le, meer met een ijverig vingertje dan met een aarzelend hoofd de pagina's van een feilbare gids, de door hem abusievelijk ‘dictionary’ genoemde International Periodicals Directory, te hebben doorgenomen. Maar, mijne heren, zo valt toch geen tijdschriftengeschiedenis, een vak dat er tegenwoordig mag zijn, te bedrijven!
Skírnir is een andere zaak, en niet alleen omdat Braches het persoonlijk door zijn vingers heeft laten gaan. Ik ben een even grote barbaar in het IJslands. Maar het is evident dat Skírnir er sinds 1827 ís. De vraag is alleen in welke gedaante het er is en of het niet een institutionele publikatie moet heten. Het is in zijn lange leven ook al eens van het ene, naar ik vermoed, officiële dak naar het andere verhuisd.
Tot 1890 verscheen het in Kopenhagen en daarna pas in Reykjavik. Ik vrees dat Braches ook hier de plank, hoewel door hem bezocht, mis is geweest. Skírnir valt niet onder de spelregels.
Ten slotte de Revue des Deux Mondes. Ik vermeldde deze in mijn brief zeer opzettelijk terloops. Ik wilde namelijk De Gids discreet waarschuwen zo snel mogelijk het geraas over het oudste tijdschrift, in een vlaag van hoogmoed ontketend, te stoppen. Hier liep zijn porseleinkast namelijk echt gevaar. Het staat zo duidelijk voor iedereen bovenop dat steeds nog aardig circulerende tijdschrift te lezen dat het ouder dan De Gids is. Een lawine van boekenbonliefhebbers viel te vrezen.
Gelukkig voor die porseleinkast is het anders gelopen. Onder de duizenden die in het afgelopen jaar zowel De Gids als de Revue des Deux Mondes onder hun ogen hebben gehad, vooral in België, hadden slechts twee die ogen goed open. De goden die de mensen zo graag verblinden om ze te verderven hebben hen deze keer inkomsten laten derven. Want hier viel, bij wat scherpziendheid, veel ten koste van De Gids te verdienen.
Misschien een bewijs dat de goden het ook na 144 jaar nog goed met uw tijdschrift menen en dat zij, als het echt nodig is, daarover waken. De heer Braches vindt dat u bij het uitschrijven van de prijsvraag ‘in hoger sferen verkeerde’. Ik had meer het gevoel dat u het leuk vond aan uw plafond een zwaard van Damocles op te hangen. Dat is nu zonder al te grote schade weer gedemonteerd.
Hoogachtend,
J.R. Evenhuis
Geachte Redactie, Tsja, die heer Evenhuis! Wat een speurzin. Hij dwingt me voor de draad te komen en mijn ragfijn spel uit te spinnen.
Eigenlijk was het een simpel geval: een redactie in hoger sfeer schrijft een wat onbedachte wedstrijd uit. Gelukkig blijft de schade beperkt. Men leest tegenwoordig niet meer zo als vroeger. Toch spant een kleine groep werkelijke lezers zich in om de wat bizarre vraag op passende wijze te beantwoorden. Die luttele antwoorden worden voorgelegd aan een bevriend persoon, een bibliothecaris.
Die bevriende persoon vindt dat eigenlijk iedereen een prijs moet hebben. Wie de moeite neemt om ernstig te blijven bij een dergelijke grap, moet beloond, nietwaar! Hij tracht dus een list te verzinnen.
De Journal des Savants biedt hem zij aanvangskapitaal. Dat ziet er eerst niet mooi uit voor de Stichting. Maar wacht. Hij hakt de knoop door waar de heer Evenhuis zich vervolgens in vrede bij neerlegt. Diens toepassing van de Franse slag op ons koningshuis laat ik voor zijn rekening.
Dat doorhakken van de Journal des Savants levert een batig saldo op. De Stichting is voor ernstig verlies behoed. Dat moet weer worden goedgemaakt. Er zijn immers nog meer gegadigden! Alle ijver moet worden beloond in deze zaak. Natuurlijk...! En wie schiet me daarbij te hulp? Jazeker, die Directory.
Met de Directory in de hand was het mogelijk alle gegadigden blij te maken, niemand teleur