door in zijn gemechaniseerde wereld een ‘wilde’ op te voeren die uit een reservaat, waar nog normale mensen wonen, wordt gehaald. Die ‘wilde’ heeft geheel andere denkbeelden en gevoelens en loopt dan ook te pletter op de zielloosheid van die heerlijke nieuwe wereld. Ook onze samenleving kent mensen die nog met een been in de oude wereld staan en het is verhelderend hun gedachten te plaatsen naast de hypnopedische volzinnen uit de hiervoor genoemde literatuur. Een fraai contrast krijgt men als men teksten neemt uit Merg en been van Cornelis Verhoeven. Verhoeven wijst op de afschuwelijke neiging om het leven hanteerbaar en programmeerbaar te maken alsof we kunnen kiezen: ‘Juist op de hoogtepunten van het bestaan blijkt het leven niet de actieve en zelfbepalende activiteit te zijn waarmee het in onze cultuur geïdentificeerd wordt. ... De inhoud en de loop van het leven wordt voor het kleinste deel bepaald door onze vrijheid, onze activiteit en ons programma, voor het grootste deel voor wat met ons gebeurt. Zelfs wat wij doen lijkt ons te overkomen. ... Verlammend zou het zijn als wij volkomen meester waren over ons eigen bestaan en elk moment moesten kiezen uit alle mogelijkheden die het menselijk bestaan in zich bergt.’
De tegenpool van deze wijze van zien en denken vinden we bij vertegenwoordigers van de nieuwe wereld, zoals de auteur van Ik ben oké, jij bent oké die het leven aardig weet te digitaliseren.
Harris onderscheidt drie ‘zijnswijzen’ ofwel ‘fenomenologische realiteiten’ (het pseudowetenschappelijk sausje) in ieder van ons: De ‘Ouder’, het ‘Kind’ en de ‘Volwassene’.
‘De Volwassene is de computer die de data (gegevens) verwerkt en die besluiten produceert na berekening van informatie uit drie bronnen: de Ouder, het Kind en de informatie die de Volwassene zelf verzameld en blijft verzamelen’ (pag. 17). Op pag. 82 zegt Harris: ‘Zo zien wij dus de Volwassene als plaats waar de actie plaatsvindt, waar onze hoop op is gevestigd en waar verandering mogelijk is.’ In dezelfde sfeer vinden we op pag. 112: ‘In zijn functie van kansberekenaar kan de Volwassene een waardensysteem bepalen dat niet alleen geldt voor de huwelijksverhouding maar voor alle verhoudingen. In tegenstelling tot het Kind, kan hij de gevolgen berekenen.’
Voor Newman en Berkowitz, de auteurs van Hoe blijf je goede vrienden met jezelf is het leven al heel simpel. In een dialoog, die grote gelijkenis heeft met het gesprek tussen ‘Vraagal’ en ‘Weetal’ in het jongens-radioamateurboek uit de jaren veertig, verkondigen zij de volgende levenswijsheid: ‘Bepaal jezelf. Maak jezelf duidelijk. Neem een standpunt in. Laat jezelf weten wie je bent. Als je weet wie je bent en waar je voor staat, laat niets of niemand je dan nog overhalen om tegen jezelf in te gaan’ (pag. 210). Velen lijken dit thans in hun vaandel te hebben geschreven: ‘Vanaf nu ga ik mezelf zijn’.
Hierop aansluitend citeren we nogmaals Verhoeven: ‘Leven wordt in onze activistische en van alle passiviteit afkerige cultuur gedefinieerd als, en dus beperkt tot, bewust zichzelf programmerend en zijn eigen programma uitvoerend bestaan. (pag. 76) Het is duidelijk dat bij zo'n opvatting van leven elke verandering die niet van binnenuit geprogrammeerd is, elke overgang naar een andere levensfase en elke inbreuk van buitenaf als een duidelijke bedreiging ervaren wordt.’ (pag. 76) Maar, zegt Verhoeven op pag. 57: ‘Alles wat elementair is, het leven voorop, is meer een gunst of een noodlot dan een eigen produkt of een effect van krachtig willen.’
Verhoeven tracht, zoals een kunstenaar, het onzegbare, het ongrijpbare en weerbarstige van het leven te verbeelden en doet daarmee een appèl op het menselijke vermogen geraakt te worden door het nog onuiteengerafelde.
De eerder genoemde schrijvers van populaire psychologische geschriften zijn, net als natuurwetenschappers, druk doende de complexiteit van het bestaan te reduceren door er stukken van te isoleren, zodat met eenvoudige begrippen en simpele wetmatigheden het aan-