Kroniek & kritiek
Poëtisch leven
Wiel Kusters
Van hand tot palm
Een debuterende dichter als B. Zwaal geeft de lezer wel erg weinig zicht op zijn nog onbekende wereld, wanneer hij de eerste helft van zijn bundel ‘vult’ met louter korte tot zeer korte gedichten. Fiere miniature, zoals die bundel heet, met een opvallend afwezige n aan het eind, opent met deze woorden:
Ook nadat ik fiere miniature heb uitgelezen kan ik hier weinig mee beginnen. Het tekstje, dat helder en scherp van beknoptheid had willen zijn, is wazig van onbepaaldheid.
Met het tweede gedicht heb ik wat minder problemen. De geringheid en lichtheid van de ‘miniature’ wordt erin tot thema gemaakt. Men kan een voorwerp wegen in zijn hand. Maar wie alleen zijn hand uitsteekt, met niets erin, weegt niets: de hand kan zichzelf niet wegen, net zo min als een weegschaal zijn eigen gewicht kan meten. De hand die niet door zichzelf gewogen kan worden lijkt daardoor haast afwezig, niet bestaande: ‘onbeschrijflijk teer/en licht’. Voelt zo een dode zijn eigen hand, ‘licht als lijk’? Het gedicht leidt op vreemde wegen.
Hoe dan ook, van wegmaken, verkleinen of verminderen geeft ook het volgende gedichtje een beeld. Er komt een hand aangekropen, op zijn vingers (als een spin, ben ik geneigd te denken). Vervolgens ontdoet die hand zichzelf van haar vingers, zodat de palm overblijft. Er lijkt sprake van een schaduwspel: de vingers verdwijnen niet echt, ze worden weggebogen.
veegt de hand de palm schoon
van de schaduw van de vingers en
Soms doen Zwaals gedichtjes even aan de late Van Ostaijen denken, een enkele keer ook heel even aan de Gorter van Verzen.
stil langs de bomen staat stil de wil
de weg is roerloos in het zand gevat
Een kleine meditatie is dit, gericht op stilstand van de steeds maar voortstrevende en op een doel gerichte wil. Waar een wil is, is een weg: het gedicht demonstreert het door beide woorden achter elkaar op te roepen. Maar die weg, die beweging mogelijk maakt en voortgang, wordt hier als een stilliggend iets gezien, ‘roerloos in het zand gevat’, hij beweegt niet maar is. ‘Ik’ neemt een voorbeeld aan die weg en blijft ook zelf bewegingloos. ‘ik ben en de weg is’: het