De Gids. Jaargang 143(1980)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 520] [p. 520] Martin Veltman Zes zakensonnetten New York Nippend van mijn champagne in de Boeing van de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij, voel ik hoe in mijn bloed zelfmedelij langzaam zijn weg vindt. Op het oog een koning ben ik slechts bode. Ik lees een bladzij in mijn te houden speech, doe een slaappoging, verwacht elk ogenblik een motorstoring, houd als de purser langskomt mijn glas bij. Nooit ben ik eenzamer dan in Manhattan. Waldorf Astoria bewaart het beeld: hoe ik op bed zit in mijzelf verdeeld - de keus lijkt callgirl versus slaaptabletten - en dan roomservice bel. Recalcitrant bestel ik whisky en een geestverwant. [pagina 521] [p. 521] Directeur Soms, beroepshalve, loop ik door de gangen van bankgebouwen, industriekantoren. Ik zie het talrijke personeel, behorend tot mijn geachte opdrachtgevers. Rangen en standen tekenen zich af. De sporen van jeugdverwachting en verteerd verlangen hangen achter de glazen scheidingswanden. Daar zitten ze. Voor daad èn droom verloren. Ontkomen, denk ik dan. De dans ontsprongen. Ontsnapt aan chefterreur en loonstructuur, prikklok, promotieplan en het verzuurd bestaan van middelbare ouwe jongens. Monter rijd ik terug naar mijn kantoor, en spoel met Courvoisier mijn keelgat door. [pagina 522] [p. 522] Zakenlunch Het restaurant heeft kreeft op het menu. En caviaar. Niet dat ik dat bestel maar het toont aan hoezeer ik, ambigu, van eenvoud soms naar humbug overhel. Geïnviteerd door opdrachtgever L., kies ik neutraal (biefstuk met boterjus, komkommersla) en bied geen tegenspel vanwege de zeer matige grand cru. Terwijl mijn gastheer scherp zijn eisen stelt omtrent reclameboodschap, invloedssfeer, bedenk ik hoe ik zwaar gecommiteerd tussen commerce en vers lig uitgeteld. Als hij het donker in mijn blik ontwaart, wenkt hij de ober met zijn creditcard. [pagina 523] [p. 523] Conflict Dit is het onrustbarende van boeken waaruit signalen van de schrijver stromen, die voedingsbodem en warm onderkomen bij een ontvankelijke lezer zoeken: ze splijten mijn gemoed. Verdromen kan ik mijn dagen niet met te doorvoelen wat de auteurs bij hoog en laag bedoelen. De telefoon belt. Klanten gaan en komen. Lees ik of lees ik niet, is het probleem. Doe ik het niet dan plaagt mij spijt over het ongewetene. Maar bijt ik toe dan bijt ik door tot het glosseem. Mann, Mulisch, Proust, Camus, ik laat u groeten. U loopt mij in kantoortijd voor de voeten. [pagina 524] [p. 524] Praatje Luisteren wil ik naar het mateloos canto van merels in het schemeruur. maar daar komt, met zijn hond, de overbuur en breekt mijn mijmer binnen met moroos gemeier over loonpeil, stadsbestuur, beurskoersen, interest. Het grandioos bestek van berkeboom en hageroos schijnt niet te vallen in zijn brilmontuur. Mij passeert vaker zulke lulligheid. De mensen menen dat die zakenman van duit en duivel alles weten kan. En vraagbaak is. Daarom: het wordt weer tijd dat ik verschijn, groot in de Remisfeer, en daverend het zwijgen decreteer. [pagina 525] [p. 525] Dilemma Langzaam splitst het conflict zich toe: de dichter ontloopt de zakenman. En omgekeerd. Men groet elkaar niet eens. De één beweert de ander niet te kennen. Onverrichter zake is zielskontakt geagendeerd. De één daagt op. De ander niet. Ligt er wellicht een mooglijkheid een vredestichter te vragen of hij intervenieert? Verzoeningspogingen blijken gestrand. Koeriers van goede wil beleggen prompt weer nieuwe meetings desgevraagd. Zo komt er hopelijk een compromis tot stand. Misschien blijkt t.z.t. niets aan de hand. Berust het schisma op een misverstand. Vorige Volgende