om voor de roman het privilege te claimen dat de poëzie traditioneel had: de toegang tot het individueel bewustzijn en de zeer moeilijke taal die uit zo'n persoonlijke plaats voortkomt. Modernistische romans hebben niet altijd het grote en onmiddellijke publiek gehad zoals Dickens dat kende of Hugo of Hemingway, die altijd bestsellers schreef en een beroemdheid is geweest. Faulkners romans waren bijna niet meer in druk verkrijgbaar toen Malcolm Cowley Faulkner in 1946 weer onder de aandacht bracht met The Portable Faulkner. En hoewel hij tegen het eind van zijn leven enige roem genoot, is Faulkner, net als Stendhal, eigenlijk een auteur van postume bestsellers. Hij was ook, zoals Richard Ellmann over Joyce zegt, ‘een tijdgenoot die we nog moeten inhalen’, een vertolker van onze ervaringen, die we nog steeds niet volledig verstaan. Het is daarom een passend en belangrijk deel van Faulkners ‘wereld-historisch’ lot dat enkele van zijn meest uitgesproken lezers de grote Latijns-Amerikaanse romanschrijvers zijn - Gabriel García Márquez, Mario Vargas Llosa, Carlos Fuentes -, die iets herkenden in Faulkners provincialisme en verslagenheid, en in de moed en de ambitie die daaruit voortkwamen. Het kan ook zijn dat zij in hun verlangen een eigen Grote Amerikaanse Roman te verwezenlijken, in Faulkners barokke, retorische overdaad de inspiratie vonden voor hun eigen magisch realisme, lo real maravilloso.
Absalom, Absalom! behoort tot de Europese traditie van de roman omdat het meer dan andere Amerikaanse romans, behalve, al weer, die van Faulkner zelf, een verhaal over de familie is. Jane Austen schreef in 1811 de beroemde openingszin van Pride and Prejudice: ‘It is a truth universally acknowledged that a single man in possession of a good fortune, must be in want of a wife.’ Austen zegt dit met een grote dosis ironie, maar het slaat precies op Faulkners personage Thomas Sutpen, op twee heel verschillende momenten in zijn leven. In 1877 begon Tolstoj Anna Karenina met: ‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, maar een ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen manier’ - daarom is het koren op de molen van de romancier. Ook Tolstojs formule is perfect van toepassing op de familie Sutpen.
Absalom, Absalom! beschrijft de Sutpens over vijf generaties, van Thomas Sutpens arme zwerversbestaan als jongen in de bergachtige, midden-Amerikaanse kustvlakte, via zijn carrière als avonturier in het Caribisch gebied, tot zijn aankomst in Mississippi in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hier vestigt hij een plantage, genaamd Sutpen's Hundred, op Indiaans land, huwt de dochter van een vooraanstaande koopman, en begint aan een dynastie met het verwekken van een dochter, Judith, en een zoon, Henry. Dan, op het hoogtepunt van zijn plaatselijke macht, als hij alles heeft gerealiseerd waarover hij had gedroomd, overkomen hem twee vreselijke dingen. De Amerikaanse Burgeroorlog breekt uit en zijn eerste zoon, Charles Bon, duikt op. Sutpen had de moeder van Bon samen met Bon verstoten toen hij ontdekte dat zij van gemengd bloed was. Nu wordt Judith Sutpen verliefd op Bon, en deze volhardt in zijn opzet om met haar, zijn halfzuster, te trouwen omdat hij meent dat dit de enige manier is om zijn vader te dwingen hem te erkennen. Omdat Sutpen dit beslist weigert, moet Henry Sutpen, gedwongen door eer en wanhoop, Charles wel doden om de vermenging van het bloed te voorkomen. Henry vlucht daarna uit het Zuiden, en sterft tenslotte in een brand die zijn zwarte halfzuster Clytie heeft aangestoken om hem voor arrestatie te behoeden. De enig overblijvende nakomeling van Sutpens ‘dynastie’ is Bons kleinzoon, die heel donker van huid en achterlijk is.
Als de vaderfiguur die de ‘natuurlijke vijand’ van zijn kinderen is, past Sutpen bij figuren als Lear en Karamazov. Als de obsessiefkapitalistische parvenu, hoort hij bij les pères Goriot en Grandet. Maar in zijn andere rol, van ‘onterfde zoon’, is Sutpen, evenals Julien Sorel en Raskolnikov, het type personage dat door Stendhal voor het eerst ‘de jongeman uit de