De Gids. Jaargang 134
(1971)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 527]
| |
G. van Benthem van den Bergh
| |
[pagina 528]
| |
Maar er is ook sprake van technologie bij de beheersing van intermenselijke samenhangen. De verdeling van beheersingsmogelijkheden over buitenmenselijke samenhangen en die over intermenselijke samenhangen vallen vaak samen: staten, waar wetenschap en techniek het verst ontwikkeld zijn, hebben ook de meeste ‘macht’. De tweede soort beheersing kunnen we sociale technologie noemen: staatsbestuur, bureaucratie, militaire organisatie, bedrijfsorganisatie enzovoort, het zijn allemaal ‘kunstprodukten’. Maar ook individuele mensen worden van natuurprodukten tot kunstprodukten gemaakt: zowel beheersing van buitenmenselijke als van intermenselijke samenhangen vereist zelfbeheersing, vereist het sociaal programmeren en bewust sturen van het eigen gedrag. Ook daarvoor is een technologie beschikbaar: opvoedings- en leertechnieken in gezin, school, leger en alle andere organisaties die mensen hebben gevormd. Een hoog niveau van ontwikkeling van de twee eerste soorten technologie in een samenleving gaat samen met een hoog niveau van ontwikkeling van zelfbeheersing. In de middeleeuwen hoefden mensen zich minder te beheersen dan nu. Samen vormen de drie soorten technologie de menselijke cultuur, die voortdurend in ontwikkeling is. De vraag waar wij op het ogenblik voor staan is of het mogelijk zal zijn ook de richting van dat ontwikkelingsproces in zijn geheel beter onder controle te krijgen. Dat zal alleen kunnen als we ophouden met de technologie in enge zin als autonoom te beschouwen. Het zal nodig zijn om de samenhangen te analyseren tussen de drie soorten technologie en conflicten tussen en binnen staten, klassen en andere sociale organisaties. Als technologie synoniem is met beheersing, moet er wel een nauwe relatie bestaan tussen technologie en macht, tussen technologie en politiek. Zoals eerder gezegd zijn de zegeningen en het verderf van technologische ontwikkeling niet gelijkelijk verdeeld over de menselijke soort. Dat geldt ook voor de derde soort technologie: de sociaal afgedwongen grote mate van zelfbeheersing maakt sommige mensen gelukkig, maar anderen gek. Door technologie als vorm van beheersing te zien, wordt het masker afgetrokken van de technologie als een verzameling neutrale instrumenten. Is technologie dan niet ook synoniem met politiek? Dat zouden de technocraten wel willen. Technologische ontwikkeling verandert de inzet en de vorm van de politieke strijd, van de conflicten tussen - en binnen - staten, klassen en andere sociale groepen van minder doorslaggevende betekenis voor de loop en de structuur van het historische proces. Die conflicten, en de wenselijkheid en mogelijkheden om ze met minder leed en vernietiging gepaard gaand uit te vechten, bedoelen we als we over politiek spreken. Zowel de feitelijke machtsstrijd als het streven naar een betere samenleving wordt onder de term politiek begrepen. In dit nummer van de Gids staat de relatie tussen technologie en politiek centraal. De bijdragen vallen uiteen in meer analyserende en meer strategische artikelen. De nadruk valt of meer op het hoe, waarom en waartoe van ontwikkelingen, zoals we die in feite kunnen waarnemen, of op vragen als ‘wat valt eraan te doen?; wat zijn de mogelijkheden van ontwikkeling in een meer wenselijke richting?’ De laatste tijd zijn veel mensen opgeschrikt door sombere voorspellingen over de dreiging van de ondergang van de wereld en het uitsterven van de menselijke soort. Dat kan gevaarlijk zijn, wanneer het bij voorspellingen blijft. De discussie rond de Club van Rome illustreert die gevaren. Als men, zoals dat in die discussie tot nog toe is gebeurd - overigens niet in overeenstemming met de veel bescheidener bedoeling van de onderzoekers van M.I.T., die het rapport voor de Club hebben samengesteld - uitsluitend ontwikkelingen van technologie in enge zin in een veronderstelde samenhang met bevolkingsgroei beziet, lijkt het alsof het gaat om ontwikkelingen die nauwelijks iets met mensen en hun onderlinge conflicten te maken hebben. Het lijkt dan primair een technisch probleem, dat - als het nog mogelijk is - het beste door deskundigen kan worden opgelost. De beroering die het rapport voor de Club van Rome heeft gewekt, bevestigt vooral de grote autoriteit van | |
[pagina 529]
| |
wetenschap en techniek. De computermodellen zeggen alleen in schijn meer dan wat iedereen kan weten die de kritische literatuur over ecologie en over de problemen van de derde wereld van de laatste jaren heeft gelezen. De modellen zeggen in feite minder, omdat ze met zeer globale factoren werken. Zij kunnen daardoor mensen opnieuw een gevoel van machteloosheid geven, dat ofwel leidt tot denken en handelen in termen van ‘het zal mijn tijd wel duren’ en ‘hier loopt het zo'n vaart nog niet’, ofwel het idee wekt dat de deskundigen het wel weer zullen opknappen. Daarmee zouden de voorspellingen, zoals zo vaak, alleen maar zichzelf waar maken. Maar de problemen van armoede, honger, overbevolking, vervuiling en vervreemding zijn in feite problemen van het menselijk samenleven, waarvan steeds meer andere organismen het slachtoffer worden. Dit nummer van De Gids wil niet alleen laten zien wat er voor verschrikkelijks aan het gebeuren is - en dat is zonder enige twijfel het geval - maar ook wat de mogelijkheden zijn om daar tegen in te gaan. Het wil bovendien proberen duidelijk te maken dat verandering van de richting van technologische ontwikkeling en het streven naar een grotere mate van gelijkheid in de verdeling van macht, inkomen en kennis tussen en binnen de staten van de wereldmaatschappij onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het werd samengesteld door G. van Benthem van den Bergh en als gastredacteuren G.P. Hoefnagels en B. van der Lek. |
|