De Gids. Jaargang 138
(1975)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| |
H.E. Ruitenberg
| |
[pagina 148]
| |
Het heeft duidelijk zijn sporen nagelaten dat Amnesty in Engeland is ontstaan: een pragmatische aanpak overheerst. Het werk van Amnesty wordt in hoofdzaak op twee niveaus gedaan: in het internationaal secretariaat in Londen, waar een onderzoeksbureau deel van uitmaakt, en in 1600 over de hele wereld verspreide plaatselijke groepen die werken op basis van gegevens verzameld en gecontroleerd door het onderzoeksbureau. Op het bureau in Londen werken 50 mensen (betaald), de leden brengen dit jaar ruim anderhalf miljoen gulden op om het te laten werken. Naast gegevens voor de plaatselijke adoptiegroepen produceert het bureau rapporten, een klein maandblad met kort nieuws, en geeft het achtergrondmateriaal voor benadering van regeringen en internationale organisaties. De gegevens komen binnen uit de pers, door persoonlijke contacten van leden van Amnesty, door contacten die het bureau heeft opgebouwd tijdens persoonlijke bezoeken aan de verschillende landen, en tijdens conferenties. Ook komen er brieven van oppositiebewegingen en gezinnen van gevangenen die weten dat Amnesty bestaat. De beoordeling van de gegevens moet zeer nauwkeurig geschieden, omdat de kracht van Amnesty voor een flink deel ligt in de juistheid van de gebruikte gegevens: als er fouten worden gemaakt, of als Amnesty de dupe zou worden van gemanipuleerde informatie zou dat de geloofwaardigheid onmiddellijk verminderen. De plaatselijke groepen werken op basis van uit Londen komende gegevens, over drie gevangenen en over de algemene situatie in de betreffende landen. Vaak moeten zij door correspondentie nagaan waarheen precies geschreven moet worden, wat de situatie van de gevangene juridisch is, of de familie - zo die er is - soms hulp nodig heeft. Zij proberen andere organisaties in te schakelen, als de gevangene een beroep heeft waarvoor in het eigen land een vak- of beroepsorganisatie bestaat. Of zij voeren plaatselijk acties.
Naarmate Amnesty groter werd zijn in een groeiend aantal landen op het niveau tussen de groepen en het Londense bureau nationale afdelingen ontstaan. Die steunen de groepen, nemen werk van het Londense bureau over en ontwikkelen zelfstandig activiteiten. Dit laatste is vooral in Nederland gebeurd. Het werk voor individuele gevangenen heeft, vooral in het begin, minder nadruk gekregen. Veel energie is besteed aan het bekend maken van het werk van Amnesty door middel van berichtgeving in de pers en via radio en t.v. De daardoor toenemende aandacht kon vorm krijgen in plaatselijke werkgroepen, die belangstellenden over actiemogelijkheden inlichten. Deze opzet heeft tot een sterke toename van het ledental geleid: begin 1970 was dat 200, begin 1975 meer dan 15 000. Hiertoe worden niet alleen de actieve leden gerekend, maar ook de regelmatige contribuanten. Het interessante is dat naar schatting een vierde van de leden op de een of andere wijze actief is: in een adoptiegroep, in een werkgroep, als deelnemer aan de maandelijkse brievenactie, als lid van de besturende, organiserende en administrerende groep op nationaal niveau, en als meedenkend lid. Het streven van de Nederlandse afdeling is zoveel mogelijk mensen bij het werk te betrekken, in en buiten de vereniging, zonder van ieder van hen nu meteen een grote inzet te vragen. Buiten Amnesty bestaat in de kring van de kerken veel sympathie, die vorig jaar vorm kreeg in het gezamenlijk publiceren van de brochure Martelen, niet te geloven door de Raad van Kerken, het Humanistisch Verbond en Amnesty. Dat gebeurde in het kader van de permanente anti-martelingen campagne die Amnesty voert, waarvoor een speciale afdeling op het Londense bureau is opgericht. Ook professionele verenigingen worden benaderd, soms met succes. In het begin kijken ze wegens hun onpolitiek karakter vreemd tegen Amnesty aan. Hen wordt gevraagd op te komen voor de belangen van hun collega's in andere landen die wegens het gewetensvol uitoefenen van hun vak vervolgd worden. Bij journalisten is dat duidelijk, zij hebben groot belang bij vrijheid van meningsuiting. Advocaten kunnen opkomen voor collega's die verhinderd worden normaal hun vak uit te oefenen doordat ze bij voorbeeld gearresteerd worden als zij hun gevangen cliënten willen bezoeken. De Nederlandse Orde van Advocaten is bezig een adviesgroep van leden in te stellen die het bestuur over te nemen | |
[pagina 149]
| |
stappen kan adviseren. De vakcentrales volgen met waardering wat Amnesty doet voor vervolgde organisatoren van vakbonden. Dit geldt ook voor de schrijvers die in het PEN-centrum Nederland verenigd zijn. Door het besteden van geld uit hun fonds ‘schrijvers in nood’ lopen ze tegen dezelfde problemen aan als Amnesty: autoritaire overheden zien hun werk met lede ogen en proberen het te belèmmeren. Soms wordt beroepsorganisaties ook gevraagd te protesteren tegen het onethisch uitoefenen van het vak door buitenlandse collega's, die zich tot werktuig van politionele onderdrukking hebben gemaakt. Artsen die gevangenen keuren voor martelen, psychiaters die geestelijk gezonde maar politiek dwarsliggende mensen in psychiatrische inrichtingen laten zetten.
In het kader van de anti-martelingen campagne worden goede contacten ontwikkeld met politie en militairen. De Nederlandse afdeling van Amnesty geeft de ervaringen die in werken met beroepsgroepen worden opgedaan door naar andere nationale afdelingen. Het is geen eenvoudig werk, het stelt hoge eisen aan het formuleringsvermogen, en het vermogen zich in te leven in de denkwijze van de betrokken groepen. Internationaal is het werk al vroeg uitgebreid tot het zenden van waarnemers naar processen, waardoor soms aanzienlijke matiging van straffen bereikt kan worden. Ook vinden gesprekken met regeringsautoriteiten plaats. Zij verfoeien Amnesty weliswaar, maar erkennen in feite dat Amnesty zich inderdaad niet tegen hun politieke systeem als zodanig richt. De aanleiding is soms zeer vreemd. De gesprekken met de Spaanse regering kwamen op verzoek van die regering tot stand toen een Londense adoptiegroep langs de weg naar het vliegveld Heathrow een bord had geplaatst waarop Spanje als vakantieland met politieke gevangenen werd aangeduid. Het resultaat was dat de adoptiegroepen gelegenheid kregen post naar de gevangenen te zenden en ze persoonlijk te bezoeken. Sinds vorig jaar bestaat er officieus contact met de autoriteiten in de USSR, via de vereniging van advocaten aldaar. Anderzijds weigeren ambassades van de USSR categorisch brieven van Amnesty in ontvangst te nemen. Onlangs nog werd in Nederland een aangetekende brief inzake de Parijse akkoorden over Vietnam teruggestuurd. De laatste jaren is een nieuwe benadering van regeringen ontwikkeld: door de vorming van internationaal recht te stimuleren. Staten zijn niet gebonden aan de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, aangezien deze geen verdragsstatus heeft. In 1966 zijn twee verdragen tot stand gekomen die van kracht worden wanneer ze door voldoende landen geratificeerd zijn. Nederland heeft dat nog niet gedaan, omdat de nationale wetgeving daaraan aangepast moet worden, een omvangrijk karwei. Amnesty spant zich in het bijzonder in voor een verdrag waarin de Standard Minimum Rules for the Treatment of Prisoners neergelegd zijn. Het is voor regeringen moeilijk uit te leggen waarom ze dit verdrag niet willen tekenen. In een aantal gevallen zullen ze dat dan toch wel doen, met gemengde gevoelens. Amnesty heeft daarin weer een handvat om logge bureaucratische apparaten weer een eindje de goede kant op te trekken. In veel landen worden gevangenen niet bewust slecht behandeld, maar uit allerlei overwegingen gebeurt dat nu eenmaal. Door geldgebrek, gebrek aan aandacht van mensen die binnen en buiten bureaucratische apparaten niet rechtstreeks met het dagelijks leven van gevangenen te maken hebben. Al is dat geen doel van Amnesty, in de praktijk worden ook gevangenishervormingen nagestreefd omdat het de anders liggende doelstellingen van Amnesty bevordert. | |
ResultatenAmnesty bestaat nu veertien jaar. Het is een vrij grote organisatie geworden, die internationaal enig gewicht in de schaal legt. De Verenigde Naties, Unesco, de Organisatie van Amerikaanse Staten, de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid, de Raad van Europa hebben Amnesty als raadgevende organisatie erkend. (Al verbood de Unesco eind 1973 op het laatste ogenblik het houden van een congres over martelingen in haar ruimten.) Veel mensen nemen de rapporten en verklaringen van Amnesty als maatgevend aan. Dat is mooi. De werkelijke resultaten liggen elders. Ze zijn | |
[pagina 150]
| |
minder zichtbaar en nauwelijks meetbaar. Wat betekent het dat een Irakese advocaat in 1975 reageert op een brief die in 1971 aan alle Arabische advocaten is gezonden om hun belangstelling voor Amnesty te vragen? In zijn brief wordt een grote hoeveelheid gedetailleerde gegevens over de onderdrukking in Irak aangeboden. Amnesty is tot een oriëntatiepunt van verdrukten geworden. De hoop die Amnesty velen geeft is een zeer belangrijk resultaat. Verder: sinds 1961 hebben Amnesty-groepen voor 11 000 individuele gevangenen gewerkt, ruim de helft is vrijgekomen. In een behoorlijk aantal gevallen is het werk van Amnesty waarschijnlijk doorslaggevend geweest. Vijf jaar na een vrijlating is eens vernomen dat door een briefkaartenactie ontdekt was dat een gevangene alleen door een administratieve onachtzaamheid nog vast werd gehouden. Hij werd prompt uit de gevangenis gezet. Zelf weet hij waarschijnlijk nog niet hoe dat opeens kwam. Rechtstreeks meetbaar is de materiële steun aan gezinnen van gevangenen, een nevenactiviteit die veel aandacht en ruim (1973) een half miljoen gulden kostte. Niet meetbaar is een andere houding van regeringen tegenover gevangenen. Wordt er door de anti-martelingen campagne minder gemarteld? Een teken dat de kritiek van Amnesty wordt gehoord door de geadresseerden is de aandacht die Amnesty in de pers van autoritair geregeerde landen krijgt. Dit blijkt uit een merkwaardige verzameling citaten uit de wereldpers die onlangs is uitgekomen.Ga naar eindnoot3. ‘Amnesty bevordert campagnes in de hele wereld voor terroristische misdadigers door middel van leugens en laster tegen democratische regeringen. Het heeft een systematische campagne gevoerd tegen Brazilië, door folteringen, moorden en gewelddaden te verzinnen om communistische doeleinden te bevorderen.’ (O Cruzeiro, Brazilië) ‘Het rapport over Portugal is uitstekend, maar het is absurd tevens de aandacht te richten op de DDR, waar immers geen politieke gevangenen aanwezig zijn. Indien men zoekt naar verkrachting van de mensenrechten in dit gedeelte van de wereld dient men zijn zoeklicht te richten op de Bondsrepubliek.’ (Berliner Zeitung, DDR) ‘De organisatie Amnesty International werd in de eerste plaats gesticht om anti-sowjet propaganda te voeren, door middel van bedrog en schijnheiligheid en om, onder het masker van farizese liefdadigheid en menslievendheid, met de weerzinwekkende voelhorens van spionage door te dringen in de binnenlandse zaken van de Sowjet-Unie en de socialistische landen’ (Visti z. Oekraina, USSR). ‘De anti-Portugese demonstraties die een week geleden in Den Haag plaatsvonden voor de Portugese ambassade, brachten ongeveer 700 mensen samen in een nagebootst, symbolisch “concentratiekamp”. De demonstranten droegen spandoeken met opschriften die amnestie vroegen voor de gevangenen. Dit trieste, afgrijselijke schouwspel, waarvan dr. Mario Soares (professor aan de Universiteit van Rennes) de “star” was, werd uitgedacht door Amnesty International, waarvan het hoofdkwartier in Londen is en waarvoor het denkwerk werd gedaan in Moskou.’ (Diario de Noticias, 1972) Vooral het laatste bericht heeft een verrassende achtergrond. Er is een duidelijk contrast tussen de feitelijke juistheid van het eerste deel en de losse flodder in het tweede deel. Een oud-bestuurslid van Amnesty heeft in Portugal, na de coup van vorig jaar, gehoord dat het ook als losse flodder bedoeld was. Het was een meer voorkomende journalistieke tactiek een interessant bericht dat politiek wat moeilijk lag van dergelijke aanhangsels te voorzien om de censuur tevreden te stellen. Zo bezorgt de pers in autoritaire landen Amnesty een goede naam. Bedoeld of onbedoeld? Dat is meestal niet uit te maken, maar een aardig resultaat is het wel. | |
Achtergronden van de WerkwijzeAmnesty streeft haar doeleinden langs twee wegen na. De ene bestaat uit het uitoefenen van politieke druk, de andere uit het geven van morele en materiële steun. Om invloed te kunnen uitoefenen moest binnen Amnesty een min of meer reëel idee over de aard van politieke verhoudingen ontstaan. Voornamelijk op basis van praktijkervaringen is een concept gegroeid dat zo zou kunnen worden samengevat: ‘De mensen maken zelf hun geschiedenis, doch | |
[pagina 151]
| |
zij maken die niet vrijwillig, niet onder omstandigheden die zij zelf hebben uitgekozen, maar onder omstandigheden die zich op een bepaald ogenblik voordoen, die er nu eenmaal zijn en die traditie zijn geworden.’Ga naar eindnoot4. Hiermee worden twee uitersten vermeden. Enerzijds wordt verhinderd dat vervolging alleen aan een slecht karakter van machthebbers op hoog en laag niveau wordt toegeschreven. Ook machthebbers zijn niet vrij, ook zij werken onder de dwang van omstandigheden die ze niet zelf hebben uitgezocht. Amnesty hoeft gelukkig geen morele hervormingsbeweging te zijn die machthebbers de bij hen afwezige edele gedachten voorhoudt. Anderzijds kan vervolging ook niet alleen uit bepaalde maatschappelijke structuren verklaard worden. Deze zijn niets anders dan maatschappelijk bewustzijn in de hoofden van mensen. Het maatschappelijk bewustzijn bestaat uit min of meer overeenkomende verwachtingen van mensen over de reacties van anderen bij een bepaald gedrag van henzelf. Maatschappelijke structuren kunnen zich derhalve zeer snel wijzigen als de verwachtingen plotseling veranderen. Het olie-embargo tijdens de laatste oorlog in het Nabije Oosten heeft de verwachtingen van zowel olie producerende als olie consumerende landen over hun machtspositie grondig veranderd. Verwachtingen over menselijk gedrag liggen nooit nauwkeurig vast en er is altijd een marge van onzekerheid. Niet voor niets wordt overal ter wereld veel energie besteed aan het vormen van ideeën bij anderen over het juiste maatschappelijk gedrag, in de vorm van reclame, propaganda, indoctrinatie en intimidatie. Ook machthebbers zitten vast in een bepaald maatschappelijk bewustzijn, maar: ze zitten niet volledig vast. Ook hun ideeën kunnen zich wijzigen op basis van ervaring. Een ander uitgangspunt is dat geen enkele maatschappelijke structuur zonder interne tegenstellingen denkbaar is. In regeringen hebben ministers uiteenlopende functies, en dus belangen, waardoor ze een uiteenlopende kijk op de werkelijkheid hebben. Ministers van justitie hebben tot taak rust en orde te handhaven, ministers van buitenlandse zaken moeten voor een goed aanzien in het buitenland zorgen. Ministers van industrie hebben rust en orde nodig voor de produktie en een goede naam in het buitenland voor de export.
De opzet van Amnesty is machthebbers tot het inzicht te laten komen dat het gevangen zetten van mensen om hun overtuiging niet in hun belang is. Daarom wordt altijd nadruk gelegd op waarden die in de kringen van machthebbers leven: de inhoud van de wetten van het land, van bindende verdragen, het aanzien van de machthebbers zelf in hun eigen land en daarbuiten, te verwachten economische schade bij het voortzetten van onderdrukking. Steeds wordt vermeden te stellen dat de machthebbers onfatsoenlijke individuen zijn, dat is niet altijd waar, en het maakt dat ze niet luisteren. De benadering van autoriteiten wordt gedaan door brieven te schrijven, door publiciteit, door persoonlijke benadering, door mensen met invloed te vragen die invloed ook uit te oefenen.
De andere weg die Amnesty volgt, het geven van morele en materiële hulp, is op het eerste gezicht minder belangrijk. Het ruikt naar liefdadige soep. Er verandert geen enkele structuur door. Maar bij nader inzien is deze kant van het werk van Amnesty van groot belang, zowel voor de mensen waar het om gaat als voor Amnesty zelf. Want wat gebeurt er? De adoptiegroepen sturen brieven naar gevangenen en hun gezinnen. Als de brieven bij de geadresseerden aankomen wordt het hen duidelijk dat ze niet alleen staan. Voor de gevangenen die zich vaak in de steek gelaten voelen is dit van groot belang. Ze hopen dat het hun situatie zal verbeteren. Hoop doet leven en stelt hen in staat het gevangenisleven mentaal vol te houden. De gezinnen zitten vaak in moeilijkheden, zeker als de familie - wat voorkomt - bang is contact met hen te onderhouden omdat dat allerlei risico's met zich brengt. Regelmatige brieven uit het buitenland geven ook hen weer perspectief. Soms kan er zelfs wat materiële hulp uit het buitenland komen, om bij voorbeeld huur of schoolgeld voor de kinderen te betalen. Vijftig gulden in de maand is vaak al genoeg om uit de allerergste armoe te komen. (Vrijwel geen enkel land kent een Bijstandwet.) Soms is het strafbaar materiële hulp te verlenen, bij voorbeeld in Zuid-Afrika. In de | |
[pagina 152]
| |
USSR komt het voor dat hulp uit het buitenland zonder meer in beslag wordt genomen. Er zijn ook landen waar tussenpersonen, soms legaal soms illegaal, hulp verdelen, bij voorbeeld in Rhodesië. Geeft het contact met de groepen van Amnesty morele steun, voor de groepen zelf is het ook van belang: zij worden gedwongen zich te verdiepen in de situatie waarin gevangenen en hun gezinnen verkeren. Alleen al door studie van de voor het zenden van pakketten nodige douanevoorwaarden wordt een aardig inzicht gekregen in de aard van het bewind waar ze mee te maken hebben. Wat betekent het als gevraagd wordt medicijnen te sturen? Of antwoordcoupons om een postzegel voor antwoord te kunnen halen? Voor Amnesty als organisatie is het ook van belang. Door dit werk wordt de neus van Amnesty gedrukt op de situatie van de mensen waar het om gaat. En het vergroot de motivatie van alle betrokkenen. Verder leveren deze contacten informatie op. De regel dat elke groep voor gevangenen in landen met verschillende politieke structuren moet werken stelt de groep voor ogen dat alle systemen kritisch bekeken moeten worden, en niet alleen de systemen waar men zelf toch al een afkeer van had. Dit geeft niet alleen de groep maar ook Amnesty als geheel een zekere weerstand tegen een politieke eenzijdigheid, die vele regeringen tot hun voòrdeel zouden kunnen uitbuiten. | |
DoeleindenToen Amnesty werd opgericht waren de doeleinden vrij beperkt: de vrijheid van meningsuiting (in woorden en symbolen) bevorderen door in de hele wereld het inachtnemen van de artikelen 5, 9, 18 en 19 van de Universele Verklaring te verzekeren. Deze artikelen houden in: het recht niet gemarteld of onmenselijk behandeld te worden, het recht niet willekeurig gevangen gehouden te worden, het recht een godsdienst aan te hangen, en het recht meningen te uiten en ongeacht grenzen informatie met anderen uit te wisselen. Dit werd en wordt gedaan door te werken voor de vrijlating van allen die in strijd met deze artikelen gevangen worden gezet voor zover zij geen geweld hebben gebruikt of gepropageerd. In de loop van de tijd zijn de doeleinden enigszins verruimd: meer nadruk is komen te liggen op het tegengaan van martelen en onmenselijke behandeling, en van langdurige voorarresten. Daarbij geldt niet de beperkende geweldsregel. De vrijheid van meningsuiting staat zeer centraal. Door alle praktische werkzaamheden wordt er binnen Amnesty weinig over het waarom nagedacht, iedereen gaat er van uit dat het gewoon schandalig was dat iemand opgesloten wordt omdat hij alleen maar zegt wat hij denkt. En dat het nog schandaliger is als hij nog slecht behandeld wordt ook. Vrijheid van meningsuiting is een vanzelfsprekend recht van de mens. En zeker de vrijheid om meningen te uiten waar de leden van Amnesty het mee eens zijn. Vrijheid van meningsuiting is een individueel belang en een maatschappelijk belang. Een individueel belang omdat het slecht voor de geestesgesteldheid van een mens is als hij in zijn dagelijks leven te veel op zijn woorden moet passen om niet zwaar gestraft te worden. Je moet een postzegel van de koningin eens op zijn kop mogen plakken zonder de gevangenis in te draaien. Als er een jongen van dertien jaar de gevangenis indraait wegens het met een katapult schieten op een portret van de baas van het land, is er iets mis.Ga naar eindnoot5. Vrijheid van meningsuiting is ook een maatschappelijk belang. En dan gaat het niet zozeer om de vrijheid van meningsuiting voor de machthebbers en hun woordvoerders: die kunnen altijd wel zeggen wat naar hun mening met hun belangen overeenkomt. Zij beschikken over dagbladen en in het bijzonder over radio en t.v. Vrijheid van kritiek op de gang van zaken in het land is de vorm van meningsuiting waar het om gaat. Kritiek komt niet in eerste instantie van de machtigen. Als zij fouten maken zullen zij die zelf niet het eerste zien, er is controle door anderen nodig. Dit eist veel van een maatschappelijk stelsel. Wat de regering doet en wat er gebeurt moet openbaar zijn, en weergegeven worden in de publiciteitsmedia. De burgers moeten een redelijk ontwikkelingsniveau hebben om de kranten te kunnen lezen en begrijpen. Ze moeten in hun eigen kring kunnen bespreken of er werkelijk fout gaat wat er fout gaat. Als de conclusie ‘ja’ is, moeten ze anderen mobiliseren, door vergaderingen te beleggen en stencils te maken. (De vrijheid | |
[pagina 153]
| |
van stencilmachine is belangrijker dan de vrijheid van drukpers.) Ze moeten toegang hebben tot de massamedia en tot een lichaam dat de regering krachtens de wet of in feite controleert. Ook als het particuliere machtsorganisaties zijn die zich misdragen, moeten de getroffenen zich door organisatie en publiciteit teweer kunnen stellen. Voor een goede belangenafweging moeten alle belangen op tafel komen, als dat niet gebeurt worden de zwakkere groepen van de bevolking benadeeld. Maar misschien ook de belangen van de sterkere groepen: zij hoeven niet noodzakelijkerwijs hun eigen belangen goed te zien. De korte termijn belangen misschien nog wel. Verwaarlozing van lange termijn belangen die niet zo duidelijk zijn, of die niet in getallen uitgedrukt kunnen worden is een groot risico. Bekende uitdrukkingen: Kalkar, autoverkeer, bewapening.
Binnen Amnesty wordt ook weinig gedacht over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Het uitgangspunt is dat alles gezegd moet kunnen worden wat mensen maar denken. Vroeger werd de vrijheid van meningsuiting gewetensvrijheid genoemd, maar dit begrip is slecht in de praktijk hanteerbaar. Als dit onderwerp besproken wordt, bestaat er wel begrip voor dat er toch wel grenzen zijn. Maar waar liggen die grenzen? Sommigen vinden dat oorlogspropaganda en racistische uitingen niet mogen, anderen hebben weer bezwaar tegen ondermijnende anarchistische of communistische propaganda. Dat dit belangrijke vragen zijn blijkt als bovengenoemde voorwaarden voor de maatschappelijke organisatie van kritiek worden bezien: het zijn er nogal wat. Kernpunt is de belangenafweging van de verschillende maatschappelijke groepen op korte en langere termijn. De middelen die de bevolking van een land potentiëel ter beschikking staan, zijn altijd beperkt, ook als ze zeer ongelijk verdeeld zijn. Naarmate de effectief geuite eisen hoger en de veronderstelde mogelijkheden er op in te gaan beperkter zijn, nemen de spanningen in een land toe. De mechanismen voor besluitvorming kunnen, net als bij individuen, zo overbelast worden dat bepaalde belangen met geweld buiten spel gezet worden. En dan raken de gevangenissen vol. Een oplossing is alleen te vinden als de eisen wat teruggebracht worden, door de eisers, en als nog eens nader bezien wordt of de mogelijkheden niet toch groter zijn dan ze eerst leken. De praktijk wijst wel uit dat dit niet zo gemakkelijk gaat. Ook de verhouding tussen woorden en daden krijgt erg weinig aandacht binnen Amnesty. Moet als doel niet alleen gesteld worden dat iedereen mag zeggen wat hij denkt, maar ook dat iedereen mag doen wat hij zegt? Moet naast het propageren van dienstweigering ook dienstweigering worden toegestaan? Staat het ophangen van een staatshoofd gelijk met het zeggen dat hij opgehangen zou moeten worden? Moet een oproep aan het controlerend personeel van een kerncent rale om te gaan staken gelijk gesteld worden met het staken zelf? Woorden en daden zijn niet gelijk: woorden kunnen gezien worden als elementen in de maatschappelijke besluitvorming, daden als dwangmiddelen. Maar ook woorden kunnen dwangmiddelen zijn, daden, en daden kunnen symbolische betekenis hebben, woorden zijn. | |
Te beperkte doeleinden?Wie de krant zelfs maar oppervlakkig leest weet dat de doeleinden van Amnesty maar moeizaam benaderd kunnen worden. Dit doet de vraag opkomen of er geen betere wegen zijn om dat te doen. Ook zou men kunnen vragen of de doeleinden niet uitgebreid zouden moeten worden zodat het werkterrein ruimer kan worden, of om sterker te staan tegenover kritiek dat Amnesty te eenzijdig is. Al vanaf het begin van het bestaan van Amnesty af is in discussie geweest of niet ook vrijlating gevraagd zou moeten worden voor diegenen die hun politieke doeleinden met geweld willen doorzetten, als zij althans in een situatie verkeren dat hun tegenstanders ook in ruime mate geweld toepassen. Dit punt komt terug op vrijwel elke vergadering van het lichaam dat over de internationale statuten beslist, de Internationale Raad, waarin alle nationale afdelingen vertegenwoordigd zijn. De laatste maal is een verruiming voorgesteld (maar niet aangenomen) opdat wel voor vrijlating van gevangenen gewerkt zou kunnen worden die geweld in het algemeen hebben gepropageerd, maar niet voor hen die er in concrete gevallen toe hebben opgeroepen. | |
[pagina 154]
| |
Amnesty heeft geen principiële redenen om de geweldsclausule te handhaven, er zijn praktische gronden voor. De 40 000 leden van Amnesty hebben zeer verschillende overtuigingen; er zijn principiële pacifisten onder, en mensen die geweld in sommige situaties gerechtvaardigd vinden om het geweld van machthebbers teniet te doen. Als de clausule zou vervallen zou zeker de meerderheid van de pacifisten uit Amnesty stappen, terwijl veel energie van de overblijvenden besteed zou moeten worden aan het beslissen in welke situaties geweld wèl en in welke het niet gerechtvaardigd is. En welke mate van geweld wèl en welke niet gerechtvaardigd is. De voorstanders van geweldstoepassing in de vrijheidsstrijd van, zeg, Kroatië zouden dan misschien tot een in hun ogen zéér zuivere organisatie komen, maar het zou wel een erg kleine en ineffectieve geworden zijn: De effectiviteit zou niet alleen met de omvang afnemen, maar ook met het gezag naar buiten. Op het ogenblik wordt Amnesty door regeringen in feite als een onpartijdige organisatie gezien, die de oppositie niet inhoudelijk steunt en dus niet als zodanig tegen het betreffende bewind gericht is. Dit zou veranderen als geweldgebruik door de oppositie gesteund zou worden. Elke regering zou contact ontlopen, waardoor ook de mogelijkheid zou verdwijnen de niet-gewelddadige oppositie te steunen. Dat staat weer haaks op de doelstelling martelen en onmenselijke behandeling van gevangenen tegen te gaan. Geweldstoepassing (= onmenselijk gedrag) zou wel aanvaard moeten worden van vrijheidsstrijders en niet van regeringen? Mag er gemarteld worden als het maar voor een goed doel is? En wat gebeurt er als een bevrijdingsbeweging wint en regering wordt, moet Amnesty dan plotseling het geweld door de dan onderdrukte oppositie gaan steunen? Het afschaffen van de geweldsclausule betekent dan ook dat in elke politieke situatie waar Amnesty mee te maken krijgt een keuze gemaakt moet worden welke partij gelijk heeft. Om al deze praktische redenen wordt de geweldsclausule toch maar gehandhaafd. Er zijn - vooral in het comfortabele West-Europa - critici die dit niet erg principieel vinden, die inhoudelijke solidariteit vragen met alles wat verdrukten waar dan ook doen. Leden van oppositiegroepen die geweld gebruiken denken er soms anders over. Hun argumentatie is dat de tot nu toe gevolgde lijn gehandhaafd moet worden om de waarde die Amnesty voor hen heeft niet aan te tasten. Zij kunnen in hun propaganda de rapporten van Amnesty gebruiken omdat die als onpartijdig erkend worden. Amnesty kan met enig effect op blijven komen voor hun leden die gemarteld worden. Zelf hoorde ik dit van iemand die in de begintijd van de gewelddadige strijd tegen de apartheid een bom in een Zuidafrikaans gebouw wilde plaatsen maar gepakt werd voordat hij slaagde. Geweld en discussie over geweld is een hoogst emotionele zaak. Dit roept angst op, bij alle partijen. Een min of meer redelijke strijd tussen de verschillende maatschappelijke groeperingen over de mate waarin elk van hen zijn belangen verwezenlijkt krijgt, is steeds minder mogelijk naarmate meer geweld wordt gebruikt. Hoe meer geweld er wordt gebruikt, hoe minder vrijheid van meningsuiting er mogelijk is.
Een andere uitbreiding van de doeleinden is alleen in de Nederlandse afdeling tot discussiepunt geworden. Waarom beperkt Amnesty zich tot de bevordering van de vrijheid van meningsuiting als concreet doel? Er zijn naast dit staatsburgerlijke recht andere mensenrechten die zeer wezenlijk zijn: sociale en economische rechten. Vanuit de communistische landen wordt Amnesty om deze reden eenzijdigheid verweten. De regeringen daar, zo wordt gezegd, leggen alle nadruk op de sociale en economische rechten, het verschaffen van voeding en onderdak, van culturele ontwikkelingsmogelijkheden op basis van maatschappelijke zekerheid. In deze landen worden daarom de staatsburgerlijke rechten op de tweede plaats gezet. Ook vanuit ontwikkelingslanden wordt deze kritiek op Amnesty geuit: wat is de zin van de vrijheid van meningsuiting als de mensen niet te eten hebben? Snelle economische ontwikkeling die de massa van de bevolking uiteindelijk ten goede zal komen heeft prioriteit. Daarvoor is het nodig dat orde en rust heersen, anders kan er niet geproduceerd worden. De grote nadruk op de staatsburgerlijke rechten | |
[pagina 155]
| |
is mooi in de rijke, ontwikkelde landen waar een stevige economische basis aanwezig is, waar risico's genomen kunnen worden. Maar in arme landen kan dat niet. Als Amnesty voor alle landen zogenaamd onpartijdig vrijheid van meningsuiting vraagt, komt het in feite voor de belangen van de rijke westelijke landen op, die verdeeldheid elders goed kunnen gebruiken om hun macht te handhaven. Vrijheid van meningsuiting is iets voor de machtigen, die de communicatie- en informatiekanalen bezitten, de machtelozen zijn altijd in het nadeel.
Om deze kritiek in het juiste perspectief te zien is het nodig na te gaan wie deze kritiek uit en waarom. De kritiek komt uit kringen van de machthebbers, de machthebbers zelf of hun woordvoerders. Een eerste vraag is dan: zijn de critici werkelijk in mensenrechten geïnteresseerd of alleen in hun macht? Welke pogingen doen zij om de basisrechten van de mensen te waarborgen? Als er onder de verantwoordelijkheid van de machthebbers onmenselijke daden tegen burgers worden begaan zonder dat daar tegen wordt opgetreden, is dat reden hun bezwaren minder ernstig te nemen dan wanneer er zorg voor bestaat dat dergelijke misdaden niet voorkomen of althans gestraft worden. Ook zou nagegaan kunnen worden in hoeverre onevenredig veel aan de sociale en economische ontwikkeling wordt gedaan in verhouding tot ontwikkeling van de feitelijke staatsburgerlijke vrijheden. Voor wat de communistische landen betreft, kan om deze overwegingen deze kritiek minder ernstig genomen worden. Van onnodige onmenselijke behandeling in gevangenissen en concentratiekampen is in de USSR zeker sprake, ook nu nog. Er vindt bewust uithongering plaats, er wordt onvoldoende kleding verstrekt, om de gevangenen een les te leren. Dat uithongering een bewuste politiek is, blijkt uit een werk over de doeltreffendheid van ‘instellingen voor correctieve arbeid’, van de hand van I.V.Sjmarov e.a.Ga naar eindnoot6. Daarin staat dat in de arbeidskolonies beter geen werk op het gebied van de landbouw verricht kan worden, omdat de officiële regels met betrekking tot de voeding in de kampen dan hun doel zouden missen. Een koel regeltje. Een zekere evenredigheid van de staatsburgerlijke met de sociale en economische rechten is moeilijk zichtbaar: ook in economisch hoog ontwikkelde landen als de DDR en Tsjechoslowakije is het leveren van kritiek op overheid en partij maar in zeer beperkte mate mogelijk. Dit zijn redenen om deze kritiek op Amnesty van officiële zijde in deze landen niet al te zwaar te laten wegen. Van onofficiële zijde is deze kritiek nog niet geuit, ook niet door oppositionele communisten. Ook van de zijde van de regering van Brazilië wordt Amnesty impliciet gekritiseerd, als gesteld wordt dat de economische ontwikkeling van het land eist dat er nauwe grenzen aan de kritiek van de burgers gesteld wordt. Ook daar zien we dat burgers onder verantwoordelijkheid van de autoriteiten zwaar gemarteld werden. En niet alleen burgers die in gewelddadig optredende groepen het bewind proberen te verwijderen. Het martelen is stelselmatig gebeurd wanneer het mensen betrof die ervan verdacht worden op enigerlei wijze oppositie te voeren. De gang van zaken rond de recente verkiezingen wijst er op dat er enige ruimte is ontstaan om kritiek op de regering uit te oefenen. De wijze van behandeling van gevangenen is echter nog dusdanig dat ook kritiek uit Brazilië met enige scepsis bezien mag worden. In een land als Tanzanië ligt het anders. Er komen geen berichten dat de kleine aantallen politieke gevangenen onmenselijk behandeld worden, terwijl wel degelijk mogelijkheden tot kritiek op de regering bestaan. De regering geeft daar geen absolute prioriteit aan een soort mensenrechten met verwaarlozing van andere soorten. Kritiek van de regering in dat land zou dus serieus genomen kunnen worden. Maar: uit Tanzanië wordt Amnesty niet gekritiseerd. Als er geen aanwijzingen zijn dat dit soort kritiek op enigszins omvangrijke schaal wordt uitgeoefend door mensen die niet van hypocrisie beschuldigd kunnen worden, is het voor Amnesty als praktische organisatie niet zinvol er veel aandacht aan te besteden. De middelen van Amnesty zijn beperkt, energie die in de studie van achtergronden wordt gestoken wordt onttrokken aan het rechtstreekse werk voor mensen die vervolgd worden. Dit betekent niet dat de relatie tussen staatsburgerlijke rechten enerzijds en socia- | |
[pagina 156]
| |
le en economische rechten anderzijds geen belangrijk punt voor studie kan zijn. De critici van Amnesty gaan er vanuit dat deze rechten elkaar uitsluiten. Het tegendeel kan het geval zijn: dat de sociale en economische rechten en de staatsburgerlijke rechten in een dialectisch verband staan. De ene soort is voorwaarde voor de ontwikkeling van de andere soort. Een goede rechtsbedeling ook voor de massa van de bevolking eist mankrachtGa naar eindnoot7. die door sociale en economische ontwikkeling ter beschikking kan komen. Sociale en economische ontwikkeling is alleen mogelijk als kritiek op bestaande verhoudingen mogelijk is. Zolang deze verbanden nog zo weinig bezien zijn, is het voor Amnesty weinig zinvol zijn doeleinden met sociale en economische rechten uit te breiden. Ook praktische redenen spreken daartegen. Het zou er op neerkomen dat voor elk land waar politieke gevangenen voorkomen een ontwikkelingsmodel gehanteerd zou moeten worden waaruit afgelezen zou moeten worden in welke mate op een bepaald ogenblik de verschillende rechten opgeëist zouden moeten worden. Het maken en hanteren van deze modellen gaat de krachten van Amnesty ver te boven. Bovendien zou ook hier de effectiviteit van Amnesty naar buiten toe bedreigd worden: het zwijgen over vervolging in bij voorbeeld communistische landen zou door de tegenstanders van deze landen met graagte opgenomen worden om kritiek op vervolging in Indonesië niet ter kennis te nemen. Ook de regering van Indonesië zou het gemakkelijk hebben elk contact met Amnesty te weigeren. In de praktijk houdt Amnesty wel degelijk rekening met de uiteenlopende situaties in vele landen. De vragen die Amnesty stelt zijn nooit vragen naar absolute vrijheid van meningsuiting, maar altijd vragen naar verbeteringen ten opzichte van de geldende situatie. In sommige landen wordt alleen maar het niet toepassen van de doodstraf gevraagd, in andere landen wordt gevraagd niet te martelen, in weer andere landen wordt geprotesteerd tegen te lang voorarrest. | |
Is Amnesty links?Richtlijn bij alle activiteiten is steeds geweest dat ze altijd plaats moeten vinden als mensen om het uiten van hun overtuiging opgesloten worden, wat ook de inhoud van de overtuiging is en welke ook de politieke ligging van het land is waarin zij vervolgd worden. Dit heeft vorm gekregen in de regel dat de adoptiegroepen steeds voor drie gevangenen werken: telkens één uit een communistisch land, uit een westers land en uit een land dat niet tot een van deze categorieën gerekend kan worden. Ook andere activiteiten worden min of meer evenredig aan de mate van vervolging over de verschillende soorten landen verdeeld. Landen met afdelingen van Amnesty worden niet buiten schot gelaten: Noord-Ierland, Verenigde Staten, India. Hoe komt het dan dat Amnesty toch vaak wordt verweten dat het een linkse organisatie is? De reden daarvoor is slechts zeer gedeeltelijk te vinden in het feit dat de communistische landen de laatste jaren wat minder aandacht hebben gekregen, de critici zijn daarvan meestal niet op de hoogte. Een reden om Amnesty links te noemen zou gelegen kunnen zijn in de relaties die Amnesty met andere groeperingen onderhoudt. Genoemd worden dan het congres dat samen met de Brede Vietnam beweging is georganiseerd en het aanwezig zijn met stands op manifestaties waar ook op rechtse landen gerichte actiegroepen aanwezig zijn. Amnesty heeft nog nooit een congres over de massale onderdrukking in de USSR gehouden met andere groeperingen samen. Hoe komt dat? Samenwerking is alleen mogelijk met andere organisaties als die bestaan. In Nederland is een groot aantal organisaties en actiegroepen bezig met het verwerken en verspreiden van informatie over rechtse landen waar mensen onderdrukt worden. Deze groeperingen worden als links gezien. Nu zou men verwachten dat aan de rechterzijde een overeenkomstige activiteit ten toon zou worden gespreid ten behoeve van mensen die in linkse (of ‘linkse’) landen onderdrukt worden. Dit gebeurt niet of nauwelijks. Het past ook niet in de rechtse denkwijze, volgens welke het maar een hachelijke zaak is dat mensen kritiek op hun overheid uitoefenen. Het zou wel in de linkse denkwijze passen. Maar waarom gebeurt dat niet? Een belangrijke oorzaak is een psychologisch te verklaren afkeer om communistische landen te kritiseren. Het antianticommunisme. Als in een communistisch land | |
[pagina 157]
| |
een nieuwe golf van onderdrukking uitbarst is de eerste reactie in de linkerhoek vaak links: in 1956 werd de eerste demonstratie tegen de inval in Hongarije door linkse mensen georganiseerd, in 1968 ging de Socialistische Jeugd het eerst de straat op. Maar als dan alle grote protesten uit de rechterhoek loskomen, wordt de eerste impuls vervangen door de gedachte: we zitten fout, deze bondgenoten deugen niet. En dan wordt de hernieuwde onderdrukking in Tsjechoslowakije goedgepraat, door bij voorbeeld te stellen dat Doebtsjek het kapitalisme weer kansen gaf. Kritiek op onderdrukking in communistische landen wordt anti-communisme genoemd of met stilzwijgen beantwoord. Is het een wonder dat linkse mensen in communistische landen, gevangen communisten en socialisten, deze houding niet waarderen? Voor Amnesty betekent dit dat de activiteiten ten behoeve van politieke gevangenen in communistische landen in hoofdzaak alleen ondernomen moeten worden. Het anti-anticommunisme is psychologisch erg begrijpelijk, maar principieel is het niet, en voor de linkse beweging is het ook nog politiek onverstandig. In feite wordt het eigen standpunt door de tegenstanders bepaald. Verder doet het bij degenen die niet tot deze beweging behoren het vermoeden opkomen dat in deze beweging onderdrukking niet zo erg gevonden wordt als deze maar van de goede kant komt. Een ontwikkeling naar minder onderdrukking in communistische landen wordt door het zwijgen van de linkse beweging ook niet bevorderd. Deze houding vindt zijn spiegelbeeld in de houding van vele min of meer rechtse groeperingen, die verontwaardigd zijn over de vervolging van christenen in communistische landen, maar zelden iets zeggen over het onrecht in meer aan Nederland verwante landen. Zij kwamen niet op voor de onderdrukten tijdens de koloniale oorlogen in Algerije en Angola en ontkenden op onvoldoende gronden dat er in bij voorbeeld Mozambique door het Portugese bewind massamoorden werden uitgevoerd. Het is echter niet geheel juist van een spiegelbeeld te spreken. Want een andere reden voor het verwijt dat Amnesty links is, ligt in het concept van de rechten van de mens. ‘In de gedachtengang van Amnesty International worden opstand en revolutie verheerlijkt, terwijl bijbelse gehoorzaamheid en verzet tegen de revolutie niet eens meer ter sprake komt, of in ieder geval als reactionaire achterlijkheid wordt gezien.’ Niet de mens heeft rechten, alleen God.Ga naar eindnoot8. Deze gedachten leven in de kring van de zeer orthodoxe Internationale Raad van Christelijke Kerken, een rechtse tegenhanger van de Wereldraad van Kerken. Het verwijt is, algemener gezegd, dat Amnesty wel voor de rechten van individuele mensen tegen de overheden opkomt, maar dat de taak van de overheden om een geregelde samenleving in stand te houden wordt vergeten. Amnesty wordt soms zelfs anarchistisch genoemd.
Als het een rechtse denkwijze is dat de leiding van een staat tot haar taak geroepen is als gevolg van een bovennatuurlijke of historische opdracht of als gevolg van de natuurlijke ontwikkeling van een samenleving, dan legt Amnesty inderdaad het accent op het recht van de individuele burgers, en in zoverre is Amnesty inderdaad links. Anderzijds beseft Amnesty dat zij slechts werkt voor enkele rechten van de mens, die pas in een min of meer georganiseerd samenlevingsverband verwezenlijkt kunnen worden. In zoverre is Amnesty niet links. Het is daarom zeker niet juist te stellen dat Amnesty opstand en revolutie verheerlijkt, Amnesty wordt van de andere zijde juist verweten dat het niet of onvoldoende solidair is met revolutionairen. Amnesty komt slechts op voor het recht van gevangenen hun mening te uiten, het is nooit inhoudelijk solidair met ze, behalve voor zover zij dezelfde doelstellingen hebben als Amnesty. Dit geldt voor de leden van Amnesty die om hun activiteiten vervolgd worden, zoals de juist opnieuw vrijgelaten bisschop Tji in Zuid-Korea, voorzitter van de Koreaanse afdeling, en Andrej Twerdochlebov, die herhaalde huiszoekingen door de KGB te verduren heeft, waarbij onder andere zijn correspondentie over de door zijn groep geadopteerde gevangenen in Spanje, Zuidslavië en Sri Lanka werd meegenomen. Een belangrijke sleutel tot begrip voor de verwijten van partijdigheid is te vinden in een opmerking die eens is gemaakt dat Amnesty helemáál | |
[pagina 158]
| |
geen aandacht aan politieke gevangenen in communistische landen geeft. Dit gebeurde in een nogal rechtse hoek. Daar was men kennelijk zo onder de indruk van alles wat Amnesty met betrekking tot ‘rechtse’ landen doet dat Amnesty als links gekenschetst moest worden om de mogelijkheid te hebben deze informatie met een schouderophalen af te doen. Dit is een normaal psychologisch mechanisme ter zelfbescherming. Ieder mens heeft maar een beperkte capaciteit om informatie te verwerken, de informatie die het eigen wereldbeeld aantast wordt minder gemakkelijk opgenomen dan informatie die de eigen (voor)oordelen bevestigt. Mensen komen er wel toe hun oordelen te wijzigen, maar niet als ze bedreigd worden, als ze door tegenstanders aangevallen worden. Angst werkt juist verstarrend. Wijzigingen treden het snelst op als kritiek uit een vertrouwde hoek komt en als de gevolgen van een gewijzigd inzicht enigszins te overzien zijn. Door de lijn die Amnesty volgt worden veel mensen bereikt, omdat niemand hoeft te vrezen vanuit een bepaalde politieke hoek gemanipuleerd te worden. Wie de werkwijze en de publikaties van Amnesty enigszins serieus bestudeert ziet vrij snel dat Amnesty ook op de hoogte is van vervolging onder het soort regimes waar hijzelf een bijzondere afschuw voor heeft. Het daardoor gewonnen vertrouwen maakt het daarna gemakkelijker ook die publikaties van Amnesty serieus te nemen die landen betreffen waarvoor hij een warm plekje in zijn hart heeft. Al was het plekje alleen maar warm als reactie op vrees voor landen met een tegengesteld bewind. De beperkte reikwijdte van de doeleinden en de nadruk op onpartijdigheid maken misschien de indruk dat Amnesty helemaal niet zoveel wil. Dat is niet juist. De vrijheid van meningsuiting is van zeer groot belang voor de maatschappelijke ontwikkeling. Juist omdat Amnesty zoveel wil zijn de doeleinden beperkt gehouden. Het is de enige manier om iets te bereiken als het werkterrein zo uitgebreid is. Onpartijdigheid is daartoe een voorwaarde. Deze zelfbeperking maakt dat Amnesty nog steeds bestaat en niet in discussies over principes is verzand. Bij alles wat gedaan wordt is de centrale vraag: zijn de mensen die om hun overtuiging vervolgd worden ermee gebaat of niet? |
|