De Gids. Jaargang 141(1978)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 98] [p. 98] Wiel Kusters Toen ik mijn hand wegtrok, was zij pikzwart I stond er een kuip vol water buiten dan rimpelde het oppervlak in alles met alles wegen en buurten hei en land het kolenwerk op de lippen de mijne trillen mee het gezicht minder wit de ogen minder zwart en de hand? II land en tijd bogen door een weggekoolde ruimte een pijpje lag er nog netjes maar toen ik het wilde pakken bleek het geheel verweerd en stof tussen mijn vingers [pagina 99] [p. 99] III wat je ondergronds durfde uit te braken soms dan wel dat zou je boven niet durven denken onder het maaiveld werd een stil lijkend iemand vaak zo levendig als in zijn element IV nadat je ter afvaart afgeroepen was en je je vuurpot had gekregen gestookt en zonder glas slechts met dun gaas kreeg je een kleinzoon die het nasloeg en die zijn vader weer kreeg of had gekregen? aspekt omgezet [pagina 100] [p. 100] V die trappen de schachten af die ijzeren deuren in waterrijke gedeelten dat dak boven je hoofd VI na uitbuiting van zo'n put met kar en paard (de ontginningscirkel bleef beperkt) liep hij vol water of werd gedempt (in het laatste geval probeert daarin nu iemand te ademen) VII ‘de kolenkerf of wand werd eertijds heel wat prachtiger gehouwen als op heden’ enkele motieven ontleend aan g. lemmens: ‘mijnwerkersfolklore’ (1936) Vorige Volgende