ook in elkaar zakken, en dan rest alleen minderwaardigheidsgevoel: ik ben ook niks als ik hem zo zie. Maar de meest uitgesproken ‘jaloezie’ en ook de meest volkomen afgunst zijn pure pijn. Het zijn geen gevoelens die andere bezigheden begeleiden. Je doet niet zoveel anders meer dan lijden. Dat is ook te zien: je ligt op bed en lijdt. De verklaring van dat lijden is, meen ik, te vinden in het samengaan van de confrontatie met andermans genot, van gekwetst en van machteloos zijn. Deze laatste aspecten en het appèl dat hen uitlokt onderscheiden jaloerse emoties van, bijvoorbeeld, woede omdat iemand mij mijn bezit afhandig maakt. Door het machteloze lijden en het appèl van andermans genot zijn sommige jaloerse emoties iets specifieks. | |
Waarom rivaliteit en afgunst?Emoties ontstaan wanneer een gebeurtenis relevant is voor een belang, en pijnlijke emoties wanneer die om strijdigheid gaat. Met ‘belang’ wordt de innerlijke gesteldheid bedoeld om een bepaald soort stand van zaken na te streven of te verwelkomen wanneer hij zich voordoet. Elke emotie verwijst naar een belang dat de betreffende situatie haar emotionele betekenis geeft. Het verlies van een persoon schokt alleen wanneer en omdat men van hem of haar houdt. De vraag waarom een mens jaloers en afgunstig is, is dus de vraag naar welke belangen door de jaloers of afgunstig makende gebeurtenissen - blijkbaar - op het spel worden gezet. Voor jaloezie2 is de zaak vrij eenvoudig. Als er een schaars goed is dat ik hebben wil is het opletten geblazen dat het niet in andermans handen valt. De zorg dat men niet aan zijn trekken komt kan wel excessief zijn en zich uitstrekken over van allerlei dat niet echt zo erg schaars is: aandacht, of chocolade-hagelslag. Er zijn mensen die altijd met een schuin oog kijken naar hoeveel een ander heeft opgeschept. Maar op zichzelf is jaloezie2 een rationele aansporing tot rationeel handelen, hoe emotioneel het ook is. Er is, vermoed ik, weinig schaarste of vroegere deprivatie nodig om een mens jaloers2 te maken. Angst om tekort te komen is vanuit biologisch gezichtspunt geen onhandig bezit, vooral wanneer de goederen waar het om gaat - voedsel, aanzien seksuele satisfactie - zich onregelmatig voordoen. Alleen raakt men in moeilijkheden wanneer deze angst niet door geneigdheid om te delen in toom wordt gehouden. Ik formuleer het zó omdat ik denk dat hier biologische bepaaldheden achter liggen. Bijna alle biologisch functioneren verloopt aan de hand van tegengesteld werkende functies waarvan het evenwicht verschuift, en zo lijkt het ook hier te zijn. Enerzijds, mag men aannemen, bestaat er een aangeboren gevoeligheid om situaties te onderkennen waarin èn anderen èn een schaars goed aanwezig zijn, en om daar dan met heb-heb-gedrag op te reageren. Ik herinner me een onderzoek over kippen die, nadat ze tot hun gerief van de maïs hadden gegeten, opnieuw begonnen te eten als er een andere kip bij werd gezet. Aan de andere kant is er veel geschreven over aangeboren altruïsme bij sommige diersoorten, en waarom niet bij de mens; dat altruïsme slaat met name op zaken zoals het delen van voedsel. Er bestaat blijkbaar een niet-aangeleerde gevoeligheid om in situaties met een ander en een begeerd goed te reageren met de ander voor te laten gaan. Er zijn dieren, leeuwemoeders geloof ik, die wachten tot hun welp bij het aas vandaan is voordat ze zelf gaan eten, als dat niet al te gek lang duurt tenminste. Die dingen moeten elkaar in evenwicht houden. Het zou best kunnen zijn dat vroege deprivatie of rivaliteit niet de rivalisering versterkt, maar het altruïsme heeft afgeleerd omdat het geen zoden aan de dijk bleek te zetten. Voor afgunst ligt het moeilijker; en dan bedoel ik met afgunst dat men een ander niet gunt wat niet echt een schaars goed is, er is genoeg voor ons tweeën. Dat gebeurt vooral met materieel bezit, en met eer en aanzien; minder met macht, die zich vaak slecht laat delen; | |
[pagina 12]
| |
minder ook met aandacht waar misschien wel onbepaald veel van is, maar dat zeker niet lijkt voor wie er naar hunkert. Het kan natuurlijk zijn dat afgunst altijd komt door de fantasie dat er een schaars goed in het geding is, maar ik geloof het niet. Er is afgunst die niet stoelt op de vrees voor een tekort, maar op het verlangen naar meer. Er is ook afgunst die niet stoelt op vrees voor een tekort bij mij, maar op vrees voor een overschot bij hem. ‘Misgunst’ noemen Brinkgreve & KorzecGa naar eindnoot2. dat. Ik misgun de ander niet iets wat ik mis, maar wat bijdraagt tot zijn meerdere eer en glorie. Het zijn met name deze emoties die de aansporing voor het bederven van andermans genoegen vormen. In afgunst en misgunst staat de vergelijking met de ander centraal. De achtergrond daarvoor is, lijkt mij, het zelfbesef, het gevoel van eigenwaarde, de vergelijking met anderen over wie er véél en wie er méér is. Dat is niet helemaal iets specifieks menselijks. Chimpansees kunnen er ook wat van; bij De Waal kunt u het allemaal vinden.Ga naar eindnoot4. Maar in elk geval: waar het om gaat zijn dat zelfbesef en die eigenwaarde, en het sociale aanzien dat daarbij hoort.Ga naar eindnoot12. Eigenwaarde is iets wat volledig aan de erkenning door anderen is ontleend - niet omdat het op andermans erkenning steunt, maar omdat het alleen bestaat bij gratie van het feit dat zo'n erkenning mogelijk is; het Zelf zelf is een sociaal produkt.Ga naar eindnoot13. Eigenwaarde is het kort bestek van de erkenning waarop men aanspraak maakt. Eigenwaarde is in wezen relatief. Ze wordt bepaald op de manier waarop men de hardheid van stenen bepaalt: wie de ander krast is harder. En waarom, op zijn beurt, dat gewicht van eigenwaarde en aanzien? De basis lijkt te liggen in de belangen van liefde en macht. Waarde geeft aanspraak op liefde; en waarde weerspiegelt macht. Hoe meer men waard is, hoe meer men wordt gewaardeerd en bemind. Waarde weerspiegelt ook macht. Gevoel van eigenwaarde is zo belangrijk omdat het subjectief iemands plaats in de machtshiërarchie aangeeft. Ze weerspiegelt misschien niet de plaats in de reële machtsverhoudingen, maar die plaats zou wel zo moeten zijn. Eigenwaarde is ook in hoge mate een gevolg van iemands plaats in de reële machtsverhoudingen, en ze is daar in hoge mate van invloed op. Het doorlopend schatten van de eigenwaarde is vooral een doorlopend schatten van hoe die plaats nu is. Als een ander in waarde stijgt dalen mijn plaats en mijn eigenwaarde, en daar moet iets aan gedaan. Soms kan men er niets aan doen; dan resten nederigheid en minderwaardigheidsgevoel, of zich onttrekken aan de race. Soms wordt de strijd onderhouden en geeft machtsverschil het motief om iets aan dat verschil te doen. De vorm van dat motief is de afgunst. | |
Waarom jaloezie?Voor jaloezie1 lijkt het allemaal nogal ingewikkeld. Als men het mensen vraagt, blijken er een aantal verschillende motieven te zijn: vrees voor liefdesverlies, wens tot behoud van bezit en tot behoud van een exclusieve relatie, aantasting van gevoel van eigenwaarde en van sociaal aanzien zijn de voornaamste.Ga naar eindnoot14. De vrees voor liefdesverlies ligt als achtergrond voor de hand; ze wordt ook in alle onderzoek genoemd. Men zou de jaloezie die er uit voortkomt soms als een variant van jaloezie2 kunnen beschouwen. Iemands liefde is per slot een schaars goed, en aandacht van de partner voor een ander, of van een ander voor haar of hem, zet dat schaarse goed op het spel. Maar bij de vrees voor liefdesverlies gaat het vooral om vrees voor verlies van iets wat men al heeft. Die vrees geldt trouwens niet alleen de liefde, maar van allerlei meer dat door het verschijnen van een rivaal op het spel staat: het seksuele contact, het emotionele contact, gewoon het niet alleen zijn, de materiële bestaanszekerheid, de maatschappelijke context waar men samen deel aan heeft - alle satisfacties die uit een verhouding kunnen voortvloeien, en veel ervan ook uit andere typen relatie. Er zijn ook specifieke gevaren, zoals het buitengesloten worden uit een intimiteit, uit het | |
[pagina 13]
| |
contact dat anderen hebben. Al die laatstgenoemde zaken vormen een voldoende grond voor emoties van jaloezie. Vrees voor liefdesverlies zelf is echter van een andere orde, want ze betreft iemand aan wie er een hechting bestaat. Verlies van een ‘hechtingspersoon’ - een ouder, partner, intieme vriend - heeft ook buiten de rivaliteitsconstellatie alle onverdraaglijke pijnlijkheid die in eerdere paragrafen voor de paradigmatische jaloezie werd beschreven.Ga naar eindnoot15. Verlaten worden door ouder, vriend of vriendin is vernietigend, gooit vaak in de diepste depressie, of er nu wel of niet een derde in het spel is. De smartelijkheid heeft dezelfde achtergrond van ervaren machteloosheid en onveranderbaarheid. De opgewekte woede is identiek, en een verlatende partner loopt evenveel lijfsgevaar als een die ontrouw is. Dat komt omdat het er niet alleen om gaat dat een hechtingspersoon verdwijnt; soms gaat het daar helemaal niet om. Het gaat erom dat de hechtingspersoon geen hechtingspersoon meer is - niet de voortdurende nabijheid en onvoorwaardelijke beschikbaarheid meer ontplooit waar menige liefdesband op uit is, of zij dat nu erkent of niet. Hoe sterker de hechting in deze zin, de ‘afhankelijkheid’, des te sterker ook de jaloezie als daar reden voor isGa naar eindnoot16. - of als die er niet is. De wens tot behoud van bezit vormt een tweede en afzonderlijk motief. Men heeft een claim op de ander, en een exclusieve claim. Vrees voor verlies van exclusiviteit in de relatie is ook een van de voornaamste motieven die men in onderzoek tegenkomt.Ga naar eindnoot17. De claim kan zich beperken tot de seksuele gunsten, en ze kan zich uitstrekken tot alle vormen van andermans emotionele toewijding, intimiteit of aandacht. Men heeft in de afgelopen jaren veel werk van het bezitsmotief en de claim op de ander gemaakt als reden voor jaloezie.Ga naar eindnoot18. Dat heeft wel zijn goede gronden gehad. Bezitterigheid hangt samen met de heftigheid van jaloezie.Ga naar eindnoot19. Men zou kunnen denken - men heeft dat uitdrukkelijk ook gedaan - dat sociale normen en culturele conventies een voldoende verklaring vormen voor jaloezie, of speciaal voor het bezitsmotief. Ik geloof dat dit niet zo is. Er zijn redenen om aan te nemen dat de cultuur niet veel anders doet dan sanctioneren en versterken, of verzwakken en in toom houden, wat het menselijk gevoelsleven uit zichzelf aandraagt. Bijna elke cultuur doet aan jaloezie; de paar culturen waarin dat niet zo is illustreren eerder de algemeen-menselijke neiging om te onderdrukken wat de natuur heeft meegegeven dan iets anders. De niet-seksuele jaloezie1 toont ook dat er claims op liefde en aandacht bestaan waarvoor de cultuur geen normen geeft. Ook waar de gegeven normen expliciet worden afgewezen, in ‘open huwelijken’, bestaat heftige jaloezie en is aantasting van de exclusiviteit van de relatie een van de voornaamste redenen die men daarom opgeeft.Ga naar eindnoot20. De cultuur die wetten of normen over seksuele trouw heeft gesteld, heeft daar overigens iets erg handigs mee gedaan. Ze ontslaat het individu van de pijnlijke emotie van jaloezie en geeft het de kans op de minder pijnlijke emoties van verontwaardiging of verachting: niet ik ben gekwetst, maar het gezonde volksbevinden - zonder dat de emotionele grondstructuur daarmee is veranderd of bedacht. Ook aantasting van eigenwaarde wordt vaak als motief genoemd, en ook ten aanzien daarvan is er vaak de nadruk op gelegd dat sociale normen dat - wat mannen betreft althans - ondersteunen. Een gehoornde is lachwekkend, een echte man houdt zijn vrouw onder de duim. Verlies aan sociaal aanzien doet zich echter ook op manieren gelden die minder van normen afhankelijk zijn. Wie in de steek wordt gelaten heeft kennelijk niet voldaan, voor ieders oog; en hij of zij is kennelijk de mindere van een ander. De gemeenschap maakt het er dan alleen maar niet eenvoudiger op. | |
Jaloezie, macht en liefdeDe genoemde motieven liefdesverlies, verlies aan zekerheid, bezit en sociaal aanzien zijn alle plausibel als gronden voor jaloezie. Ze ko- | |
[pagina 14]
| |
men ook uit alle enquête-onderzoek naar voren. En toch zit er iets niet goed mee. Ze zijn - met uitzondering van liefdesverlies - op zichzelf niet belangrijk genoeg voor de paniek, wanhoop en grote pijnlijkheid van sommige jaloezie. Ze zijn, zo te zien, niet belangrijk genoeg voor moord en zelfmoord. Wat is er zo belangrijk aan sociaal aanzien? Wat is er zo belangrijk aan bezit? Wat er vooral niet goed mee zit is dat het aantal redenen om het erg te vinden dat de partner gunsten of aandacht aan een derde schenkt zo groot is, en dat die redenen zich zo wisselvallig gedragen. Er is niet lang geleden een onderzoek naar jaloezie en afgunst gedaan in zeven verschillende landen, waaronder ons land, Rusland en Mexico.Ga naar eindnoot21. Jaloezie en afgunst bleken overal belangrijke thema's, bedreiging van de exclusieve relatie, misgunnen en kwetsing van eigenwaarde bleken in alle zeven landen belangrijke redenen te zijn, maar het gewicht van deze en andere redenen verschilde sterk van land tot land, en wat vooral verschilde was welke soort gebeurtenis om welke reden van belang werd geacht. De cultuur, zo mag men concluderen, draagt de smoes aan waarom iets wat pijnlijk is pijnlijk gevonden wordt; of, preciezer wellicht, de specifieke signalen dat iets van belang in het geding is verschillen van cultuur tot cultuur. Het is waarschijnlijk dat achter al de aangevoerde redenen en signalen dezelfde eigenlijke redenen liggen. Dat zijn er dan twee: vrees voor liefdesverlies en vrees voor verlies aan macht. Over de vrees voor liefdesverlies hoeft niet direct veel meer gezegd. Liefdesverlies is een elementaire bron voor sterke emoties. Op vrees voor verlies aan macht moet worden ingegaan. Het streven naar macht en machtshandhaving loopt als een rode draad door de verschillende jaloeziemotieven heen. Macht bestaat uit het beheersen van het gedrag van anderen en van de toegang tot bronnen van bevrediging. Macht heeft daarmee instrumentele waarde: bezit van een ander impliceert de macht over diens seksuele en andere gunsten. Het is ook instrumenteel voor verder machtsvertoon; een machtig vorst heeft meer vrouwen in zijn harem dan een minder machtig vorst. Maar macht is tevens een doel in zichzelf, een oorspronkelijke drijfveer. Er is daarover een omvangrijke literatuur - niet alleen Schopenhauer, Nietzsche en Adler, maar ook van de zijde van nuchterder sociaal-psychologen als Mulder.Ga naar eindnoot22. Mensen streven naar vergroting van macht, om geen andere reden dan de machtsvergroting zelf. En alweer geven de bevindingen bij de chimpansees steun. De seksuele jaloezie van de dominerende man komt daar duidelijk rechtstreeks uit de machtspositie voort, en de claim op toegang tot de vrouwen is alleen maar een uitvloeisel; niet omgekeerd. Streven naar macht sluit duidelijk aan bij die andere motieven voor jaloezie: aantasting van bezit en van gevoel van eigenwaarde. Het zijn manifestaties van het machtsstreven. Alles wat er naar aanleiding van afgunst over gezegd is geldt ook hier, en nog sterker. Verlies aan sociaal aanzien betreft vooral het gebleken onvermogen om zijn macht over de partner te doen gelden. Jaloers-makend gedrag van de partner (of het vermoeden daarvan) is dus, behalve om het gevaar van liefdesverlies, vooral zo erg vanwege het feit dat ik mijn greep op de ander dreig te verliezen, het feit dat hij of zij zich aan mijn macht onttrekt. Dit verheldert veel. Jaloezie wordt niet ongedaan gemaakt met de verzekering dat hij of zij nog evenveel van mij houdt, of nog evenzeer seksueel ter beschikking staat als voorheen: hij of zij doet dat op eigen initiatief en niet op het mijne. Wat wel helpt, soms, is dat ik er alles van weet en mijn toestemming geef. Ik vind alles best, als ik maar precies weet hoe het was en wat zij hebben gedaan, en hoe. Dit is een andere, en waarschijnlijk juistere, verklaring van het uitvraaggedrag. Men verschaft zich een deel van de controle en spiegelt zich voor dat de intimiteit met de derde van de eigen instemming afhankelijk is; de opzet is dezelfde als bij alle andere situaties waar men zich door zich zeker- | |
[pagina 15]
| |
heden te verschaffen de illusie van controle geeft. In dezelfde lijn ligt het feit dat men doorgaans niet jaloers is op de wettige echtgenote of echtgenoot van een minnaar of minnares. Zij of hij onttrekt zich niet, integendeel, men heeft samen macht over die persoon. De rol van de macht verklaart met name dat curieuze kernpunt van de meest pijnlijke jaloezie: andermans genot. In dat genot onttrekt zij zich echt aan mij, aan dat genot kan ik niet raken, ik sta erbuiten, ze heeft dat helemaal zelf. Wellicht dat de behoefte om alles te weten ook langs deze weg wordt gevoed: hoe meer ik mij vereenzelvig met haar genot, hoe meer vinger ik in de pap heb. Ik ben tegenover dat genot verder machteloos, ik kan het feit dat het er was niet ongedaan maken, het blijft bestaan in haar herinnering, ook als de ontrouw ophoudt. Het wordt allemaal nog erger wanneer het genot van zo'n aard is dat ik er nooit deel aan hebben kan: mijn fantasie maakt het sterker, machtiger dan waartoe ik in staat ben, of het bestaat uit vrouwelijk genot terwijl ik een man ben, of omgekeerd.Ga naar eindnoot23. Haar beeld van haar genot kan alleen uitgewist wanneer zij vernietigd is; vandaar die soms virulente agressie jegens degene van wie men houdt. En de enige andere mogelijkheid is míjn beeld van haar genot uit te wissen, in dronkenschap of zelfmoord. Dit alles geldt evident ook voor die jaloezie1 die niet op seksuele activiteit betrekking heeft, maar op andere contacten en interesses. Het zijn allemaal belevingen die niet van mij zijn en waarin ze niet van mij is. Jaloezie, de scherpe jaloezie, is de angst en pijn die voortkomt uit aantasting van de macht over iemand die mij nastaat. Het emotioneel belang is groot, vooral ook door de nauwe band tussen macht en controle over de directe omgeving. Macht is op zichzelf gewenst, maar zij geeft bovendien greep; verlies aan macht betekent controleverlies, en hier dus controleverlies over een essentieel levensdomein, de partner. Zó geformuleerd begint het onderscheid tussen de twee grote motieven voor de jaloezie, liefde en macht, te vervagen. De ander onttrekt zich in het genot zowel aan mijn macht als aan mij. Het liefdesverlies waar het bij de jaloezie om gaat is vaak verlies van een symbiotische band, van een eenheid die op het opheffen van afzonderlijk ik en jij uit is. Dat lijkt vooral bij de meer extreme vormen van jaloezie en geneigdheid tot jaloezie het geval te zijn. Ik denk dat het inderdaad zó zit. Vrees voor liefdesverlies en vrees voor aantasting van macht zijn twee zelfstandige bronnen van jaloezie, die in de erge jaloezie in elkaar overgaan. | |
Slotconclusie‘Jaloezie’ en ‘afgunst’ zijn geen namen voor specifieke emoties. Het zijn de namen voor de emoties die naar aanleiding van drie (of meer) constellaties ontstaan: een ander dreigt te beschikken, of mede te beschikken, over iemand waar ik een claim op heb (jaloezie1); er is een ander die met mij rivaliseert om een schaars goed (jaloezie2); een ander verheugt zich in het bezit van iets wat ik begeer maar niet heb (afgunst). Uit die drie constellaties kunnen allerlei emoties ontstaan. In het meest karakteristieke geval is de structuur van jaloezie1 deze: er gebeurt iets dat maakt dat ik denk dat een ander mijn macht over of symbiose met een persoon op wie ik een claim heb in gevaar brengt. Dat gebeurt in zo'n context dat ik het niet kan beïnvloeden of ongedaan maken, onder andere doordat mijn verlies uit het genot van de partner bestaat. Dat leidt tot de ervaring machteloos te lijden en tot pogingen om de macht te herwinnen, de ander te kwetsen, de liefde te behouden of de situatie te doen eindigen. De paradigmatische afgunst heeft de structuur dat ik weet of vrees dat een ander geniet van iets wat ik begeer maar waarover ik niet beschik, en wat ik als strijdig ervaar met mijn behoeften aan machtsgelijkheid of -overwicht en waardering. Dat leidt vooral tot het streven andermans genot te bederven of te denigreren, of de machtsongelijkheid te herstellen door hem te denigreren als persoon. De paradigmatische emotie jaloezie2 heeft | |
[pagina 16]
| |
de structuur: er is concurrentie bij het verwerven van een schaars goed, en er is gevaar dat ik door toedoen van de concurrentie tekort kom. Dat leidt tot zorgelijke aandacht voor zijn verwervingsactiviteit en vechten om de verwerving van het goed. Wat als claim geldt, wat geldt als zaken waaraan men macht ontleent, en wat geldt als een schaars goed, verschilt van mens tot mens en van cultuur tot cultuur. Wat geldt als signaal voor gevaar voor machtsverlies of liefdesverlies is ook niet overal hetzelfde. Onder welke omstandigheden het streven om iets aan de diverse bedreigingen te doen in daden kan worden omgezet is, weer, van de normen van de gemeenschap afhankelijk. Maar men mag zeggen dat de emoties in alle drie de constellaties elk op een specifieke bereidheid in de menselijke natuur teruggaan. Jaloezie1 stoelt op de aangeboren gevoeligheid voor aantasting van macht over een individu op wie men een claim heeft, en op de aangeboren neiging om een individu te claimen, als hechtingspersoon. Jaloezie2 stoelt op de aangeboren neiging om om het verkrijgen van schaarse goederen te rivaliseren. Afgunst stoelt op de aangeboren neiging om machtsongelijkheid te verminderen wanneer daar enige ruimte voor lijkt te bestaan. |
|