rallelle tastbaarder wereld, maar pas als het dreigt overrompeld te worden door het Stark is het tegen en staat op, valt op, verwoordt zich, wordt literatuur.
Het Sensorium is niet bang voor uitbreiding, verveelvuldiging, maar is er spaarzaam mee, bedachtzaam; het Stark plant zich ongeremd voort in zo identiek mogelijke eenheden.
Het Stark dupliceert, het Sensorium varieert; het Stark is tegen variaties. Tegen.
Het Stark wil in de kern blijven wat het is, in de periferie groter & groter worden; het Sensorium wil ook groeien en groter worden, maar het wil niet blijven wat het is.
Toch of daaróm is bij het Stark het gevaar voor wildgroei groter dan bij het Sensorium, dat eerder bereid is rekening te houden met zijn interne, innerlijk gegroeide orde die eventueel zelfs, zij het met tegenzin, het Stark omvat. Het Stark echter beschouwt wildgroei als zijn natuurlijke orde en is tegen strukturering, tegen struktuur, die het als onnatuurlijk bestempelt. Uit zelfbehoud zal het zich hooguit tijdelijk beperken, wat iets anders is dan blijvend struktureren. Het zal de sym- en empatie aanroepen van het Sensorium. Na gebruik gemaakt te hebben van diens reserves keert het terug naar het eigen reservaat, dat het opnieuw probeert uit te breiden ten koste van het Sensorium. Voor de gevolgde taktiek ontwikkelt het nieuwe woorden en begrippen die de ambivalentie en dubbelhartigheid verhullen, bijvoorbeeld: een stark sensorium is de redding voor ons allen.
Vaak slaagt het hierin, temeer omdat de dubbelduidigheid gevoed wordt door de natuurlijke meerduidigheid van de geschreven taal, zoals in de vroegste geschreven teksten van de Egyptenaren toen ‘wit’ ook ‘zwart’ kon betekenen, ‘zwart’ ‘wit’ en men ‘zwartwit’ en ‘witzwart’ aanwendde om ‘wit’ of ‘zwart’ aan te duiden, dus het begrip vastgeklonken aan zijn tegendeel. Van dit - in wezen sensoriese - element maakt het Stark gebruik om zijn intenties te verhullen en het Sensorium te overmeesteren in taal en tegelijk in de werkelijkheid.
Eenmaal dit bereikt hebbende, stelt het zich op als Censor tegenover verdere meerduidigheid: Censor tegenover Sensor. Tegen. Het Stark is tegen.
Weliswaar kan ook het Sensorium haten en tegen zijn, maar het beschouwt haat nooit als zijn natuurlijk element, maar als tegennatuurlijk, want op en tegen het Stark gericht dat onnatuur en onkultuur is; het Sensorium zal bijvoorbeeld nooit roepen: ‘Viva la muerte!’
Het Sensorium kan haten en schreeuwen en krijsen, kan slaan en vechten, kan huilen en kreunen en het doet dit vanwege zichzelf en het Stark, dat zijn natuurlijke en kultuurlijke bestaan belaagt; want het Stark is tegen, tegen de kultuur die binnen het Sensorium tot natuurlijk element geworden is. (Literatuur.)
Het Stark is onveranderlijk bang voor analyse, vooral voor psychoanalyse, het Sensorium niet; het Sensorium stimuleert iedere analyse, het Stark is tegen.
Het Stark is - het spreekt vanzelf - ook tegen kreativiteit, uitgezonderd in de exakte wetenschappen; het Sensorium stimuleert kreativiteit, ook op politiek gebied; het Stark is bang voor de gevolgen van de kreativiteit die het tegen zichzelf kunnen richten: de vrijheid die wordt opgeëist om Het te ontkennen en als Stark te identificeren. Daarom is het Stark - van zelf sprekend - tegen. Daarom ook spreekt het Stark bijna nooit over zichzelf, maar altijd voor zich-