De Gids. Jaargang 136
(1973)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 474]
| |
Michel Dhondt
| |
[pagina 475]
| |
Derde brief aan mijn nicht Gabriëlle Lichtmis (vervolg)
Amsterdam, zaterdag 3 februari 1973.
‘Waar woont u?’ vroeg hij.
‘In West’, antwoordde ik.
‘Maar ik kom hier in de buurt wonen’.
‘Waar?’ vroeg hij wakker.
‘In de Alexander de Grotestraat.’
‘O, dat is daar ergens’, zei hij en wees in de goede
richting.
Hij had een bruin jekje met een bontkraag aan.
Astère.
Vierde brief aan mijn nicht Gabriëlle Lichtmis (slot)
Amsterdam, zondag 4 februari 1973.
Helder lachend liep hij weg over het grasveld.
Bosman en de ruige hond Flor hadden verloren.
Vol gratie en kracht stond hij te pissen bij het bosje
van de eekhoorns.
Zijn fluit was gezwollen, als de knop van een grote
witte lelie.
Jammer dat tante Clara zo vroeg gestorven is.
Astère.
Vijfde brief aan mijn nicht Gabriëlle Zondagmorgen
Amsterdam, maandag 5 februari 1973.
‘Heij! Ben jij ook zo vroeg?’ zei ik tegen hem.
‘Ja, 't is stil hè’, antwoordde hij warm.
Hij was alleen gekomen met zijn hond.
‘Hoe heet jij met je voornaam?’ vroeg ik.
‘Ik heet Jaap’, zei hij mannelijk.
Astère.
| |
[pagina 476]
| |
Zesde brief aan mijn nicht Gabriëlle Zondagmorgen (vervolg)
Amsterdam, dinsdag 6 februari 1973.
Een half uur bleven we samen in het Hondenpark.
Het was haast te veel voor hem.
‘Dag mijnheer’, zei hij schuchter bij het afscheid.
Ik wist dat hij op de Melkweg woonde.
Zijn donkere figuurtje loste op in de mist.
Ingetogen keerde ik terug naar het Overtoomse Veld.
Astère.
Zevende brief aan mijn nicht Gabriëlle Redding
Amsterdam, vrijdag 9 februari 1973.
De mensen wilden van me een schoft maken, maar het
is hun niet gelukt.
Er blijft een magische werkelijkheid bestaan.
Op het einde van de maand ga ik verhuizen naar het
epicentrum van de bedevaarders.
We zijn al in de tijd van de sapstijging.
Als het haar van Boeddha in bloei staat, zal hij
bij ons komen.
Astère.
Achtste brief aan mijn nicht Gabriëlle Nieuw leven
Amsterdam, zaterdag 17 februari 1973.
Vrijdag is Joost in mijn bestaan gekomen.
Hij verscheen plots op het Muzenplein, als een druppel
licht.
Nederig ging ik op een bank zitten om naar hem te
kijken.
In een spiraalvormige baan kwam hij naar me toe
gerend.
Hij schudde de oneerlijke begeerte van zijn maats
van zich af.
Ze tergden hem omdat ze hem niet durfden lief te
hebben.
Toen raapte hij zijn blauw gevlamde jekje op.
Astère.
| |
[pagina 477]
| |
Negende brief aan mijn nicht Gabriëlle Nieuw leven (vervolg)
Amsterdam, dinsdag 20 februari 1973.
Maandag zag ik Joost terug.
Hij was met de andere jongens aan het voetballen.
Het leek of de dingen op het Muzenplein verstilden.
Voor zijn doel maakte hij duikelingen in de lucht.
Als een bundel mals koren plofte hij neer op de grond.
Mannelijke warmte doorzinderde me.
Waarom wil hij me bevallen?
Astère.
Tiende brief aan mijn nicht Gabriëlle Nieuw leven (slot)
Amsterdam, donderdag 22 februari 1973.
Om half vijf zag ik een helder brandende jonge jongen
op het Muzenplein,
Het was opnieuw Joost.
Hij bleef teder staan om me te laten kijken.
Zijn lijfje was soepel en gewelfd, als van een tijger.Ga naar voetnoot*
Haveloos zat ik in het opkomende blauwe licht.
Is Joost de mooiste jongen die ik ooit heb gezien?
Astère.
Elfde brief aan mijn nicht Gabriëlle Ontluiken
Amsterdam, zaterdag 24 februari 1973.
Met een zingende gang liep Joost over het voetbalveld.
In de blauwe kring van zijn stralen waren de andere
jongens benepen en grauw.
Verwonderd zat ik onder de zwarte lindebomen.
Hij keek lief naar me; het duurde heel kort.
Wij alleen wisten wat er gebeurde.
Het was vrijdagmiddag, tegen vijf uur.
Is Joost de mooiste jongen die er bestaat?
Astère.
| |
[pagina 478]
| |
Twaalfde brief aan mijn nicht Gabriëlle Geknakte bloem
Amsterdam, zondag 25 februari 1973.
Onverwacht zag ik op het Muzenplein een jonge mannelijke
bedevaarder.
Hij keek lang naar me: was ik echt voor hem gekomen?
Zijn broek zat vol modder van het duikelen naar de
bal.
‘Joost, als je straks komt, breng je dan de poppetjes
mee?’ vroeg zijn kleine broer.
Wat loom en aarzelend liep hij naar huis.
Aan de overkant van het plein stak hij zijn arm op.
Astère.
Dertiende brief aan mijn nicht Gabriëlle Verdamping
Amsterdam, dinsdag 27 februari 1973.
Gasachtige kleuren hangen in de atmosfeer.
Ik weet niet of de duffe mensen en de bomen het zien.
Morgen ga ik weg uit dit huis en deze buurt van slecht
karma.
Om zes uur 's avonds komt de dokter van Ermelo me halen.
Astère.
|
|