A. de Froe
Afscheid van de ziel
De psychologie en de theologie lijden beiden aan hun namen - parmantige namen, misschien wel arrogante namen, maar in ieder geval namen zonder een spoor van wetenschappelijke bepaalbaarheid. Voor de theologie is dit minder erg, omdat een studie van de beelden, voorstellingen en opvattingen omtrent zijn verheven onderwerp in verleden tijden en bij verre volken in ieder geval belangwekkend materiaal oplevert dat zeker in de wetenschap thuis hoort.
Voor de psychologie is zulk een studie eveneens mogelijk, maar dergelijke arbeid levert nauwelijks een bijdrage tot het uitvoeren van een in onze tijd belangrijke taak, de psychotherapie.
Toch zijn er psychiaters en psychotherapeuten (maar lang niet allen!) die zich aan de begrippen ziel, geest, psyche, spiritus, anima, pneuma (het kan niet op) vastklemmen en niet zo zeer of niet alleen uit religieuze, maar uit defecte vakkundige overwegingen.
Immers een ziel, wat dat dan ook mag zijn, en waar deze zich mag bevinden, onttrekt zich aan stoffelijke of natuurlijke voorwaarden, zoals de bouw, de verrichtingen en de kwetsbaarheid van de hersenen. Zo een ziel kan perfect functioneren en mocht het al eens scheef gaan dan is het mogelijk een volledig herstel tot volmaaktheid te bewerkstelligen. Hoe aantrekkelijk!
De studie van moeilijke vakken als de anatomie, de fysiologie, de biochemie en de pathologie van de hersenen is overbodig, ja zelfs misleidend en de prognostiek kan zich verlustigen in een ongeremd optimisme. Dit genre psychiaters en psychotherapeuten geven er blijk van dat zij van de hersenen een povere en verkeerde voorstelling hebben. En het is daardoor dat zij die ziel zo belangrijk achten, want deze moet hen een alibi bezorgen. Weliswaar verklaren sommigen soms dat zij op de anatomie, fysiologie, biochemie en pathologie niets tegen hebben, maar zij hebben er ook niets aan. Dat kan zelfs niet - daarvoor schiet hun kennis van zaken tekort.
Toch kunnen deze psychiaters en psychotherapeuten ook zonder dit soort kennis wel goed werk verrichten. Het is een oud gegeven dat men mensen met moeilijkheden kan helpen door aandacht, gesprek, uit laten huilen en soms zelfs door een goede raad. Daartoe behoeft men het zenuwstelsel niet door en door te kennen. Wel kan een studie van de menselijke gemeenschap, het menselijke gedrag, de menselijke ontwikkeling en wat al in een mens om kan gaan, deze hulp vergemakkelijken. Er is ook niets op tegen psychiaters en psychotherapeuten een op deze hulp voorbereidende opleiding te geven. Maar aan het instellen van een therapie moet een diagnose voorafgaan en deze diagnose is bij dergelijke psychiaters en psychotherapeuten niet in goede handen. Een medische diagnose blijft voorwaarde, omdat bij al deze moeilijkheden die op het terrein van de psychiater liggen steeds sprake kan zijn van een ziek orgaan en niet van een zieke ziel.
Dit orgaan, de hersenen, is een orgaan als ieder ander èn het is een heel apart orgaan. Beide aspecten zullen wij nu kort bespreken.