[Nummer 1]
[Redactioneel]
Met dit nummer begint
De Gids aan zijn honderdvijftigste jaargang. Als enig algemeen cultureel tijdschrift in Nederland heeft
De Gids geen behoefte aan een redactioneel manifest om zijn bestaansrecht te rechtvaardigen.
De Gids heeft nooit woordvoerder van een bepaalde stroming of coterie willen zijn. Oud-redacteur E.J. Dijksterhuis hield dertig jaar geleden een causerie over ‘
De Gids en de Traditie’ en begon als volgt: ‘Voor de 119e maal begeleidt, weerspiegelt en beïnvloedt een jaargang van
De Gids het culturele leven van het Nederlandse volk.’ Dat is ideaal en feit tegelijk, al mag het geen pretentie zijn.
Ook de volgende woorden van Dijksterhuis gelden nog: ‘De Gids is er niet alleen nog steeds, maar heeft bij alle veranderingen die hij ook heeft ondergaan, met zijn oorspronkelijke verschijningsvorm nog zoveel gemeen, dat het waarlijk niet alleen de naam is die hem met Potgieters schepping verbindt.’ De Gids staat voor vrijzinnigheid en voor de ideeën van de Verlichting, zoals die in 1836 goed Hollands voorzichtig werden geformuleerd in het prospectus voor het nieuwe tijdschrift: ‘De Gids wil noch in het staatkundige, noch in het godsdienstige, noch in het letterkundige als partijganger optreden; hij begrijpt geene vrijheid zonder eerbied voor ieders verdedigbare meening, geen streven naar waarheid wanneer hij aan een banier, van de zijne verschillende, den weg naar haren tempel zoude willen versperren.’
De kern blijft onaangetast. De Gids staat ook nu open voor iedere mening, mits verdedigbaar, mits geschaard onder het waarheidsbanier en mits goed van ‘taal, stijl en compositie’ (alweer woorden van Dijksterhuis). In die zin is dus iedere Gids-bijdrage literair.
Toen De Gids werd opgericht, was een algemeen cultureel tijdschrift vanzelfsprekend. Het culturele leven was minder verbrokkeld, de specialisatie in wetenschap en kunsten was minder ver voortgeschreden dan nu. De eenheid van wetenschappen was de vanzelfsprekende grondslag van het toen moderne idee van de universiteit. Die universitas is nog steeds het ideaal van De Gids. Daarom ook heeft sinds 1893 een beoefenaar van de natuurwetenschappen deel van de redactie uitgemaakt. Voor De Gids zijn er niet twee- of drie-culturen, er is er maar één.
Maar dat is makkelijker als uitgangspunt genomen dan uit te voeren en er een groot publiek voor te winnen. De Gids-traditie gaat tegen de huidige tijdgeest in. Wat in 1837 vanzelfsprekend scheen, lijkt nu door de opmars van het utilitaire denken, de verwijdering tussen kunst en populair vermaak en de woekering van wetenschappelijke specialismen achterhaald. Dat is het niet. In een land als Nederland is een hoog cultureel niveau en een breed synthetisch vermogen even hard nodig als informatica, biotechnologie en al die andere nieuwe wetenschappelijke en technische specialisaties.
Kunsten en wetenschappen kunnen niet buiten elkaar. Daarom wil De Gids zich niet specialiseren, niet een literair tijdschrift in enge zin zijn. De Gids zal ernaar streven een tijdschrift te zijn dat de lezer kan oriënteren op de meest uiteenlopende terreinen van kunsten en wetenschappen. De Gids blijft openstaan voor discussies over politiek, geschiedenis en samenleving, en evenzeer voor de schone letteren in binnen- en buitenland. (GvBvdB)