De Gids. Jaargang 140
(1977)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 326]
| |
Jan Groen
| |
[pagina 327]
| |
That lord whose hand must take my plight shall carry
Half my love with him...’
De hevig gefrustreerde Lear ontsteekt in grote woede en verstoot zijn jongste dochter. Cordelia zegt dus eigenlijk dat ze van haar vader houdt zoals een dochter dit hoort te doen, maar dat er geen sprake kan zijn van erotische gevoelens, aangezien deze voor haar toekomstige echtgenoot zijn. Toch is er een aanwijzing dat zij haar werkelijke gevoel niet uit als zij zegt: ‘I cannot heave my heart into my mouth.’ Het lijkt mij de moeite lonen na te gaan hoe Cordelia's antwoord luidt in de versies van de Lear-sage die aan Shakespeare's King Lear zijn voorafgegaan.Ga naar eind2. Teruggaand in de tijd komen we dan eerst bij The true chronicle history of King Lear, een toneelstuk dat in 1594 werd opgevoerd en dat Shakespeare zeker gekend moet hebben. Hier is het antwoord van ‘Cordelia’: ‘I cannot paynt my duty forth in words,
I hope my deede shall make report for me:
But looke what love the child does owe the father,
The same to you I beare, my gracious Lord.’
Ook hier legt de dochter de nadruk op de plicht van de vader te houden, en buiten de verplichte liefde is er niets. Een zelfde antwoord vinden we in Spenser's Fairie queene (1596): ‘But Cordeill said she loved him, as behoov'd.’ In The Mirror for magistrates van Higgins (1574) lezen we: ‘I louede you ever as my father well,
No otherwise, if more to know you crave:
We love you chiefly for the goodes you have.’
en in Holinsheds Chronicles (1577): ‘I protest vnto you, that I haue loued you euer, and will continuallie (while I liue) loue you as my natural father. And if you would more vnderstand of the loue that I beare you, assertaine yourselfe, that so much as you haue, so much you are worth, and so much I loue you, and no more.’ De ‘natural father’ vinden we ook bij Richard Harvey in zijn Philadelphus (1593). ‘That she loued him as her natural father with an obedient ever and thankful heart unfainedly.’ Het tweede deel van het antwoord bij Holinshed brengt ons naar Geoffry of Monmouth. Deze Geoffry schreef in 1135 in de Historia regum Britanniae de vroegst bekende (geschreven) versie van King Lear. Cordelia's antwoord heeft bij Geoffry enkele zeer opmerkelijke punten. In de eerste plaats in de inleiding: ‘At Cordeilla ultima, cum intellexisset eum (credulum patrem) praedictarum adulationibus acquivisse, tentare illum cupiens aliter respondere perrexit.’ Dit zou vertaald kunnen worden als: ‘Maar toen Cordelia ten slotte begrepen had dat haar lichtgelovige vader gerustgesteld was door de vleiende voorspellingen wilde zij hem op de proef stellen en antwoordde op een andere manier.’ Echter kan ‘tentare illum cupiens’ ook betekenen ‘zij wilde hem verleiden’, waardoor het antwoord een geheel andere kleur krijgt. Cordelia zegt daarna: ‘Is er ergens een dochter die meer van haar vader houdt dan van een vader? Ik denk niet dat er één is die dat durft te laten blijken tenzij zij de waarheid met schertsende woorden tracht te verbergen. Ik heb van je gehouden als vader, en dat zal ik blijven doen. Als je meer van me eist, luister dan, tenzij je er op staat mij verder te kwellen, naar de zekerheid van de liefde die ik voor je heb, en maak een einde aan je ondervragingen. Immers, zoveel als je hebt, zoveel ben je waard, en zoveel houd ik van je.’ (Etenim quantum habes, tantum vales, tantumque te diligo). Lear is zeer verontwaardigd door dit antwoord (vehementer indignans) en verstoot haar.
Bij Geoffry vinden we dus niet de plicht van de dochter om van de vader te houden, er is geen sprake van een ‘natural’ (in tegenstelling tot een ‘unnatural’, id est een incestueuze) va- | |
[pagina 328]
| |
der, er is alleen een raadsel. Vindt Lear nu de oplossing van dit raadsel en wordt hij terecht woedend, of interpreteert hij Cordelia's woorden op een volkomen verkeerde wijze? Bij de beantwoording van deze vraag hangt veel af van de manier waarop we het ‘tentare illum cupiens’ opvatten. Is het op de proef stellen of willen verleiden? Om hierover een duidelijk beeld te krijgen zouden we moeten trachten de bronnen die Geoffry gebruikt heeft terug te vinden. Dat lijkt geen eenvoudige opgave, want, hoewel Geoffry schrijft dat hij de beschikking over dergelijke bronnen gehad heeft, geeft hij ze niet aan. Sidney Hartland zegt hierover: ‘It seems likely he really had a collection of folktales, either Welsh or Armorican, made either by himself or (as he asserts) by another person.’Ga naar eind3. Ook Perret neemt aan dat Geoffry de beschikking had over reeds lang bestaande sprookjes, sagen en mythen, zonder dit echter te expliceren. San MarteGa naar eind4. schrijft dat de oorsprong van de katastrofe van het King Lear verhaal het antwoord van Cordelia is, ‘und hier ist bei Gottfried seine Bemerkung: tentare illum cupiens, nicht zu übersehen, wodurch sie der Nemesis gegen sich reizt; denn das Kind soll den Vater nicht versuchen’. Kennelijk voelt hij er het meeste voor, het ‘tentare illum cupiens’ te vertalen als ‘die hem wilde verleiden’. Hij meent verder dat we Cordelia vóór Monmouth terugvinden in Keltische verhalen als Creyddilad, de dochter van Lludd Llaw Ereint, die onder andere een rol speelt in het sprookje ‘Kulhweh und Olwen’ als ‘das herrlichste Mädchen auf den drei benachbarten Inseln, und für sie schlugen sich Gwythyr, der Sohn des Greidawl, und Gwynn, Sohn des Nudd, an jedem ersten Mai bis zum jüngsten Tage’. Vooral de kinderlijke trouw aan de vader is karakteristiek voor haar, getuige een passage in het gedicht Englymion y Clyweid: ‘Heb je gehoord wat Creyddilad zong, de dochter van Lludd, het trouwe meisje?’Ga naar eind5. Behalve de trouw aan haar vader heeft zij eigenlijk niets met Cordelia gemeen, maar het zou kunnen zijn dat zij model heeft gestaan voor deze kant van de Cordeliafiguur.
Het lijkt mij dat verdere naspeuringen in deze richting niet kunnen leiden tot enige verheldering.Ga naar eind6. Om verder te komen moeten we uitgaan van een opmerking van Perrett, waar hij zegt: ‘To get back beyond Geoffry we must look for the love-test. It is to be found in a great number of the collections of traditional tales.’ Hij meent dat Geoffry de beschikking gehad moet hebben over sprookjes, die als motief de lovetest hebben, waarbij het antwoord van de jongste dochter steeds is: ‘I love you like salt.’ Het ‘loving like salt’ motief zou dan door Geoffry vervangen zijn door een ander, even raadselachtig antwoord. Perrett kan zijn mening echter niet staven, hij komt niet verder dan een vermoeden uit te spreken en kan niet aantonen dat het ‘loving like salt’-motief in de tijd van Geoffry reeds in Engeland bekend was. Al is het, afgaande op de tot nu toe bekende gegevens, dus niet met zekerheid te zeggen dat Geoffry het motief heeft gekend, lijkt het mij wel de moeite lonen verder te bezien in welke sprookjes dit motief (volgens Aarne en Thompson H 592) voorkomt. Het blijkt dan te behoren bij een zeer eenvoudig verhaal (type 923 A.T.) waarin de koning boos wordt over het antwoord van de jongste dochter, maar zijn ongelijk inziet als hij een maaltijd krijgt voorgezet waaraan geen zout is toegevoegd. Het komt echter ook vrij frequent voor in combinatie met Assepoester en Ezelsvel-motieven (type 510 A.T.). Marion CoxGa naar eind7. heeft in 1893 een standaardwerk geschreven over Assepoester, waarin zij 130 ‘echte’ Assepoesters en 76 Ezelsvel-varianten heeft verzameld, daarnaast echter ook 18 varianten die het ‘loving like salt’ motief hebben. Bij de Ezelsvel-varianten is de heldin de dochter van een koning. De koningin sterft, maar pas als de koning heeft beloofd geen andere vrouw te trouwen als ze niet minstens even | |
[pagina 329]
| |
mooi is als zij. De enige die aan deze eis voldoet is de dochter, en deze zal dus de volgende vrouw van haar vader moeten zijn. Met behulp van een toverfee weet zij te ontvluchten, gekleed in een ezelsvel, en doet in deze gedaante ergens in een ver land het minste soort huishoudelijk werk. Een enkele keer, als zij alleen is, trekt zij het ezelsvel uit, en bij één van deze gelegenheden ziet een prins haar in haar volle schoonheid. Het verhaal loopt daarna vrijwel parallel aan Assepoes, het huwelijk volgt, de vader wordt uitgenodigd en alles loopt goed af, hoewel er één versie bekend is waar de vader in olie wordt gekookt. De 18 varianten met het zout-motief worden door Cox ondergebracht onder het hoofd ‘Cap o' Rushes’, naar een verhaal dat zij vond in de Ipswich Journal van 1889. Ik wil echter als voorbeeld een ander verhaal nemen, en wel uit de Contes populaires recueillis en Agenais van Jean Francois Bladé, dat ‘La Gardeuse des Dindons’ heet. Een koning wil zijn rijk verdelen tussen zijn dochters. De dochters moeten de vader zeggen hoeveel zij van hem houden, de jongste dochter antwoordt: ‘zoveel als van zout’. De koning wordt woedend en besluit haar in het bos te laten doden door zijn trouwe dienaar, die haar tong moet terugbrengen als bewijs dat het bevel is opgevolgd. De dienaar doodt inplaats van haar een hond, wiens tong hij bij zijn terugkeer toont. Het meisje wordt kalkoenenhoedster. De oudste dochters trouwen en verbannen na enige tijd de koning, die rond moet zwerven met zijn trouwe dienaar. De jongste dochter wordt verliefd op de prins van het land waar zij kalkoenen hoedt. Er wordt een bal gegeven, zij trekt de kleren aan die zij van de dienaar heeft gekregen, de prins beantwoordt haar liefde. Als het middernacht slaat, vlucht zij. Dit herhaalt zich drie avonden, de laatste keer verliest zij haar schoentje. Het schoentje wordt aan vele voeten gepast, de laatste die in aanmerking komt is de kalkoenenhoedster. Het schoentje past en de bruiloft volgt. De vader wordt in ere hersteld en de twee oudste dochters en hun echtgenoten worden opgehangen.
Het zal duidelijk zijn dat we hier te maken hebben met een verhaal dat een combinatie is van het zout-motief en het Assepoester-type, terwijl er ook een verwijzing is naar een motief uit Ezelsvel, namelijk de vermomming als kalkoenenhoedster. Overigens zijn er onder de 18 varianten van Cox' verhalen, die nog duidelijker het Ezelsvelmotief hebben, waarbij de heldin zich ook werkelijk vermomt in een dierenhuid. In een zo'n verhaal, ‘Peau d'ane’ geheten en meegedeeld door Ortoli in Les Contes populaires de l'île de Corse, wordt de vader krankzinnig en geneest door de goede zorgen van de jongste dochter. In de meeste versies komt de waarde van het zout aan het eind weer ter sprake, als de vader op het bruiloftsmaal geen zout in het eten krijgt en dan opmerkt dat het belangrijkste aan het eten ontbreekt, waarna berouw en verzoening volgen. Het zoutmotief vinden we niet alleen in sprookjes uit vele Europese landen, maar ook in India, waar het echter meestal niet duidelijk gekoppeld is aan type 505 (Assepoes en Ezelsvel). Er is echter één uitzondering, namelijk in een verhaal dat genoteerd is door Miss Maive Stokes.Ga naar eind8. Daarin wordt verteld over een koning met zeven dochters. Hij wil weten hoeveel ze van hem houden, de zes oudsten zeggen: ‘zoveel als van suiker’, de jongste echter antwoordt: ‘zoveel als van zout’ en wordt verbannen. In de rimboe vindt ze een prachtig paleis waar een prins ligt te slapen, zijn lichaam volgeprikt met naalden. Zij begint onmiddellijk de naalden te verwijderen, en om het werk sneller te kunnen doen koopt zij een slavin. De slavin weet het zo in te richten dat zíj de laatste naald uit de slapende prins trekt, die dan ontwaakt en met haar trouwt. De koningsdochter krijgt nu de rol van het dienstmeisje. De inmiddels koning geworden prins gaat op reis en vraagt wat | |
[pagina 330]
| |
hij mee zal brengen voor vrouw en dienstmeisje. Het dienstmeisje vraagt een ‘sunjewelbox’. Uit deze doos komen zeven popjes, die haar helpen zich mooi te maken. In deze toestand wordt zij tot drie keer toe gezien door een houthakker, die het aan de koning vertelt. Deze begrijpt nu dat hij de verkeerde vrouw heeft getrouwd en herstelt zijn fout. Op de bruiloft worden ook de vader en de zes andere dochters uitgenodigd. Zij krijgen een week lang uitsluitend zoete spijzen voorgezet, zodat hen alle eetlust vergaat. Pas dan krijgen ze een hartig hapje. De vader begrijpt nu wat zijn dochter heeft bedoeld en ziet in dat zíj het meeste van hem hield. Ook hier zien we weer een koppeling van het zoutmotief aan Assepoestermotieven, waarbij verder opvalt dat we hier met een zeer voortvarende Assepoester te maken hebben, getuige de haast die zij maakt met het wekken van de prins.
Om het zout-motief beter te kunnen doorgronden is het van belang te bezien wat zout in het algemeen kan betekenen. Al vanaf zeer vroege datum hechten de mensen betekenis aan zout. In het oude testament vinden we het zout op tien plaatsen vermeld, terwijl twee keer over een zoutverbond wordt gesproken. Het zoutverbond wordt gezien als iets dat onverbrekelijk is, en heeft waarschijnlijk zijn oorsprong bij de Bedouïnen, die een gemeenschappelijk genoten maaltijd beschouwden als een verbond met wederzijdse verplichting tot bijstand. Zout werd daarbij als een essentieel onderdeel van het voedsel gezien en is later komen te staan voor de volledige maaltijd.Ga naar eind9. Maar niet alleen in de bijbel speelt het zout een rol, we vinden het ook bij de initiatieriten van primitieve volkeren, en dan vooral bij de voorschriften die voor meisjes gelden. Alfred WintersteinGa naar eind10. heeft deze riten uitvoerig beschreven en ze in verband gebracht met sprookjes, overigens niet met de door mij genoemde verhalen. Het meisje dat voor de eerste keer menstrueert maakt door deze initiatieriten zeer moeilijke tijden door. Zij dient zich te verbergen, vooral voor de mannen, maar vrijwel altijd ook voor de zon. Daarnaast is zij vaak verplicht geheel te vervuilen, soms wordt er mee volstaan dat ze een smerige doek als een sluier voor het gezicht draagt. Ook maskers van stro worden hier en daar gebruikt. Als zij mag werken (wat lang niet altijd het geval is), is dit uitsluitend het smerigste werk dat denkbaar is. Bij deze voorschriften komt nu bijna altijd het verbod zout te eten, we zouden kunnen zeggen dat er een duidelijk zout-taboe is. Het zout heeft in de initiatieriten dus een bijzondere symbolische betekenis. Deze symbolische betekenis van zout is door de psychoanalyticus E. JonesGa naar eind11. uitvoerig belicht. Jones zegt: ‘Zwei wichtige Tatsachen müssen zu Beginn erwähnt werden: zunächst, dasz man zu allen Zeiten dem Salz eine Bedeutung zuschrieb, die diejenige seiner natürlichen Eigenschaften weit übertraf: Homer schildert es als göttlichen Stoff, Plato schreibt, dasz es den Göttern besonders wert sei und wir werden sogleich seine grosze Wichtigkeit bei religiösen Zeremonien, Verträgen und magischem Zauber kennen lernen. Dasz dies in allen Teilen der Welt und zu allen Zeiten der Fall war, zeigt, dasz wir es hier mit einer allgemein menschlichen Neigung zu tun haben und nicht mit einem lokalen Brauch, einem Zufall oder einem unwesentlichen Zug. Ferner entlehnte man dem Salzbegriff in den verschiedenen Sprachen einer bemerkenswerten Überfluss metaphorischer Bedeutungen, deren Studium erkennen lassen wird, wofür der Begriff tatsächlich im menschlichen Geist stand, und dadurch die Quelle seiner übergroszen Bedeutung erklären kann.’ Hij wijst op de duurzaamheid van zout, waardoor het tot een zinnebeeld voor eeuwigheid en onsterfelijkheid is geworden. In verbinding hiermee kwam het ook te staan voor wijsheid, voor vriendschap en trouw en voor gastvrijheid. | |
[pagina 331]
| |
Zout wordt gezien als de essentie van de dingen, er wordt een magische kracht aan toegeschreven, het behoedt tegen ongelukken en is en was een essentieel bestanddeel van offergaven. Het bevordert bovendien de vruchtbaarheid en voorkomt impotentie. Een van de meest in het oog lopende kenmerken van zout is dat het gemakkelijk in een andere stof opgaat, vooral in water, maar ook bij voorbeeld in vlees en in brood. Het is vooral deze laatste eigenschap die Jones belangrijk voorkomt: ‘die Fähigkeit, sich innig mit einem zweiten Körper zu verbinden, dem es seine besondere Eigenschaften einschlieszlich der Fähigkeit, gegen Verfall zu schützen, mitteilt’. Jones stelt dan als werkhypothese dat zout gezien kan worden als een symbool voor sperma: ‘Die Vermutung, dasz das Salz viel von seiner Bedeutung der unbewuszten Assoziation mit dem Samen verdanke, erfüllt zumindest ein Postulat alles symbolischen Denkens, nämlich dasz die Vorstellung, der die übermäszige Bedeutung entstammt, wichtiger ist als die, auf die sie übertragen wurde.’ Hij vervolgt zijn artikel met een zeer uitvoerige opsomming van gegevens uit het antropologische en folkloristische gebied, aangevuld met etymologische gegevens en vindt daar vele aanknopingspunten voor zijn hypothese. Hij trekt dan de volgende conclusie: ‘Die Tatsache, dasz die zum Salz gehörigen Gebräuche und Aberglauben genau parallel zu den auf sexuelle Ausscheidungen bezüglichen sind, die komplizierte und weitverzweigte Art, in der die Salzvorstellung mit sexuellen Dingen verwoben ist, die Universitalität des betreffenden Aberglaubens, die vollständige Beleuchtung, die jedes Detail der das Salz betreffenden abergläubischen Gebräuche empfängt, sobald ihre symbolische Bedeutung aufgedeckt ist, und die Unmöglichkeit, sie auf einer anderen Grundlage ganz zu erklären, das alles sind Erwägungen, die es sehr schwer machen, die hier aufgestellte Hypothese zu bestreiten. Tatsächlich kann man dies kaum tun, auszer wenn man die oben angeführten Tatsachen ignoriert.’ En verder: ‘Die Richtigkeit der Hypothese muss anerkannt werden, weil sie die beiden Forderungen wissenschaftlicher Begründung erfüllt. Sie ermöglicht es erstens, disparate Phänomene unter eine Formel zusammenzufassen, die sie erklärt, und zweitens das Vorkommen anderer vorher unbekannter Phänomene richtig vorherzusagen.’
Wanneer we nu, gewapend met de uit de beschouwingen van Jones verkregen kennis, het zout-antwoord opnieuw bekijken, ontstaat er meteen een grotere helderheid. Als in Cap o' Rushes de jongste dochter op de vraag hoeveel zij van haar vader houdt, antwoordt: ‘as fresh meat loves salt’, kunnen we dit antwoord nu duiden als: ik hou van je op een seksuele manier, ik zou willen dat je sperma in mij doordringt zoals zout in vers vlees. Het is een antwoord, waarvan in het Engels gezegd kan worden dat het ‘a salacious answer’ is.Ga naar eind12. Ook bij Geoffry wordt gezinspeeld op de mogelijkheid van een incestueuze liefde. In de eerste plaats in het ‘tentare illum cupiens’, maar verder ook in de zinsnede: ‘Is er ook maar ergens, vader, een dochter die voorgeeft meer van haar vader te houden dan als van een vader?’ (Est uspiam, mi pater, filia quae patrem suum plusquam patrem diligere praesumat). Opmeṙkelijk is hierbij dat terwijl CosquinGa naar eind13. de juiste vertaling geeft (une fille qui prétende aimer son père plus que comme père), iemand als Emil BodeGa naar eind14., van wie we, gezien zijn werk, mogen veronderstellen dat hij een geletterd man is, dit vertaalt met: ‘dass ein Tochter ihren Vater mehr als das eigene Leben lieben kann.’ Overigens komt deze zinsnede bij de navolgers van Geoffry niet meer voor. Een andere moeilijkheid waar vrijwel iedereen over struikelt levert het sluitstuk van Cordelia's antwoord bij Geoffry, ‘Quantum habes, tantum vales, tantumque te diligo’. Hierbij valt op dat de epigonen van Geoffry veelal geneigd zijn geweest het ‘quantum habes’ weg te laten. Het ‘raadsel’ wordt door iedereen opgelost als | |
[pagina 332]
| |
verwijzend naar de materiële rijkdom van Lear. Als we echter uitgaan van de gedachte dat de onderliggende thematiek handelt over incestueuze liefde, dan kunnen we aan de mogelijkheid denken dat dit deel van het antwoord wel eens het meest ‘salax’ van alles zou kunnen zijn. Dan zou het ‘quantum habes’ kunnen verwijzen naar de vaderlijke penis, en komen we uit bij de, vooral onder mannen, zo zeer verbreide opvatting dat de liefde van een vrouw voor een man bepaald wordt door de maat van zijn penis. Dat de (mogelijk verdrongen) gedachte dat het in de Lear-sage om deze thematiek gaat ook leefde bij navolgers van Geoffry, wordt bevestigd door wat Robert Manning of BrunneGa naar eind15. schrijft. Hier vraagt Lear namelijk aan zijn dochter Gonorylle: ‘Doughter, sey me new by wylle, How mykel woldest you me loue, ghyf you were lady me aboue?’ En Gonorylle antwoordt: ‘whether scheo were mayden or wyf, scheo wolde loue hym as hure lyf.’ Het lijkt me dat, waar we immers midden in de veertiende eeuw zitten en dus in de bloeitijd van de ridderromantiek, waarin de ridder zijn vrouw dient, we de ‘lady me aboue’ moeten opvatten als de echtgenote. Als we kijken naar de verdere ontwikkeling van Cordelia's antwoord in de literatuur zien we dat er een duidelijke verschuiving optreedt, die steeds meer gaat in de richting van de plicht die een dochter heeft van haar vader te houden, maar ook niets meer dan dat. Ook het raadselachtige aspect, dat we bij Geoffry nog wel vinden, verdwijnt steeds meer. Bij Shakespeare is dit het duidelijkst, hij laat Cordelia immers in eerste instantie zeggen: ‘Nothing my lord’, terwijl in hetgeen zij eraan toevoegt zelfs expliciet wordt gemaakt dat er van een seksuele liefde in het geheel geen sprake kan zijn. Hoe het antwoord ook luidt, alle versies hebben dezelfde reactie van de vader, overal ontsteekt hij in grote woede, bij LaghamonGa naar eind16. valt hij zelfs bewusteloos neer. In alle versies wordt Cordelia onterfd, in enkele (5) uit het land gejaagd, dit in overeenstemming met de sprookjes. Deze woedende, uitzinnige reactie van Lear is voor veel critici moeilijk te begrijpen geweest. Bij sommigen wekt hij irritatie, zoals bij Bridie, die Lear beschrijft als een ‘arrogant old idiot, destitute of any decent human quality and incapable of any reasonable act’.Ga naar eind17. Deze moeilijkheid ontstaat doordat het antwoord van Cordelia in de loop der tijden duidelijk verandert, zeker als we beginnen met de sprookjes, terwijl de reactie van Lear steeds gelijk blijft. Al is het ‘zoutantwoord’ op het eerste gezicht onbegrijpelijk, evenals het antwoord bij Geoffrey, toch hebben we hier door de psychoanalytische beschouwingswijze de mogelijkheid de diepere betekenis te doorgronden, en de reactie van Lear te begrijpen, hetgeen in de latere versies niet goed meer mogelijk is. Via het zout zien we immers dat Lear reageert als een vader die door de dochter wordt verleid, waardoor zijn incestueuze wensen worden gemobiliseerd, wensen die dan in zijn geval blijkbaar uitzonderlijk sterk moeten worden afgeweerd. Bij Shakespeare zegt Lear: ‘Hence, and avoid my sight’, bij Laghamon (1205): ‘fligh ut of min eaeh-sene’. Kennelijk kan hij haar aanblik niet meer verdragen. Interessant is nu dat de sprookjes hier nog duidelijker over zijn. Daarin wordt de ‘salacious daughter’ niet alleen verbannen, maar zelfs in haar verbanning verhult zij zich, maakt zij zich onaantrekkelijk en onherkenbaar, geheel volgens het Ezelsvel-motief, en doet bovendien het minste en vuilste werk als typische Assepoester. Naar mijn mening vinden we hier het antwoord op de vraag hoe het zoutmotief en de Assepoester-Ezelsvel-motieven aan elkaar gekoppeld zijn geraakt. De dochter moet zich verhullen als reactie op de woedende en bedreigende houding van de vader, en waar vinden we de thematiek van de verhulling beter uitgebeeld dan in de sprookjes die horen tot de Assepoester-cyclus. | |
[pagina 333]
| |
Als we meer algemeen een antwoord zoeken op de vraag hoe de koppeling van bepaalde motieven tot stand komt, kunnen we dat het beste doen vanuit een psychoanalytische visie. Deze stelt ons immers in staat andere betekenissen te verlenen, en daardoor samenhangen te zien die voordien onzichtbaar waren. Over deze materie is uiteraard van literairhistorische zijde veel werk verricht. Er zijn daarbij twee stromingen te onderscheiden. De ene stroming meent dat een bepaald sprookje ergens, in één bepaalde streek of in één bepaald land ontstaan moet zijn om zich vervolgens over de wereld uit te breiden. Een andere stroming gaat er van uit dat het mogelijk zou zijn dat het kenmerkende van sprookjes is dat gelijkluidende thema's in zeer verschillende culturen onafhankelijk van elkaar tot stand komen. Het lijkt mij dat het ene standpunt het andere niet geheel hoeft uit te sluiten. De motieven kunnen heel goed overal ter wereld los van elkaar ontstaan, maar zullen elkaar toch wederzijds beïnvloeden, zeker wanneer sprookjes niet meer uitsluitend mondeling worden overgebracht maar op schrift worden gesteld. Hierbij is van groot belang dat bepaalde motieven, die aanvankelijk tot verschillende verhalen behoorden, aan elkaar gekoppeld raken. Zo heeft Anna Birgitta RoothGa naar eind18. een zeer grondig onderzoek verricht naar de ontstaansgeschiedenis van het Assepoester-verhaal. Naar haar mening is de oorsprong van dit verhaal vele duizenden jaren oud. Er zijn in de loop der eeuwen vele wijzigingen aangebracht doordat motieven die eerst bij andere sprookjes hoorden gekoppeld zijn geraakt aan het oorspronkelijke verhaal, terwijl andere motieven eruit verdwenen zijn. Over de Ezelsvel-varianten schrijft zij dat deze tot stand gekomen zijn door een koppeling aan ridderverhalen. Zij is hier echter niet geheel overtuigend; zo wordt in haar beschouwingen geenszins duidelijk waarom ook in Chinese sprookjes dit motief is terug te vinden. Over het zoutmotief laat zij zich niet uit, de Catskin-varianten gooit zij op één hoop met de Ezelsvel-verhalen. Rooth komt tot de conclusie dat de Ezelsvel- en de zoutverhalen eigenlijk niet tot de Assepoester-cyclus horen. Vanuit een psychoanalytisch uitgangspunt echter lijkt het tegengestelde het geval. Dan wordt begrijpelijk dat bij voorbeeld Marion Cox Assepoester, Ezelsvel en de sprookjes met het zoutmotief bij elkaar plaatst, omdat ze alle drie handelen over de moeilijkheden die de oedipale fase van de ontwikkeling voor het meisje op kan leveren. Bij Assepoester gaat het dan vooral om de relatie met de moeder (hoewel bij voorbeeld in de versie van Grimm de vader enkele keren optreedt als achtervolger), bij de beide andere om de relatie met de vader, en wel bij Ezelsvel om de verleidende, ‘onnatuurlijke’ vader, bij de zoutverhalen om de vader die het verleidende meisje afwijst. In beide gevallen leidt dit tot een verhulling van het meisje, die dient om zich aan de gevaarlijke situatie met de vader te onttrekken. De verhulling vinden we nu terug in de ontwikkeling van het Lear-verhaal. Als we de sprookjes met de sagen vergelijken, dan zien we een duidelijk verschil. In de sprookjes is de dochter de centrale figuur, in de sagen de vader. Maar ook in de sagen zien we dat de rol van Cordelia aan verandering onderhevig is. Het duidelijkst komt dit tot uiting bij Shakespeare. Zoals ik in het begin al zei komt zij slechts op twee momenten naar voren, aan het begin en aan het einde van het stuk. Shakespeare heeft naar mijn idee het meest tragische slot van alle bekende bewerkingen van de Lear-sage. Als we bij Geoffry kijken zien we dat Lear en Cordelia vanuit Frankrijk terugkeren naar Engeland, waarna ze de zusters en hun echtgenoten overtuigend verslaan. Lear wordt in zijn vroegere glorie hersteld en sterft na enige jaren een normale dood. Cordelia wordt nu koningin en regeert nog vijf jaar. Dan komen de zonen van haar zusters in opstand en verslaan haar. Zij wordt in een kerker gevangen gezet en pleegt zelfmoord. De zelfmoord komt in vrijwel alle versies voor, slechts | |
[pagina 334]
| |
in enkele gevallen wordt zij vermoord, bij één schrijver sterft zij een natuurlijke (?) dood in de kerker. Alle schrijvers houden vast aan de zegerijke terugkeer van Lear en Cordelia, en pas na een aantal jaren komt het tragisch einde. Bij Shakespeare vinden we hier niets van terug. Het enige lichtpunt dat voor Lear en Cordelia nog open lijkt te blijven is een gezamenlijk verblijf in de gevangenis (we two will sing like birds i' th' cage), maar ook dit wordt teniet gedaan, Cordelia wordt vermoord en Lear sterft ten gevolge van de schok als hij dit hoort. Dit wekt de indruk dat Shakespeare Cordelia nog verder terugdringt, nog minder centraal stelt dan zijn voorgangers al deden. De woorden ‘Hence, and avoid my sight’ gelden dan niet alleen voor Lear maar ook voor Shakespeare zelf. We zouden dus kunnen stellen dat Shakespeare zowel in het begin van het stuk (in de love-test) als op het einde ervan de Cordeliafiguur meer verhult dan bij zijn voorgangers gebruikelijk was. Het tragische einde van Cordelia heeft overigens de gemoederen sterk in beweging gebracht. Hoewel, in tegenstelling tot de sprookjes, alle versies van de sage slecht aflopen (behalve het toneelstuk The true chronicle history of King Lear uit 1594), kwam er toch een felle reactie op Shakespeare's slot. Deze reactie had de zogenaamde Tate-versie tot resultaat, die in een happy-end voorzag en die op het toneel werd opgevoerd van 1681 tot 1823.
Waar, zeker in die tijd, het theaterpubliek en vele critici niet uitkomen is de vraag naar Cordelia's schuld. Zij vragen zich af waaraan zij zich heeft schuldig gemaakt om een dergelijk tragisch einde te rechtvaardigen. Alleen San Marte is zeer beslist in zijn, al eerder vermelde, mening, als hij over haar antwoord zegt: ‘womit sie der Nemesis gegen sich reizt, denn das Kind soll den Vater nicht versuchen.’ Het lijkt me dat San Marte hier de oplossing aangeeft van de vraag waaraan Cordelia schuldig wordt geacht. Het is de oedipale schuld waar zij voor moet boeten met een treurig einde van haar leven, soms door moord, vaker door zelfmoord. Dat Shakespeare haar zelfs geen triomf over de zusters gunt, wil zeggen dat hij haar deze schuld zwaar aanrekent, geheel in de lijn van hoe hij Lear zich over vrouwen laat uiten: ‘Behold yond simp'ring dame,
Whose face between her forks presages snow;
That minces virtue, and does shake the head
To hear of pleasure's name;
The fitchew nor the soiled horse goes to't
With a more riotous appetite.
Down from the waist they are Centaurs,
Though women all above:
But to the girdle do the Gods inherit,
Beneath is all the fiend's: there's hell, there's darkness,
There is the sulphurous pit - burning, scalding,
Stench, consumption; fie, fie, fie! pah pah!’
Dit betekent wel een bijzonder sterke afwijzing van de vrouwelijke seksualiteit! Deze passage uit Shakespeare's King Lear werpt een scherp licht op de tragedie die zich tussen dochter en vader afspeelt. King Lear is naar mijn mening de tragedie van de afwijzing, die zowel in de sprookjes als in de sagen centraal staat. Oppervlakkig gezien lijkt het steeds alsof Cordelia haar vader afwijst, maar op een ander niveau gaat de primaire afwijzing van Lear uit. Steeds dringt zich de vraag op wat Lear nu eigenlijk wil horen als antwoord op de lovetest. Hoewel het antwoord hem op het eerste gezicht nooit genoeg is, heb ik het gevoel dat het hem in de sprookjesversie (en ook nog bij Geoffry) eigenlijk te veel is, dat het er hier om gaat dat hij het ‘raadsel’ goed oplost en van daaruit reageert. Ook hier heeft er later een verschuiving plaatsgevonden die gaat van de dochter naar de vader. Deze verschuiving vinden we ook in de | |
[pagina 335]
| |
opeenvolgende versies van Cordelia's antwoord, zodat we bij Shakespeare eigenlijk geen aanknopingspunten meer vinden voor de veronderstelling dat niet Lear, maar Cordelia wordt afgewezen. Ik ben geneigd deze verschuiving op te vatten als een afweer van de oorspronkelijke thematiek, die handelt over het meisje dat haar vader wil verleiden en dat ten gevolge daarvan wordt afgewezen en verstoten.
Een dergelijke tragedie komt vrij veelvuldig voor in de ontwikkeling van het meisje, althans vaker dan we op het eerste gezicht zouden denken. Want uiteraard zijn er vaders die iedere erotische avance van hun kleine dochter bruut afwijzen, maar er zullen er nog meer zijn die dit afwijzen niet overt doen. Veel vaders zullen zich overigens niet eens bewust zijn van de afwijzing, zoals zij zich niet bewust zijn van hun eigen incestueuze verlangens. Bij deze vaders verloopt er in de relatie met hun dochters heel veel ondergronds, maar via deze ondergrondse weg worden dingen overgebracht die de ontwikkeling van het meisje kunnen storen. Het zijn vooral de vaders met de onverwerkte oedipale problematiek die het hun dochters in dit opzicht moeilijk maken. Als ze dan ook nog een narcistische afweer van deze problematiek hebben, wordt het voor de dochters vrijwel ondoenlijk, want dan wordt tegelijkertijd geëist dat ze eindeloos veel van hun vader moeten houden èn dat ze iedere erotische uiting moeten vermijden. Dat overigens de gemiddelde vader het vaak moeilijk heeft met zijn dochters, blijkt wel als we ons bij voorbeeld afvragen wat je als vader doet als je dochter plechtig verklaart dat ze met je wil gaan trouwen. Wat doe je als je dochter al explorerend bij je penis uitkomt en daar mee wil gaan spelen? En wat doe je als ze bij je op schoot zit te wippen waardoor je een erectie krijgt? Veel meisjes komen aan deze dingen niet eens toe, omdat ze de afweer van hun vader voelen, maar zij die er wel aan toe komen vertellen later, bij voorbeeld in hun analyse, hoe vader geschrokken zich distantieerde en hoe hard de zo gevoelde afwijzing is aangekomen. En dit betreft dan nog een gebeuren dat slechts enkele malen (soms eenmalig) voorkomt. Hoe veel te belastender moet het zijn als het meisje de afwijzing constant te voelen krijgt.
Welke oplossingen staan nu het meisje dat in deze moeilijke situatie terechtkomt ter beschikking? Daarvoor moeten we allereerst weer naar de sprookjes kijken, waar de jongste dochter na verstoten te zijn zich door het leven tracht te slaan als een Ezelsvel en Assepoester. Vertaald betekent dit, dat ze haar aantrekkelijkheid verbergt, dat ze dus tracht geen enkele erotische verleiding meer van zich uit te laten gaan. Inderdaad zien we dit soms bij meisjes gebeuren, ze worden saai, onooglijk, onaantrekkelijk. Een andere mogelijkheid is dat ze na begrepen te hebben dat het feit dat ze tot het vrouwelijk geslacht behoren een belangrijke hinderpaal is in de relatie met vader, de wens ontwikkelen een jongen te zijn en zich dan ook zoveel mogelijk jongensachtig gaan voelen en gedragen. Enkele schrijvers berichten dit ook van Cordelia als ze eenmaal koningin geworden is. Holinshed zegt van haar: ‘being a woman of a manly courage’ en Polydorus Vergilius noemt haar: ‘Hic egregia mulier, cui ad superandam superiorum regum gloriam virilis tantum defuit sexus.’ (Deze voortreffelijke mannelijke vrouw aan wie haar geslacht zozeer ontbrak, dat zij de roem van machtiger koningen overtrof.)Ga naar eind19. De afwijzing zal vrijwel altijd tot gevolg hebben dat het meisje woedend wordt, met recht geldt hier ‘Heaven has no rage like love to hatred turned, Nor Hell a fury like a woman scorned’.Ga naar eind20. Met deze woede weet ze zich geen raad, ze zal immers haar positieve instelling ten aanzien van de vader blijven houden, terwijl de woede met de daarbij horende fantasieën bovendien hoort tot de verboden gevoelens, aangezien een kind de plicht heeft van de vader te | |
[pagina 336]
| |
houden (een thema dat we telkens weer tegenkomen in de antwoorden van Cordelia!). De agressie moet dus worden afgeweerd, en deze afweer resulteert vaak in een opvallend ‘sloom’ gedrag, in een verlaging van het activiteitsniveau van het meisje. Ook ligt ten gevolge van de afwijzende houding van de vader de weg open naar een masochistische ontwikkeling. Ik denk daarbij aan de beschouwingen van BerlinerGa naar eind21. die stelt dat de typisch masochistische instelling voortkomt uit een behoefte aan het krijgen van liefde van mensen die je haten. Het is mij opgevallen dat het nog al eens de oudste dochter is die het meeste lijdt onder de afwijzing van de vader, het lijkt wel of veel vaders bij de tweede en eventueel derde dochter wat over hun schrik heen zijn. Dit is in tegenstelling tot de sprookjes en sagen waar het altijd de derde (en in India toch in ieder geval de jongste) dochter is die het het zwaarst te verduren krijgt. Dit heeft naar mijn idee te maken met de symbolische betekenis van de derde (eventueel jongste) dochter. AbrahamGa naar eind22. en ShopperGa naar eind23. wijzen erop dat het getal drie in dromen een symbool kan zijn dat met de vrouw en haar psychoseksuele ontwikkeling heeft te maken. Abraham wijst op de drie lichaamsopeningen die bij de vrouw van belang zijn (mond, anus en vagina) en Shopper gaat uit van de cloaca-theorie, waarbij de cloaca pas in de loop der ontwikkeling gedifferentieerd wordt in drie delen. De vagina wordt het laatst gerepresenteerd in het psychisch beleven, en als zodanig zou de jongste (derde) dochter symbolisch hiernaar kunnen verwijzen. Hoe dit ook zij, zeker kunnen we stellen dat een vader die zijn dochter als klein vrouwtje met seksuele wensen afwijst de oorzaak kan zijn van een tragedie, die voor haar verdere leven van grote betekenis is en verstrekkende gevolgen kan hebben. Sprookjes, sagen en ook de grote schrijvers zoals Shakespeare kunnen ons veel over dergelijke tragedies in het leven van het kleine kind leren, en omgekeerd kan de psychoanalyse een belangrijke bijdrage leveren aan een interpretatie die het eigenlijke thema kan onthullen. Tevens kan de psychoanalytische beschouwingswijze iets zeggen over de wijze waarop in de loop der tijden een dergelijk thema steeds meer verhuld is geraakt en de reden aangeven van zo'n verhulling. Daarbij is het vaak zo dat de sprookjes meer gelegenheid bieden de thematiek doorzichtig te maken dan de sagen en de bewerkingen daarvan. Ook in dit geval lijkt het mij zo te zijn. De sprookjes hebben Cordelia als centrale figuur, terwijl zij in de sagen steeds meer verdwijnt. Ik heb getracht haar weer te voorschijn te brengen en haar de plaats terug te geven die haar toekomt en die zij in de sprookjes ook had, een plaats naast Assepoester en Ezelsvel. Gedrieëlijk zijn zij uitbeeldingen van moeilijkheden die meisjes in hun ontwikkeling kunnen hebben. Dat deze moeilijkheden kunnen leiden tot een diepe tragedie weten analytici maar al te goed. Ook al legt hij dan het accent meer bij Lear dan bij Cordelia, het is toch het geniale van Shakespeare dat hij ons de volle diepte van een dergelijke tragiek kan laten meebeleven, een tragiek die voor mij het meest tot uiting komt als hij Lear bij de dood van Cordelia laat zeggen: ‘I could have saved her, now she's gone for ever.’ |
|