De Gids. Jaargang 144
(1981)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 497]
| |
[pagina 498]
| |
2
Binnen je hangkast vol kleren
maak ik de deur bijna dicht
en zie in iedere klerenhaak
een uitdrukking van je gezicht
boven je ruitjesbloeze heel
zakelijk en boven je gebreide jekker
wat blozend en verschrikkelijk lekker
en boven je lange jurk formeel
ik blader de weke paginaas haast stuk
en wil daartussen wel verslonden
als een stuk papier per ongeluk
in een oud boek mee ingebonden
of als boekelegger gebruikt
een die tegen het licht
gehouden een schunnig gedicht
vertoont of ten minste zo ruikt
| |
[pagina 499]
| |
3
Hoewel ik alles van je lust
heb ik maar een keer of twee
de warme bril van de WC
gekust gezoend gekust
| |
[pagina 500]
| |
4
Door je afwezigheid
wil ik nog erger weten
hoe je aanwezigheid
voelbaar te meten
Dat zal nog wel eens lukken
waar je al bijna merkbaar
een deurknop een schakelaar
hebt geschubd met vingerafdrukken
| |
[pagina 501]
| |
5
Stel eens dat ik jou alleen
maar gedroomd nee geslapen had
dan hebben wij toch nog dat
vergankelijke gemeen
maar als ik niets meer van je hoor
doe ik meteen je schortje voor
als dat erom vraagt
(niet je schoenen)
(omdat je toch nooit hoge hakken draagt)
| |
[pagina 502]
| |
6
Als je met jezelf praat
fluister je als een klem papieren
voor het open raam gelegd
maar als de wind daar ineens op staat
verwilderen hun manieren
dan versta ik je zo slecht
van de auto's in de natte straat
stijgt het sissen dan tot hier en
er worden niets dan essen gezegd
ik duw het raam als het gaat
inregenen neer tot op een kier en
dan mis ik je pas echt
als de regen tegen de ruiten slaat
en de wind zich rot moet gieren
omdat ik tegen hem vecht
ik doe dit dicht en leg dat recht
onder het kunstlicht en laat
de stilte tieren
| |
[pagina 503]
| |
7
Liefste ik heb de laatste jaren
van mijn verzen moeten merken
dat ze klapperen als de vlerken
van tamme duiven bij het paren
alsof ik werkelijk niet vliegen kan
zonder steun of stoom of stroom of stekker
maar wel hard wapper en daar zweef ik van
te staan dat voelt zo lekker.
's ochtends als je eerder gaat dan ik
dan heb ik soms alweer zo'n ogenblik
en sta je ouwelijk aan het raam
na te wuiven flap flap lekker eenzaam
terwijl mijn snavel ver naar voren steekt
‘stijg dan’ hijgend maar ik weiger
net zo als een opgezette reiger
waar de ware motor aan ontbreekt.
Zie mij naast ons droombed staan
Hoor mijn magere wieken gaan
Op hun krassende muziek
doe ik mijn ochtendgymnastiek
voor de nachtvlucht naar de maan.
Trek je er maar niets van aan.
Brooklyn, 23 augustus 1981
|
|