ken de politiek te betrekken in Mr. Sammler's planet, hetgeen zonder enige twijfel wel gebeurd zou zijn als deze schrijver een radicaal links in plaats van een conservatief propagandawerkje had doen verschijnen. Het is niet moeilijk zich voor te stellen hoe de kritiek in dat geval geluid zou hebben: ‘Bellow moet zich bij zijn leest houden’, ‘Hij moet zich niet met politiek bemoeien’, ‘Bellow, keer alsjeblieft terug tot Herzog’.
Wat kunnen we hieruit opmaken? Dat politiek in de literatuur slechts dan als een niet-literair element, als ‘er niet bij horend’, als ‘schoppen tegen het zere been’, als prekerig en als propaganda wordt ervaren als het radicale of, bij gelegenheid, openlijk fascistische, dat wil zeggen extremistische, zoals in Pounds Pisan cantos, politieke ideeën betreft. Toch had de kritiek in het laatste geval uitsluitend betrekking op het soort politieke ideeën dat werd voorgestaan en niet op het principe, namelijk dat politiek materiaal wordt verwerkt in een kunstwerk dat verondersteld wordt zuiver literair te zijn. Men vond dat het brute antisemitisme de Pisan cantos ontsierde, terwijl Pounds ietwat verwrongen ideeën ten aanzien van geld en woeker, die de rationele basis van zijn vulgair antisemitisme vormden, beschouwd werden als volkomen passend in een poëtische verhandeling.
In andere woorden: zolang de politiek niet extremistisch is, wordt deze zozeer gezien als een van de natuurlijke componenten van de literatuur dat zij vrijwel onzichtbaar is geworden. Wij sluiten de ogen voor het panslavisme van Dostojewski om verder te kunnen gaan met het verhaal. En dit gebeurt vroeger of later zelfs met extremistische politieke denkbeelden. Als een gedicht maar oud genoeg is, doet het er niet meer toe uit welke politieke hoek het komt. Wat kan het ons schelen of Dante, Pope, Swift, Dryden of Juvenalis aan de goede of aan de verkeerde kant stonden in de politieke conflicten van hun tijd? Ars longa vita brevis est. De kunst heeft het merkwaardige vermogen te absorberen, of liever te verteren. Zij verslindt wat haar wordt gegeven en transformeert het tot kunst. Dit metabolisch proces brengt, net als in levende organismen, met zich mee dat het voedsel eerst min of meer moet vergaan. Dostojewski's panslavisme dat voor hem een zeer belangrijk punt vormde, is slechts de kunstmest die de grond rijp maakt voor De idioot. En hiertegen protesteert nu juist de extremist, de radicale schrijver.
Hij noemt dit proces tegenwoordig ‘coöptatie’ - in het Frans ‘récupération’ - en meent dat dit iets is dat zijn werk wordt aangedaan door de verdorven bourgeoisie. Zij maken zijn strijdbaar boek, zijn provocerend stuk tot een consumptieartikel, hechten er een soort goedkeuring aan waartegen hij volkomen machteloos is. Hij kan hen er niet van weerhouden dit te doen, zelfs niet door het meest provocerende, beledigende optreden, zoals is gebleken uit naakt op het toneel, pornografie, obsceniteit, de anti-blanken geschriften van de negers - Leroi Jones, Eldridge Cleaver.
Er rest slechts één remedie: niet meer schrijven. Tolstoi heeft dat ingezien. Toen hij Anna Karenina, Oorlog en vrede en al zijn andere romans die hem bij het lezend publiek beroemd maakten, verloochende en eenvoudige verhaaltjes voor ongeletterde boeren ging schrijven, wist hij precies wat hij deed. Van schrijver werd hij onderwijzer. Hij wist dat de werkelijke vijand veel ouder was dan het boekenkopend publiek. Het was de kunst zelf. Vandaar zijn vernietigende aanval op de ‘goddelijke’ Shakespeare, de vereerde Gigant van de literatuur. Dat was een radicale daad. Toen hij Shakespeare van zijn voetstuk stiet, deed hij dat niet om hem te vervangen door een andere godheid van de kunst, maar om het Woord in haar weelderig heiligste der heiligen, bewaakt door de literaire kritiek, te ontluisteren. Om er een eenvoudig teken of verwijzing van te maken, een nuttig hulpmiddel bij de verandering van de maatschappij en de vorming van de geest van het individu.
Ieder die ernst maakt met zijn extreem linkse - of extreem rechtse - denkbeelden zou tot dezelfde conclusie moeten komen. Het heeft geen zin om zich, als Sartre, te bepalen tot het weigeren van de Nobelprijs. Deze prijs was niet meer dan de officiële bevestiging van wat al had plaatsgevonden - de coöptatie van Sartre door zijn lezers. Daaraan had hij zelf, als alle publicerende schrijvers, ten dele mee-