De Gids. Jaargang 139
(1976)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 541]
| |
Leo Ross
| |
[pagina 542]
| |
die in de brief aan Sótòn opduikt: het schrijven en ook het lezen over zo'n bijzonder kostbare edelsteen, die men zelf niet bezit en waarschijnlijk nooit bezitten zal, is eigenlijk een verfijnde marteling.)
De hoofdfiguur van de novelle kennen wij uit Pathologieën: Heleen Marie Golesco, Roemeense vriend van René Richell, die zich in de Seine verdronk, de voorganger van Johan van Vere de With als beminde en slachtoffer van de Duivel. Maar het kader waarin beider lotgevallen zijn gezet, is volstrekt verschillend. In de roman Pathologieën treedt Johan allegorisch op als de mens tussen God en Satan, verstoten door Jahwe, door Satan opgevangen en vermorzeld. In de bizarre en gruwelijke novelle die ik als De Verkrachting van Jezus aanduid, is geen sprake van Heleens ondergang, eerder van een prikkelende anekdote die aan Job doet denken. Satan en Jezus sluiten een averechtse weddenschap, Satan zet Heleen in, met - bij wijze van spreken - een omkering van Job 1:8 (‘niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad’, zegt God daar). Heleen verstoot en verkracht Jezus en helpt Satan zo aan een glanzende overwinning. Wel heel ver zijn we hier verwijderd van de brave, quasisocialistische Kanalje-verhaaltjes uit De Haans begintijd! ‘Al kon ik de hemel op de aarde verdienen, ik kan geen menschelijk werk maken’, schreef hij aan Van Eeden. Dan kan men als Hollander op zijn vingers uittellen dat succes achterwege blijft. De al te menselijke socialisten stopten De Haan na zijn breuk met de SDAP-figuur Tak (in 1904) met liefde in de doofpot, in onheilig verbond met de al te menselijke christenen die de maagdelijkheid van hun reine Pigem niet geschonden wensten te zien. Aan godsdienst en marxisme beide heeft De Haan in deze novelle dan ook twee keer aandacht besteed. Nog enig filologisch commentaar. Als Heleen bij Jezus het Bradford hotel binnentreedt, weet deze hem onmiddellijk voor zich te winnen: ‘Boroeg habo’, zegt hij en dat is ‘baruch haba’, gezegend, hij die komt, een gewone groet in het Hebreeuws, maar ook de woorden waarmee in psalm 118:26 hij, die komt in de naam des Heren en in Mattheüs 21:9 Jezus zelf bij zijn intocht in Jeruzalem verwelkomd wordt. De Asjkenazische, Oosteuropese uitspraak van die woorden stelt Heleen, in wie wij meer de Amsterdamse jodenjongen zien dan een Roemeens edelman, direct op zijn gemak. - Achter het Bradford hotel verschuilt zich natuurlijk het uiterst sjieke Bedford Hotel, vlak bij de Champs-Elysées, 17 rue de l'Arcade (zelfs het huisnummer klopt). - Het pentagram dat de Duivel als lakstempel gebruikt, is de vijfhoek of drudenvoet die in de zwarte magie een steeds wisselende rol speelt. In de Faust verhindert een Drudenfuss op de drempel Mephistopheles het huis van Faust te verlaten. De godheid Baphomet evenwel, die de Tempeliers vereerden en in wiens naam zij Jezus afzwoeren, droeg het pentagram op zijn voorhoofd. - De sonnetten van Jezus ten slotte, waaruit De Haan één strofe als motto boven zijn verhaal plaatste, staan in het tijdschrift Nederland (1904), in iets afwijkende redactie. Het zijn de christelijke verzen waar Jaap Meijer zich in zijn De Haan-biografie zo over opwindt. De Nerveuze vertellingen negeert Meijer daar overigens, waarschijnlijk omdat zij niet kloppen met zijn beeld van De Haan. De herdruk van deze Nerveuze Vertelling in dit tijdschrift heeft niet de status van een filologische editie. Ik heb de spelling en nog enkele zaken van ondergeschikt belang gemoderniseerd, om geen nodeloze barrière te handhaven tussen een uniek stukje literatuur en een lezerspubliek dat, als gevolg van een verwaarloosde literaire traditie in Nederland, op ‘ouderwetsheden’ onwennig, wrevelig en afwijzend reageert.
Literatuur over Pijpelijntjes: Commentaar op ‘Pijpelijntjes’, in: De Revisor I, 7, september 1974; ‘Jacob de Haan, Pijpelijntjes’, in: Spektator IV, 3, Aankondiging en bespreking; literatuur over Pathologieën: ‘Jacob Israël de Haan als decadent romanticus’, in: De Gids, romantieknummer 1974 |
|