De Gids. Jaargang 135
(1972)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 462]
| |
R.J. Bognàr
| |
2En de mensen op aarde worstelen, moorden elkaar uit, verkrachten elkaar tussen eeuwig slapende muren. Er is nog maar weinig ruimte. Iedere geborene van de laatste twee weken moet van overheidswege ingeleverd worden bij de eerste de beste gemeentelijke sociale dienst. Vrachtwagens rijden af en aan over de platgetrapte akkers. Storten lijkjes. Er is nog maar weinig zuurstof. Een distributiesysteem: elke 2 minuten 1 ademtocht van 15 minuten. De vrachtwagens rijden af en aan hun laadbakken vol overtreders en zwakken. Iemand beweert iets over het uitdijende heelal, maar de autoriteiten vergeten en luisteren. Zij zijn druk doende het rottingsproces van de doden te stimuleren. De boeren bebouwen lijkenakkers. De natuur | |
[pagina 463]
| |
bloeit en produceert zuurstof. Het heelal lokt. De miljarden overlevenden ademen, herademen, bouwen tuigen en beredeneren vluchtplannen. Planeetaanbidders. Fanatieke gelovigen. - God is dood, krijst een dominee van zijn kansel. Hij is ontsnapt aan ons laatste oordeel. Gaat heen, vindt en doodt hem.
- Wordt astronaut.
Zwakke woorden, waarmee restanten van allerlei stichtingen actie voeren. Weg van de aardse hel. Boek een enkele reis naar een verre lege planeet. Een adembenemende stilte. Het eerste ruimteschip met rijken is op weg naar een leefbare bol. Een of andere Rus zei het al: HEB RESPECT VOOR IEDERE VORM VAN LEVEN.) | |
3En het leven eet, nee vreet. Een bioloog voorspelt onrustbarende spinaziegedrochten, monsterlijke insectenhorden en ratten, miljarden ratten. En zij? Zij snijdt. Goudgele halmen verorberen en veroveren de grond. Spuwen knikkergrote korrels. Het zal zo'n vaart niet lopen.
Pinguins vol D.D.T., ach jee, de arme dieren. De overheid is van plan de vervuilers stevig aan te pakken. Voorlopig is er nog brood op de plank.
Zij is gaaf en goed. Haar vingers dienen en eerbiedigen het leven, zij snijdt brood voor haar kinderen. Deze warme trotse moeder zou zelfs haar vijanden nog voeden. Haar borsten zouden het uitgedroogde lichaam laven van de moordenaar van een van haar zonen. Zij zou alle doden respectvol willen begraven en berustend snikken aan hun graf. Zij is goed en gaaf. De levenden hebben niets van haar te vrezen. Haar vingers dreigen nooit. Haar vingers prediken liefde.
Een mes in haar rechter- en een brood in haar linkerhand. De harde korst van het uiteinde af. Voor de zoon van acht jaar. Zijn tanden malen de knikkergrote korrels. De goudgele halmen verdrogen. Een koe herkauwt. - Maar mens denk toch na, murmelt zij. De natuur is wreed, maar ook eerlijk. We mogen geen offers brengen zonder noodzaak. Het mes klieft voor de vierde maal. Zij trekt haastig haar hand terug. Heeft zich in haar linker wijsvinger gesneden. - Nou ja, murmelt de goede vrouw. Een ongelukje. Het is mijn eigen vinger maar. | |
4(En in het ruimteschip juichen de gelukkige vluchtelingen. De leefbol is nu vlakbij. Verkenners spraken over groene wouden, zilveren rivieren, eindeloze jachtgebieden. Een merkwaardig evenbeeld van de aarde zonder mens. De rijken laven hun dorst met volle melk - gewelddadig verzameld door mechanische soldaten. De rijken ademen de zuivere zuurstof - door geheime krachtcentrales gewonnen uit de verontreinigde lucht. De rijken nodigen elkaar voor een overwinningsbanket. De spanning valt zienderogen van hen af. Zij zien de bol met de gapende ogen. | |
[pagina 464]
| |
- Zij is net zo rond als de aarde, merkt iemand op. - We zullen haar ontginnen, zegt een ander. Zij maken een dansje op het ritme van de machines. De een struikelt, de ander helpt hem overeind. Zij zijn lief voor elkaar, want zij allen zijn uitverkorenen, sterk en rijk. Hun vingers zijn gaaf en goed. Zij zullen elkaar voorlopig niet bedreigen.
En op de aarde ademt iedereen in het wilde weg. De zwakken herstellen zich op afgelegen plekken. In de steden kronkelt een vrije mens, die men niet gewend is. De regering is gevlucht. Machtstrijders compenseren elkaars macht met machinegeweren. En de gewone man? Het gepeupel verwoest fabrieken, vangt ratten, eet groente uit blik, sterft in de explosie van machthebbers en andere leiders.
En in het ruimtetuig slapen de vluchtelingen, de reizigers naar een betere wereld, hun roes uit. Dan worden zij wakker. Strompelen met een kater naar de patrijspoorten. Deinzen geschrokken terug. Kijken aarzelend nog eens. Iemands dunne bleke lippen stamelen: - De planeet is verdwenen.
En op de aarde krabt een sterrekundige zich op zijn hoofd. Buiten bestormen de boeren zijn ivoren toren. Hij haalt zijn schouders op en noteert verward: 12 jan 1984 Een soort scheur in het heelal vandaag zoals een reet in de aardkorst de wanden snijden elkaar onder een hoek van twee graden maar er zijn geen wanden geen planeten geen meteoren geen sterren hele melkwegstelsels verdwenen interplanetaire ruimte leeg helemaal leeg alleen lijnen van de computer twee lijnen snijpunt valt precies in het centrum van onze aarde een speerpunt van leegte wordt in onze aarde gepriemd de lans van de gerechtigheid een laatste stunt van de regering nee het laatste oordeel nee een kloof langgerekt ik snap het niet ik de lege ruimte was driedimensionaal. de cijfers de berekeningen van de computer. ik Een binnengedrongen man steekt hem dood. Hij rochelt nog even. Valt over zijn notitie.) | |
5Uit de snee in de vinger van de goede vrouw sijpelt een druppel bloed. | |
6(En in het ruimteschip raken de reizigers doordrongen van hun rechte lijn naar het niets. Eeuwig opgesloten tussen de slapende glooiende wanden. De mogelijkheid van een noodzakelijke terugkeer is niet bij de reis inbegrepen. De vluchtelingen, de zoekers zullen sterven.) | |
7Ach, denkt zij. Niet zo erg. Het gaat wel weer over. | |
8(En: Ach, denken sommige reizigers. Een terugkeer naar de aarde zou onze dood betekenen en wie | |
[pagina 465]
| |
weet wat ons op de nieuwe planeet overkomen zou zijn. Een gezamenlijk en eendrachtig besluit: De rijken slikken hun zelfmoordpillen.) | |
9Enige weken daarna verafschuwt de goede vrouw haar linker wijsvinger. Een vals stuk vlees in hoopgevende levenskrachtige handen.
Twee stevige vuisten omklemmen een autostuur. Een bal rolt op de weg. Een kind zeilt door de lucht en bloedt de stenen rood.
Zij volgt huiverend de televisiebeelden. Een afgeschoten been. Een gapende wond in het gezicht van een meisje. Klauwende vingers. De beelden verdwijnen. Grijs.
Mondain grijs lonkt zij nog even in de late stad. Zwart. Zwart huivert zij in haar stoel en ontkent zij haar lust tot doden.
Een man met een strak gezicht vertelt over de zinloosheid van de oorlog. Zijn ogen lezen koel een tekst van een papier in zijn hand. Hij kucht en biedt zijn verontschuldigingen aan. Zegt iets over zijn verkoudheid.
Zij huivert. Haar klauwende vingers zweven voor de nieuwslezer. De zweer. De gruwelijke zweer. Maar zij herstelt zich snel. En even snel verdringt zij. Zij herinnert zich eensklaps de prikkels in haar linkerwijsvinger. Nog voordat zij zich sneed. Maar zij vergeet snel. Zij is goed en zal nooit met de politie in aanraking komen. In haar leeft god en de liefdevolle mildheid voor het leven. Plotseling probeert zij de stekende vinger van zich af te schudden. Op de bodem van de wond woekert wild vlees. Zij verbindt haar vinger. Zweetdroppels rollen over haar gezicht, over haar hals en schouder. Zweetdruppels verweken het witte verband. | |
10(En het ruimteschip met de rottende lijken van de rijken slaat te pletter op een uit het niets verschenen planeet.
En op aarde ontginnen de zwoegende mensen het land, stelen armen hun voer, sterven de zwakken hun dood. Een man buigt zich verbaasd naar de omgewoelde bodem. Zijn ogen vol angst. Hij holt weg, voort over bergen en door dalen. Iedereen vlucht, holt voort. De aarde leeft en beeft. Hete massa's lava rijzen op uit plotseling ontstane diepten. De aarde leeft, beeft. De aarde zwelt, verovert het heelal.) | |
11Zij is die morgen vroeg opgestaan. Zij haat intens. Zij - de moeder van het geheime levensvocht haat intens. Gezwollen aderen in haar hoofd. Bloedgolven met een trage regelmaat in haar neus. Moordlust. Achter haar oogleden kantelen de bollen in een donkerrode waas. Zij pleegt verraad aan haar oude Rus die zij niet kent. Zij doodt een vlieg. Kankert op haar kinderen. Wenst zich dood. - Ik moet ermee naar de dokter, murmelt zij. | |
[pagina 466]
| |
En de dokter - de redder en beschermer van het leven - glimlacht tegen haar. Verwantschap. Zij is wars van geweld. Hij is wars van geweld. - Wat mankeert eraan? vraagt hij. Zij toont hem haar vinger. Zij, de vrouw met de goede vingers poogt een muur voor haar onderbewustzijn te doorbreken. Waarom is zij zo onrustig? Zij de vrouw met de goede vingers die enkel strelen. Waarom is zij zo vol onbehagen? Zij de vrouw met de goede vingers die enkel brood delen. Is zij bang voor haar dokter? Nee, zij ervaart geen angst, maar moordlust. - Amputeren dokter? kreunt zij. - Ik zal het overtollige vlees moeten wegbranden, zegt de dokter. Dan zal de wond snel genezen. En hij brandt het weg. | |
12(En op de aarde sidderen de sterken, de overlevenden. Een voorbol aan de hemel. Een onheilspellende hitte in de aardkorst, diep doordrongen vanuit de hemel. Het water in de zee verdampt. Het laatste paar ogen ziet vlammen, rook. De laatste oren horen geknetter, gekreun. De laatste lichamen rennen in het vuur. De laatste hersens beseffen de dag van het laatste oordeel.) | |
13Zij is nauwelijks veranderd. De pijn in haar linker wijsvinger is verdwenen. Zij snijdt brood, want zij dient het leven. En zij denkt de wond is eindelijk dicht. Haar vingers zijn gaaf en goed. Haar vingers zullen nooit oordelen, veroordelen. Een paar dagen later zijn haar vingers braaf, glad en goed. Niet opgewonden of kalm, geen steken erin. Meer vergeten. Zij is vooral geen misdadigster, want zij heeft huiveringwekkend gave vingers. | |
14(En in het heelal snellen tientallen ruimtevoertuigen naar de aarde. Bewoners van andere melkwegstelsels zenden hun geleerden om de verschijnselen aan de rand van het heelal nader te bestuderen. Maar dan - geheel onverwachts - is alles weer als vanouds. - Waarschijnlijk, zegt een van hen, zijn onze waamemingen onjuist geweest. De aarde draait normaal. Niets wijst op leven. De geleerden nemen bodemmonsters. Ontdekken primitieve kiemen van eencellig weefsel. - Een planeet aan het begin van zijn evolutie, stellen zij. En teleurgesteld reizen zij terug.)
Middelburg, 22 mei 1971 |