trekken vertoont, dat het soms de sporen laat zien van de grote gejaagdheid waarmee het geschreven is, dat de gedrevenheid van zijn schepper ook wel tot esthetische slordigheid heeft geleid en hem de kunstzinnige voltooiing van de literaire vormen deed versmaden.
De derde reden is mijns inziens wezenlijker dan de twee eerstgenoemde. In heel zijn werk, van het lyrisch begin tot en met de roman Stern der Ungeborenen (1946) heeft Werfel zich altijd gepresenteerd als een religieus geïnspireerd dichter en denker. Hij zag zichzelf als een door het jodendom en het christendom bezield analyticus van zijn tijd, een tijd, waar hij diametraal tegenover stond. Deze religieuze bevlogendheid heeft de doorwerking van Werfels geschriften aan bepaalde grenzen gebonden. Wie buiten deze denksfeer staat, zal dit werk als steen des aanstoots beschouwen, wie wél ontvankelijk is voor de hierin zo hartstochtelijk beleden religieuze waarden, zal in toenemende mate onder de indruk komen van deze consequente houding en de daarmee onlosmakelijk verbonden humaniteit.
De Franz Werfel die door de literatuurgeschiedenis wordt erkend, is vooral de vertegenwoordiger van het Duitse expressionisme, de auteur van dichtbundels als Der Weltfreund (1911) en Wir Sind (1913), waarvan de eerste buitengewoon succesvol was. Naast deze eigen lyrische produktie garanderen nog andere factoren hem een blijvende plaats in de literatuurgeschiedenis. Als redacteur van het Kurt Wolff-Verlag in Leipzig onderhield hij intensieve contacten met schrijvende tijdgenoten, bij voorbeeld Georg Trakl. Ook vanuit zijn Praagse jeugd had Werfel contacten met Franz Kafka, Willy Haas, Ernst Polak, Otto Pick, Max Brod, Egon Erwin Kisch en vele anderen. Wie kende Werfel eigenlijk niet? In de biografie van welhaast iedere schrijver uit deze tijd duikt zijn naam op, vaak in controversiële zin. Ook Kafka, voor wie Werfel tot aan zijn laatste levensfase in het sanatorium in Kierling een zorgzame vriend is gebleven, aarzelde tussen bewondering en verachting.
Werfel heeft door zijn natuur en zijn levenswandel tot anekdotevorming aanleiding gegeven. Omdat hij zijn standpunten op hartstochtelijke wijze verdedigde, is hij ook met grote hartstocht bestreden. Bij voorbeeld door Karl Kraus, die zijn polemische aanvallen op de ‘Kindheitsvirtuosen’ Werfel tientallen jaren lang volhield.
Een andere reden voor een zekere biografisch-anekdotische interesse voor Werfel ligt in zijn relatie en latere huwelijk met de legendarische en alom bejubelde Alma Mahler, de weduwe van de componist. In haar ijdele autobiografie Mein Leben (1960) staat Franz Werfel in het middelpunt. De relatie met hem stelt alle andere liefdeservaringen in de schaduw. Daarbij verzwijgt Alma Werfel niet, tot welke emotionele uitbarstingen haar Franz in staat was. Stampvoetend van woede en daarnaast de tederheid zelve, zo beweegt zich Werfel door Alma's dagboekachtige herinneringen.
Het epische en dramatische werk van Franz Werfel heeft binnen de literaire geschiedschrijving veel minder waardering gekregen dan zijn lyrische werk. Hoewel zijn grote romans, zoals het anti-Wagner werk Verdi, Roman der Oper (1924), maar ook Der Abituriententag (1928), Barbara oder die Frömmigkeit (1929), Die Geschwister von Neapel (1931), Die vierzig Tage des Musa Dagh (1933), Der veruntreute Himmel (1939) en Das Lied von Bernadette (1941) over de hele wereld nog veel gelezen worden, zal de literatuurgeschiedenis hier van tweede garnituur spreken. De wat kitscherige verfilmingen zijn hier vermoedelijk mede debet aan. Het is geen toeval, dat twee van zijn grote romans, te weten Die vierzig Tage des Musa Dagh en Der veruntreute Himmel in de Frankfurter Allgemeine Zeitung (31 juli 1980, respectievelijk 2 april 1982) besproken werden in de rubriek ‘Romane von Gestern - Heute gelesen’. Al blijft Werfel kritiek daarin niet bespaard, toch zijn het ook pogingen om hem als