De Gids. Jaargang 143
(1980)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 420]
| |
R.M. Dekker
| |
[pagina 421]
| |
de eerste helft van de achttiende eeuw besteedde Marivaux in twee befaamde romans aandacht aan de voeten van zijn vrouwelijke hoofdpersonen. In het begin van La vie de Marianne bezeert zij haar voet en als haar toekomstige minnaar haar voorstelt te zien hoe ernstig het is ‘kleurt zij door een gevoel van schaamte’, waarna zij zich echter bedenkt ‘dat zij het allerliefste voetje van de wereld bezit’, zodat dit ongelukje haar eigenlijk zo slecht niet uitkwam.Ga naar eind4. Ook in Le paysan parvenu wordt gemijmerd over de gracieusheid van een naakte vrouwenvoet.Ga naar eind5. In het rijke oeuvre van Restif de la Bretonne, dat ontstond in de laatste decennia van de achttiende eeuw, nemen vrouwenvoeten een heel wat voornamere plaats in, zeker in één van zijn eerste romans, Le pied de Fanchette uit 1769. Zoals de titel al suggereert, draait deze roman om de voet van de hoofdpersoon. Het verhaal is simpel. Restif vertelt hoe het meisje Fanchette door talloze aanbidders wordt achtervolgd. Zij zijn allen bezweken voor haar voeten. Ruim dertig passages zijn gewijd aan de beschrijving van haar voeten, loftuitingen die op een gegeven moment worden samengevat als ‘chef-d'oeuvre des Grâces.’Ga naar eind6. Het boek was een groot succes, er verschenen vier officiële edities van en daarnaast een aantal piratenuitgaven, zoals dat toen gebruikelijk was.Ga naar eind7. Restif's werken namen in de loop der jaren steeds meer het karakter aan van een autobiografie, uitmondend in zijn levensbeschrijving Monsieur Nicolas.Ga naar eind8. Hierin schreef hij over zijn eigen voorliefde voor vrouwenvoeten: ‘Heeft deze voorkeur voor mooie voeten, die zo sterk in mij is dat zij onvermijdelijk begeerte bij mij opwekt en die me lelijkheid zou doen vergeten, een oorzaak in het fysieke of in het psychische? Zij is erg hevig bij ieder die ze heeft...De artificiële voorkeur voor het schoeisel is slechts de weerspiegeling van die voor aardige voeten, men went zich er aan het omhulsel te beschouwen als de zaak zelf.’
Was Restif een excentrieke uitzondering? Misschien niet, en het succes van zijn vele boeken kan daarvoor een aanwijzing zijn. We weten bijvoorbeeld dat Goethe Monsieur Nicolas bewonderde.Ga naar eind9. En dat was geen toeval. Ook in Goethe's werken vinden we een bijzondere belangstelling voor vrouwenvoeten, zoals in het jeugdgedicht ‘Der wahre Genuss’ uit 1767, en ook in de Wahlverwandtschaften van veertig jaar later.Ga naar eind10. In deze roman wordt onder meer beschreven hoe bij het van elkaar verwijderd rakende echtpaar Eduard en Charlotte een oude vriend, een graaf, op bezoek komt. Deze graaf, een man van wat gedegenereerde adel, haalt samen met Eduard herinneringen op: ‘De graaf ging in op het verleden, herinnerde enthousiast aan de schoonheid van Charlotte die hij als kenner met veel vuur beschreef. Een mooie voet is een geschenk van de natuur. Deze lieftalligheid is onverwoestbaar. Ik heb vandaag gekeken hoe zij liep; nog altijd zou men haar schoen willen kussen.’ Eduard wordt kennelijk geïnspireerd door de graaf; want dezelfde avond nog begeeft hij zich naar de slaapkamer van Charlotte. ‘“Waarom ik eigenlijk kom”, zei hij ten slotte, “moet ik je dan toch maar bekennen. Ik heb een gelofte gedaan nog vanavond je schoen te kussen”...Ze was in een leunstoel gaan zitten om haar luchtige nachtjapon aan zijn blikken te onttrekken. Hij wierp zich voor haar neer en zij kon niet voorkomen dat hij haar schoen kuste en, toen deze in zijn hand achter bleef, haar voet greep en die teder aan zijn borst drukte.’Ga naar eind11. Het zal de laatste nacht zijn die het echtpaar gezamenlijk doorbrengt. Deelde Goethe ook zelf deze voorkeur voor vrouwenvoeten en -schoenen? Waarschijnlijk wel. Hij kon bij voorbeeld opgetogen een kerkbeeld beschrijven dat een heilige schoenmakersdochter voorstelde die als symbool een schoen in haar hand droeg. Hij roemde haar lieftalligheid.Ga naar eind12. Een brief aan zijn vrouw besloot hij met de woorden ‘Zend me bij de eerste gelegenheid je laatste nieuwe schoenen, al bij het dansen gedragen, waarover je me hebt geschreven, zo- | |
[pagina 422]
| |
dat ik maar weer iets van jou heb en aan mijn hart kan drukken.’Ga naar eind13. Goethe zou een collectie damesschoenen hebben bezeten.Ga naar eind14.
Vanaf het begin van de negentiende eeuw wordt de vrouwenvoet een standaardthema in de literatuur. Balzac beschrijft ergens ‘een verrukkelijke voet, een meisjesvoet die een kus verdiende zoals een gauwdief de strop, een stout voetje, terwille waarvan een aartsengel zijn ziel en zaligheid zou kunnen verliezen, een fatale voet, een voet die zo verleidelijk als de duivel was en ertoe aanspoorde twee nieuwe volkomen dezelfde voetjes te scheppen om op deze wereld Gods schone werken te doen voortduren.Ga naar eind15. Praz schrijft aan Th. Gautier een grote invloed toe op de ontwikkeling van het thema van de fatale vrouw. Gautiers behandeling van het thema van de fatale voet is niet meer belangrijk geweest. Nieuwe elementen vinden we terug in zijn verhaal ‘Le pied de momie’. Hierin wordt verhaald hoe iemand in een rommelwinkel een voet van een mummie op de kop tikt. Hij gebruikt de voet als presse-papier en is niet weinig verbaasd als de eigenares van de voet aan hem verschijnt, de Egyptische prinses Hermonthis. Zij spreekt haar voet toe: ‘mijn lieve voetje, je ontvlucht me altijd, ik had je nog wel zo nodig. Ik baadde je in geparfumeerd water in een albasten bekken, ik polijstte je hiel met in palmolie gedrenkte puimsteen, je nagels werden geknipt met een gouden tangetje en gevijld met nijlpaardenivoor. Met zorg koos ik jouw geborduurde en beschilderde thabebs, die de jaloezie opwekten van alle meisjes in Egypte. Je had om je grote teen ringen die de heilige skarabee voorstelden en je droeg één van de allerlichtste lichamen die een luie voet zich wensen kan’. De eigenaar staat de voet daarop af aan de prinses die hem als beloning aan haar ‘zachte en koude hand’ meevoert naar het rijk der mummies.Ga naar eind16. Twee auteurs uit het midden van de negentiende eeuw nemen in Praz' betoog een centrale plaats in, Baudelaire en Flaubert. De fatale voet is in beider werken eveneens aanwezig. In ‘Le spleen de Paris’ zingt Baudelaire de lof van ‘la belle Dorothée’: ‘...en haar voet, gelijk aan de voeten van godinnen van marmer die Europa in haar museums bewaart, drukt haar vorm natuurgetrouw in het fijne zand’.Ga naar eind17. Onthullend is ook de volgende anekdote. In een café verklaarde Baudelaire plotseling zijn liefde aan een hem overigens onbekende vrouw onder de aanwezigen, welke liefdesverklaring hij besloot met de opmerking ‘Ik zou uw armen willen vastbinden en u aan uw polsen ophangen aan het plafond van mijn kamer, dan zou ik mij op de knieën laten vallen en uw naakte voeten kussen’. De vrouw vluchtte het etablissement uit.Ga naar eind18.
In het werk van Flaubert speelt de voet een zeer belangrijke rol. Over de pensionhoudster die in de Eerste leerschool der liefde zo'n voorname plaats inneemt, schrijft hij dat ze haar enkels steeds verborgen hield, maar wel het puntje van haar voet liet zien, ‘en dat was heel sierlijk’...‘haar voeten hadden allerlei kleine charmes die zelfs door de schoen heen te zien waren’. Vooral opwindend was ‘het gekraak van haar sierlijke laarsjes op het parket’.Ga naar eind19. In de Leerschool der liefde heeft mevrouw Arnoux de rol van onbereikbare geliefde. Al bij de eerste ontmoeting tussen haar en de hoofdpersoon Frédéric Moreau verdiept hij zich in een fantasie hoe zij haar voeten in haar sjaal zou kunnen hebben gewikkeld. Bij een volgende ontmoeting ‘...ontdekte hij haar voet’. Aan het einde van het boek vindt hun laatste ontmoeting plaats, het dramatische hoogtepunt: ‘hun handen strengelden zich ineen, het puntje van haar laarsje kwam een eindje onder haar rok uit en hij zei haar, haast bezwijmend, “als ik uw voetje zie, heb ik geen rust meer”.’Ga naar eind20. In Madame Bovary neemt de voet een heel aparte plaats in gedurende de episode waarin meneer Bovary een laatste poging doet de achting van zijn vrouw terug te winnen. Hij tracht te bewijzen dat hij wat presteert op zijn vakgebied, hij is plattelandsdokter. Hij past een nieuwe operatietechniek voor horrelvoeten toe op de | |
[pagina 423]
| |
plaatselijke kreupele die als proefkonijn dient. Zal de operatie lukken? Het is een cruciaal moment in de roman. Neen, helaas, de operatie mislukt jammerlijk, zozeer zelfs dat niet alleen de voet, maar het gehele been van de patiënt moet worden afgezet.Ga naar eind21. Vanaf deze mislukte operatie spoeden zich de gebeurtenissen zich onvermijdelijk naar het einde, de zelfmoord van mevrouw Bovary. Een meer traditionele fatale voet heeft Flaubert beschreven in de Tentation de St. Antoine in een gewelddadige passage: ‘Ze laat hem los, ze zal hem niet meer kunnen gebruiken deze voet, waarvan men de hiel polijstte met lavasteen van vulkanen, waarvan men de nagels baadde in het vocht van schelpdieren en die de mannen met graagte tegen hun lippen drukten... hij zal terechtkomen op de kiezelstenen, hij zal tot aan de enkel wegzakken in de muildierendrek, hij zal uiteengereten worden door de scherpe marmersplinters en de botten zullen door de huid steken als ribben...’Ga naar eind22. Net als Baudelaire had Flaubert zelf fetisjistische neigingen. De slaapkamerpantoffels van Louise Colet, met wie hij een liefdesverhouding had, bewaarde hij in een speciaal koffertje dat hij altijd paraat had. In een brief aan haar schreef hij ‘Ik open de lade ... en ik haal er mijn relieken uit en spreid ze voor me uit op de tafel, de kleine muiltjes eerst....Ga naar eind23.
Een andere auteur die een belangrijke bijdrage leverde tot de ontwikkeling van het thema van de fatale vrouw, Swinburne, deed dat ook ten aanzien van de fatale voet. In een gedicht wijdde hij uit over de fascinatie van de voeten van een dode vrouw:
Six months and I sit still and hold
In two cold palms her cold two feetGa naar eind24.
Iets dat we ook terug vinden bij een andere Engelse dichter uit deze tijd, Edwin Arnold, in diens gedicht ‘To a pair of Egyptian slippers’:
Tiny slippers of gold and green
Tied with a mouldering golden cord!
What pretty feet they must have been...
Een tachtig regels lange lofzang sluit de dichter aldus af:
I lay your shoes in your mummy-chest back
again.Ga naar eind25.
In de laatste decennia van de negentiende eeuw begint de behandeling van het thema vrouwenvoet hier en daar groteske vormen aan te nemen, bij voorbeeld in het werk van Sacher Masoch, een in die tijd veelgelezen auteur. Zijn beroemdste verhaal is ongetwijfeld Venus in bont. Hierin vinden we maar liefst zevenentwintig passages waarin de hoofdpersoon zich met voeten en schoeisel bezighoudt.Ga naar eind26. Het gehele verhaal door geeft hij blijk van een grote voorkeur om de voeten van zijn geliefde te kussen. Geen ander lichaamsdeel van haar wordt door hem gekust of zelfs maar aangeraakt dan haar voeten. Hij vertelt zijn geliefde dat deze voorkeur al uit zijn jeugd dateert en dat hij 's nachts de gipsen Venus die in de bibliotheek van zijn vader stond opzocht en de koude voeten van het beeld kuste.Ga naar eind27. Sacher Masoch zelf was, kunnen we aannemen, een voetfetisjist. Over hem gaat het verhaal dat hij als kind een bij zijn ouders logerende gravin hielp bij het aantrekken van haar schoenen en ook haar voeten kuste.Ga naar eind28.
Hoogtepunt van deze ontwikkeling vormen twee populaire romans uit het einde van de negentiende eeuw. Een hoofdstuk uit She van Rider Haggard draagt de omineuze titel ‘A little foot’. In deze roman wordt verhaald van een tocht van een stel Engelsen naar de binnenlanden van Afrika op zoek naar het koninkrijk van een blanke koningin, de legendarische ‘She who must be obeyed’. Samen met hun gids belanden de ontdekkingsreizigers in een grot die graftomben bevat. De gids vertelt hoe hij op deze plek eens verliefd werd op het dode lichaam van een jonge blanke vrouw. Het was nog volkomen intact, want lijken gingen in deze grot niet tot | |
[pagina 424]
| |
ontbinding over. Toen de moeder van de gids achter zijn liefde was gekomen, begaf zij zich naar de grot en stak het lijk in brand. ‘Zij verbrandde, ging hij verder op peinzende toon, zelfs tot op de voeten, maar de voeten, dáárvoor kwam ik terug en die redde ik, het verkoolde bot sneed ik eraf en ik verborg ze onder de stenen bank, verpakt in een stuk linnen ... wacht, ik zal eens kijken. En knielend tastte de gids met zijn lange arm in de ruimte onder de stenen bank. Direct daarop klaarde zijn gezicht op en met een uitroep haalde hij er iets uit met een dikke laag stof die hij er vanaf schudde. Het was gehuld in de resten van een rottende lap stof, die hij er vanaf haalde en onthulde tot mijn stomme verbazing een mooie, welgeschapen en bijna witte vrouwenvoet, die er zo fris en stevig uitzag alsof hij er gisteren was neergelegd ... Ik nam dit koude fragment van sterfelijkheid in mijn hand en keek er naar in het licht van de lamp met gevoelens die ik niet kan beschrijven, zo verward waren ze van verbazing, angst en fascinatie ... arme kleine voet! ... prachtige kleine voet! Hoe goed zou deze gezet hebben kunnen worden op de meest trotse nek van een veroveraar die ten slotte gebogen heeft voor vrouwelijke schoonheid en hoe goed zouden de lippen van edelen en koningen gedrukt kunnen hebben op de schitterende blankheid. Ik verpakte deze reliek van het verleden in de overblijfselen van de oude linnen lap die, geloof ik, een stuk was geweest van de grafkleding van de eigenares, want hij was ten dele verbrand en ik borg hem weg in mijn reiszak, een vreemde rustplaats, dacht ik.’Ga naar eind29. In zijn roman Trilby vertelt George du Maurier hoe drie Engelse kunstschilders in Parijs verliefd worden op het meisje Trilby. Trilby komt aan de kost door voor vele schilders te poseren, die het dikwijls slechts om haar voeten te doen is.Ga naar eind30. Eén van de drie Engelsen, Little Billee, vraagt haar ten huwelijk en ook hem gaat het om haar voeten: ‘Oh, heavens, what angel's feet’, roept hij op een gegeven moment uit.Ga naar eind31. Hij tekent haar voet op de muur van zijn atelier ‘lest he should forget his fresh vision of it which was still to him as the thing itself - an absolute reality born of a mere glance, a mere chance - a happy caprice!’Ga naar eind32. Het boek opent overigens met een drie pagina's lange lofzang op Trilby's voeten, waarin we lezen dat ‘de vorm van deze heerlijke smalle voeten ... gekopieerd in stoffig, bleek Parijs' gips voortleeft op de planken en aan de muren van heel wat ateliers door de gehele wereld en heel wat nu nog ongeboren beeldhouwers zullen in verbazing hun ongewone volmaaktheid bewonderen bij hun vlijtige pogingen ze na te bootsen’.Ga naar eind33. De liefde tussen Little Billee en Trilby blijkt echter onmogelijk te zijn, de eerste keert terug naar Londen, de tweede gaat ervandoor met een louche violist. De drie Engelsen keren later nog eenmaal terug naar het Parijse atelier, waar ze Little Billee's schets nog op de muur aantreffen ‘as fresh as if it had been done only yesterday!’Ga naar eind34. Uiteindelijk komt Trilby als gevierde zangeres naar Londen, waar Little Billee haar herkent aan haar voeten.Ga naar eind35. Een dramatische ontknoping volgt waarin beiden sterven. Dit melodrama werd een groot succes, er ontstond zelfs een Trilby mode, waarbij speciale Trilby-schoenen natuurlijk niet ontbraken...Ga naar eind36.
We zullen deze kleine verkenning in de negentiende-eeuwse literatuur besluiten met een verhaal dat in 1903 verscheen, weliswaar, drie jaren na Mirbeau's parodie, maar de auteur van het betreffende verhaal, de Duitser W. Jensen, was al bejaard en een omslag zoals wij die signaleerden kan natuurlijk nooit exact met jaar en datum worden aangegeven. Gradiva, zo luidt de titel, handelt over een Duitse archeoloog die verliefd wordt op een Romeins meisjesbeeld. De vrouw die het beeld voorstelt noemt hij Gradiva, en het zijn vooral haar voeten die hem fascineren. Na enige tijd besluit hij naar Pompeï te vertrekken in de hoop daar haar voetstappen in de as te vinden, haar voeten zijn immers zo bijzonder dat zij herkenbare afdrukken moeten hebben gegeven. De verdere verwik- | |
[pagina 425]
| |
kelingen doen hier niet ter zake; het verhaal ontleent tegenwoordig zijn belang aan het feit dat Freud er in 1906 een verhandeling over heeft geschreven.Ga naar eind37. Op zichzelf is het typerend dat een verhaal met een dergelijke thematiek nu prompt aanleiding geeft tot een psychoanalytische interpretatie, en natuurlijk herkende Freud voetfetisjistische trekken. Hiermee zijn we dan meteen gekomen bij de vraag welke betekenis we aan het fenomeen moeten geven. We willen hier zeker geen poging doen het verschijnsel te verklaren - Freud deed dat overigens welGa naar eind38. - maar het slechts plaatsen in een context van maatschappelijke ontwikkelingen. Laten we eerst nagaan of er een ontwikkeling te signaleren is in de behandeling van dit thema bij de diverse auteurs en welke gemeenschappelijke kenmerken de geciteerde passages vertonen. Een opvallende overeenkomst tussen verschillende passages is de exotische atmosfeer, vooral bij Gautier en Flaubert, bij wie van grote overeenkomsten sprake is. Arnold en Gautier hebben het over mummies en She speelt in Afrika. Juist in zo'n exotische atmosfeer, Praz wijst erop, konden auteurs in de negentiende eeuw hun ongebreidelde verlangens de vrije loop laten.Ga naar eind39. Een merkwaardige ontwikkeling is het toenemen van de aandacht voor de vrouwenvoet los van het lichaam. Gautier heeft het over een voet die afkomstig is van een complete mummie, Flaubert beschrijft hoe een voet van het lichaam wordt afgerukt, in ‘She’ wordt beschreven hoe twee voeten zorgvuldig van een verkoold lichaam worden afgesneden. De macaberste behandeling van dit aspect vinden we terug in een bekend sprookje van Andersen, De rode schoentjes, waarin uiteindelijk de beul de voeten van het meisje Karen compleet met de schoentjes afhakt, waarna de voetjes ‘over het veld tot diep het bos in dansen’.Ga naar eind40. In dit verband is ook de aandacht voor de schoen opmerkelijk. Schoenen representeren immers in zekere zin ook voeten los van het lichaam. De aandacht voor de schoen is dezelfde als de aandacht voor de voet die ermee omhuld wordt, schreef Restif. Eén van de bewonderaars van Fanchette kon een schoen van haar bemachtigen en zei tegen een kornuit ‘Kijk mijn vriend, aanschouw deze schoen en maak u een voorstelling van de trekken van haar die hem draagt.’Ga naar eind41. Zowel (dode) voeten als schoenen stellen de man in staat zijn liefde te uiten zonder de lichamelijke aanwezigheid van de bijbehorende vrouw. Bij de dichter Arnold gaat het scheppen van afstand tot de levende vrouw erg ver, hij bezingt de schoenen van een mummie. Of het nu om voeten of om schoenen gaat, opvallend vaak zijn de bezitsters ervan dood. Dat is uiteraard het geval bij Gautier, Arnold en Rider Haggard, die het over mummies hebben, maar ook Swinburne bezingt de voeten van een dode vrouw en Gradiva ligt bedolven onder de vulkanische as. Karen uit Andersens sprookje maakt het na haar amputatie ook niet lang meer en Trilby sterft zonder happy end beleefd te hebben. Typerend is hier ook een passage uit een roman van Zola, Thérèse Raquin: ‘De minnaar kuste bevend en sidderend haar schoen en witte kous, Thérèse lag bewegingloos als een gestorvene’.Ga naar eind42.
Behalve om dode vrouwen gaat het al even vaak om niet minder levenloze beelden, zoals bij Sacher Masoch en Jensen. Dikwijls worden levende vrouwen vergeleken met beelden, zoals bij Baudelaire. Een Franse bewonderaar van Trilby noemde haar ‘la belle aux pieds d'albâtre’.Ga naar eind43. Van Trilby's voeten bestonden, zoals we zagen, talloze gipsen replica's. Het verlangen naar replica's duikt eveneens op bij Balzac; Baudelaire mijmert over de afdrukken van Dorothée's voeten op de grond en Jensens archeoloog gaat helemaal naar Pompeï om voetafdrukken te zoeken. Evenals schoenen vertegenwoordigen dergelijke replica's de voet zelf, aan beelden kan dezelfde betekenis worden gehecht als aan dode vrouwen. Over voeten en schoenen zijn we ondertussen veel wijzer geworden, over de bijbehorende | |
[pagina 426]
| |
vrouwen veel minder. Nu komt hun karakter meestal niet erg uit de verf. Eén kenmerk hebben ze echter vrijwel allen gemeen, hun terughoudendheid. Goethe schrijft over Charlotte: ‘Charlotte was een van die vrouwen die, van nature ingetogen, in het huwelijk zonder opzet en moeite blijven leven alsof ze nog verloofd zijn. Nooit wond zij haar man op, ja zelfs aan zijn begeerte kwam zij nauwelijks tegemoet, maar zonder koelheid of afwerende onverbiddelijkheid leek ze nog steeds op een tedere bruid die zelfs voor het geoorloofde innerlijk nog schroomt’.Ga naar eind44. Deze koelheid, nog afwezig bij Charlotte, zal in de loop van de negentiende eeuw een steeds belangrijkere karaktereigenschap worden van de beschreven vrouwen. De hand van de prinses Hermonthis was koel, die van Trilby was eveneens koel,Ga naar eind45. mummies, beelden en dode vrouwen zijn uiteraard koel. Alle vrouwen worden bovendien steeds meer als sekseloos voorgesteld, althans uiterlijk. De vrouwen van wie de voeten bewonderd worden zijn meer engelen dan aardse vrouwen. De toenemende koelheid van de vrouwen en de steeds morbider wordende sfeertekening zijn de twee opvallendste kenmerken in de ontwikkeling van het thema van de fatale voet. De mannelijke tegenspelers van hun kant houden zich tegenover deze vrouwen steeds meer in. De mannen gaan zich ook steeds passiever opstellen. Over Jensens archeoloog schrijft Freud: ‘Er hat kein Interesse für das lebende Weib, die Wissenschaft, der er dient, hat ihm dieses Interesse genommen und es auf die Weiber von Stein oder Bronze verschoben’.Ga naar eind46. In sommige gevallen dragen de geciteerde passages een masochistisch karakter. Praz herkende in de ontwikkeling van het thema van de fatale vrouw in de negentiende eeuw een verschuiving van mannelijk sadisme naar mannelijk masochisme.Ga naar eind47. Nu is het kussen van voet of schoen altijd een gebaar van onderwerping geweestGa naar eind48. en dit aspect is duidelijk aanwezig bij Rider Haggard en Sacher Masoch. In Flauberts Leerschool der liefde komt een masochistische passage voor wanneer Frédéric Moreau droomt dat hem de buik wordt opengereten door de sporen van de laarzen van de courtisane Rosanette die schrijlings op hem zit.Ga naar eind49. Een overeenkomst tussen de beschreven vrouwen is dat zij doorgaans onbereikbaar waren. Nu eens ging het om een dode prinses, dan weer om een getrouwde vrouw, of een sociaal of moreel hogerstaande vrouw. Juist tegenover dergelijke vrouwen kon een man niets anders doen dan zijn verlangens intomen.
De achtergrond van deze ontwikkelingen is het proces van affectbeheersing dat zich in de negentiende eeuw krachtig voortgezet heeft.Ga naar eind50. Mannen gingen hun gevoelsuitingen tegenover vrouwen, zeker als dat sociaal of anderszins onbereikbare vrouwen waren, meer en meer beperkingen opleggen. Het richten van affecten op voeten en schoenen van de aanbeden vrouwen was in die situatie relatief onschuldig. Parallel hiermee loopt de ontwikkeling dat het vrouwenlichaam in toenemende mate verhuld wordt als gevolg van een strenger wordende seksuele moraal. Zelfs op het tonen van de voeten en de enkels ging een taboe rusten. Het opvangen van een glimp van de voetpunten kon in het midden van deze eeuw kennelijk al hevige emoties oproepen zoals het bijna flauwvallen van Frédéric Moreau. Deze ‘increasingly suspicious attitude to sexuality’, om de woorden van Lawrence Stone te gebruikenGa naar eind52., droeg bij tot het ontstaan van het verschijnsel van het fetisjisme in het algemeen, het hechten van een seksuele waarde aan levenloze objecten. De term fetisjisme stamt in deze betekenis uit het midden van de eeuw.Ga naar eind53. Het wordt al spoedig een modewoord, men denke aan Marx' begrip warenfetisjisme. Een kwart eeuw later verschijnen de eerste wetenschappelijke werken over het verschijnsel.Ga naar eind54. Het sterker worden van het taboe op alles dat met seksualiteit te maken had, de steeds strengere zelfopgelegde terughoudendheid in gevoelsuitingen, hadden fetisjistische tendensen, ook in de literatuur, begunstigd. Na | |
[pagina 427]
| |
1900 begon er echter een ontwikkeling in tegenovergestelde richting, het taboe op seksualiteit werd langzamerhand minder. Tegelijk hiermee veranderde de houding tegenover (voet)fetisjisme, dat in toenemende mate als gênant of absurd wordt ervaren. Fetisjisme raakt niet lang na 1900 uit de literaire en wetenschappelijke belangstelling. We constateerden dit bij Praz en ook een moderne biograaf van Restif maakt zich van diens fetisjisme af door te stellen dat er over dat aspect al genoeg is geschreven onder verwijzing naar een aantal tijdschriftartikelen van rond de eeuwwisseling.Ga naar eind55. In een recente studie over Victoriaanse seksuele attitudes komt het woord fetisjisme zelfs in het geheel niet voor.Ga naar eind56. Wanneer er nog eens een voetfetisjist in een roman opduikt is dat een als humoristisch bedoeld personage, zoals in Mr. Norris changes trains van Isherwood. Kennelijk verdween na 1900 alleen het taboe op ‘normale seksualiteit’, dat op afwijkende werd eerder versterkt dan zwakker. De afwijzing van zoiets afwijkends als (voet)fetisjisme werd juist nadrukkelijker, er vond een verschuiving van taboes plaats. Ten slotte kunnen we constateren dat omslagen in (literaire) modes als deze zeker niet ongebruikelijk zijn. De sentimentele romans van de achttiende eeuw werkten na 1800 nog slechts op de lachspieren van de lezers. In diezelfde tijd deed zich een ommekeer voor in de waardering van de ‘gothic novels’, een genre dat uitliep op parodieën als Northanger Abbey van Jane Austen en Nightmare Abbey van Peacock, zoals ook het thema van de fatale voet eindigde in een parodie, die van Mirbeau. |
|