Monika van Paemel
Een klomp met een zeiltje
De Nederlandse ambassadeur in België verschijnt op de televisie. Clichés worden uitgewisseld. Of Nederlanders echt geloven dat Belgen dom zijn? Welnee, de ambassadeur kent zelfs een Belg die een winstgevend zaakje heeft opgezet met het verkopen van Nederlanders. Hoezo? Nou, hij koopt ze voor wat ze waard zijn, en verkoopt ze voor wat ze denken dat ze waard zijn. Terwijl de ambassadeur olijk in de camera blikt, merkt in de huiskamer een Belgische kijker op: ‘Als die Hollander denkt dat we daar intrappen...’
Buren verkeren niet met elkaar, maar met elkanders vooroordelen. Ik ben ouderwets opgevoed, als de oogkleppen te klein dreigden te worden werden ze vervangen door grotere, maar ik was nieuwsgierig en achterdochtig, en wilde alles zelf uitzoeken. Het zou met mij slecht aflopen. Dat klopt: ik ben schrijver geworden en mijn boeken worden in Nederland uitgegeven.
Nederlanders werden verondersteld zuinig zoniet schraperig te zijn, gewiekst dus zakelijk onbetrouwbaar, ze zagen eruit als doorgeschoten waterplanten en hun eten leek nergens op. Bovenal waren ze protestants, ze geloofden in het woord en lazen boeken. Hun zal veel vergeven worden, dacht ik.
Dat was het begin van een dubbelzinnige situatie die ik ruiterlijk wil toegeven voor ik me in het diepe stort. De uitgever koopt mijn werk voor wat het hem waard is, en verkoopt het voor veel minder dan het waard is, en door die leesafwijking van de Nederlanders worden we daar allebei beter van. Tenminste, dat is de bedoeling.
Kritiek is ondankbaar en lof onbetrouwbaar, maar laat het door de laatste der Belgen geschreven zijn: Goed dat het er is, Nederland!
Een land leer je kennen door zijn inwoners, en daarvoor moet je in dit geval naar het moederland, want eenmaal buitengaats worden Nederlanders, Hollanders. Hoe dat in zijn werk gaat weet ik niet, maar het is een verschijnsel dat je wereldwijd kunt waarnemen. Ook als de Hollander klein van stuk is heeft hij de neiging op de inboorlingen neer te kijken, hij geeft ongevraagd zijn mening, wil zich overal mee bemoeien, vindt alles gek en raar, staat erop de prijs van kip en doperwten in guldens om te rekenen, en wil met een ‘dagje Antwerpen’ zijn Frans ophalen! De Hollander is een verwilderde variant van de beschaafde Nederlander. Gelukkig heb je er in Nederland weinig last van, omdat hij - uiteraard - met horden tegelijk naar het buitenland afreist.
Lang voor de grote trek naar het zuiden jaarlijkse gewoonte werd begaf mijn grootmoeder zich tegen de stroom in naar het noorden. Naar Domburg, waar de glorie van het strandhotel familiaal bleef, het fatsoen met flinke lappen textiel werd bedekt, en toen nog overwegend Nederlands, en nauwelijks Duits werd gesproken. In tegenstelling met de wufte Belgische kust, waar koningen en demi-mondaines bij voorkeur in het Frans vreemdgingen.
In 1914 was mijn grootmoeder voor de aanstormende ulanen (die de gewoonte hadden vrouwenborsten af te snijden), naar Nederland gevlucht, en had daar geleerd het nuttige aan het aangename te paren. Het enige dat haar