De Gids. Jaargang 133
(1970)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
Godfried van Benthem van den Bergh
| |
IIDe bevrijding van 1945 was een ‘nationale’ bevrijding, een bevrijding van ‘vreemde’ overheersing, niet een bevrijding van overheersing als zodanig. Het was het einde van wat zich ‘nieuwe orde’ noemde, maar wat in feite een strijd van allen tegen allen binnen de elite van een op terreur berustend bewind was. Een terreurbewind heeft de volgende drie elementenGa naar voetnoot2.: de terreurstaf (met directoraat en tenuitvoerleggers); de slachtoffers en het doel. De slachtoffers gaan ten onder opdat het doel - de bevolking als geheel - afziet van verzet tegen het bewind. De uitroeiing van de joden in het Derde Rijk was niet louter de ‘logische’ consequentie van rabiaat nationalisme en racisme, het was ook een instrument van overheersing. Om precies dezelfde reden wordt nu in Brazilië ‘officieel’ gemarteld onder dokterstoezicht. Maar een terreur die willekeurige slachtoffers maakt heeft als neveneffect dat de bevolking weliswaar wordt | |
[pagina 4]
| |
geïntimideerd, maar dat het bewind geen enthousiasme bij de bevolking kan opwekken. Terreur tegen een specifieke, nauwkeurig af te bakenen (zij het met kunstgrepen) groep als de joden heeft dat nadeel niet. ‘Gelukkig dat ik niet ben zoals zij’, niet behoor tot de groep mensen aan wie het bewind demonstreert wat het doen kan met wie ertegen in verzet komt. Een terreur die dit onderscheid tussen slachtoffers en doel doet vervagen, een tegen willekeurig gekozen slachtoffers gerichte terreur, slaagt er niet in aanvaard te worden als nieuwe orde waarvoor het de moeite waard is zich in te zetten. Hier zou wel eens het onderscheid door kunnen worden verklaard tussen de energie die Adolf Hitler bij de Duitsers wist los te maken en de apathie van de Griekse of Braziliaanse bevolking. Het is ook mogelijk dat in de relatie tussen terreur en verzet het antwoord op de vraag kan worden gevonden waarom de ‘Endlösung’ samenviel met een dusdanige verzwakking van de Duitse militaire posities, dat het verliezen van de oorlog waarschijnlijk werd. Het ‘wij hebben het niet geweten’ moet dan ook worden gelezen als ‘wij hebben het zo goed geweten, dat we het moesten verdringen’.Ga naar voetnoot3. Maar het Hitlerbewind steunde niet alleen op terreur, maar ook op nationalisme. Antisemitisme was als zodanig een onvermijdelijk bestanddeel van een nationalisme dat zijn natiebegrip op ras baseerde. Maar racisme kon pas tot genocide leiden toen het een politiek instrument van een terreurstaat werd.Ga naar voetnoot4. Van de bezetting door die Duitse terreurstaat (door de meeste Nederlandse ambtenaren en rechters overigens lange tijd beschouwd als legitieme bron van gezag, als bezettende ‘overheid’) werd de Nederlandse natie bevrijd om meteen weer door de Nederlandse staat bezet te worden. De bevrijding van mocht geen bevrijding tot worden, zoals de besten uit het verzet hadden gehoopt. De ‘nieuwe orde’ was verdreven tot herstel van de oude orde. Nederland herrezen. De herdenking van vijfentwintig jaar bevrijding heeft veel artikelen losgemaakt waarin wordt beschreven hoe door middel van het ‘Militair Gezag’ de verzetsbewegingen werden uitgeschakeld en het oude staatsgezag en het oude economische systeem werden hersteld.Ga naar voetnoot5. Dat kon niet zonder militair gezag, omdat de regering in Londen niet beschikte over enig ander gezagsapparaat en behalve op de koningin als nationaal symbool, uitsluitend steunde op zijn relaties met de geallieerde gezagsdragers. Maar het herstel van de oude orde behoefde niet met veel dwang gepaard te gaan. Het militair gezag kon drijven op het door de Duitse bezetting enorm versterkte nationalisme, het gevoel en idee van de eenheid van alle Nederlanders tegen de vreemde overheerser; een eenheid die alle politieke tegenstellingen oversteeg.Ga naar voetnoot6. Het mili- | |
[pagina 5]
| |
tair gezag kon zo gemakkelijk op strikt zakelijke gronden worden verdedigd, als noodzakelijk om in een overgangsfase het gezagsvacuüm te vullen, dat alleen al niet kon blijven bestaan omdat de hulpacties van de geallieerden een efficiënt Nederlands gezag behoefden enzovoort enzovoort. Bovendien wilde de grote meerderheid van de bevolking liefst zo snel mogelijk vergeten; zo snel mogelijk weer ‘normaal’ leven, dat wil zeggen zoals vroeger, ‘voor de oorlog’; de schuldgevoelens verdringen over het eigen gebrek aan verzet en het eigen overleven, schuldgevoelens die wel moesten opkomen bij het zien van de foto's van de concentratiekampen en de gaskamers. Liever maar niet te veel denken... het is nu allemaal voorbij...laten we maar hard aan het werk gaan, de economie weer opbouwen en zorgen dat er geen crisis en massale werkeloosheid meer komt. Die gedachten bepaalden het overheersende verlangen naar nationaal herstel, naar het herstel van de orde, vertrouwde Nederlandse orde. Het begrip ‘vooroorlogs’ hield geen veroordeling, maar een lofprijzing in - voor de oorlog was alles dat je kon kopen beter en goedkoper (vijf dropveters voor een cent!). Het haast vanzelfsprekende verlangen naar het houvast en de zekerheden van de tijd voor het losbreken van de chaos, werd bovendien actief gesteund door een deel van het verzet, door de Orde Dienst, die de linkse verzetsbewegingen in de gaten hield, uit naam van de staat en in de zichzelf toegemeten opdracht van de Londense regering, maar ook door de antirevolutionairen. Zoals Gerben Wagenaar het uitdrukt, dachten zij: ‘Op de dag van de bevrijding houdt alles op. Dan komt “het” gezag terug, de “echte” orde. Dat betekende voor hen een herstel van de vooroorlogse omstandigheden.’Ga naar voetnoot7.
Het is dus niet zo verbazingwekkend dat het herstel van de oude orde zo vlug ging. Het is nog niet eens nodig om het conflict van de Nederlandse staat (in zijn verschijningsvorm van koloniaal imperium) met het Indonesisch nationalisme erbij te halen als verklaring voor het mislukken van het vernieuwingstreven van na de oorlog. Dat vernieuwingsstreven was er niet werkelijk, of liever, het was geen werkelijk vernieuwingsstreven, behalve bij enkele uitzonderlijke figuren als Van Randwijk, die dan ook in tegenstelling tot de ‘doorbraak’-vernieuwers geen politieke carrière kon maken en pas weer in ere hersteld werd toen hij niet gevaarlijk meer was. Bovendien was Nederland niet uniek. In Amerika en Engeland was het de oude orde die de oorlog had gevoerd en dus vanzelfsprekend in het zadel bleef - en dat niet alleen, die zelfs met geweld verhinderde dat in Griekenland zich eenzelfde revolutionaire verandering vanuit het verzet voltrok als in Yoegoslavië.Ga naar voetnoot8. De Griekse terreurstaat van nu komt rechtstreeks voor uit de geallieerde interventies, aanvankelijk door Engeland en later door Amerika uitgevoerd. En in de andere Westeuropese landen, Duitsland inbegrepen, voltrok zich precies dezelfde ontwikkeling als in Nederland, met hoogstens marginale verschillen (in Frankrijk bij voorbeeld was de rol van het verzet in de eerste jaren na de oorlog wat groter, omdat het verzet daar in de maquis militair en politiek beter was georganiseerd, maar ook daar duurde het niet lang). Het Marshallplan zorgde niet alleen voor snel economisch herstel, het bezegelde ook het nieuwe jasje van de oude orde: de burocratische en technocratische kapitalistische welvaartsstaat, het zich integrerende ‘nieuwe Europa’.Ga naar voetnoot9. Nederland werd een deel van het ‘vrije westen’, met alle ideologische en structurele implicaties van dien. Daarmee wil ik niet beweren - dit terzijde - dat er geen grote verschillen bestaan in de mogelijkheden van verandering tussen de landen die van het westen deel uitmaken. Integendeel, ik geloof dat de relatie tussen verzuiling en eman- | |
[pagina 6]
| |
cipatie de Nederlandse dragers van het staatsgezag, vooral wanneer ze uit ‘zuilen’ zijn voortgekomen, over het algemeen minder krampachtig en meer openstaand voor verandering maakt dan het geval is in de meeste andere landen van het westen, met uitzondering van de Scandinavische landen. Dat is geen ‘repressieve tolerantie’, geen bewust pogen om radicalen in te kapselen, maar een werkelijke ambivalentie, die misschien wel het duidelijkst belichaamd is in minister Klompé als persoon en in D'66 als partij. Zelfs de Nederlandse conservatieven, verenigd in de V.V.D., zijn zolang het niet om de economie gaat, vaak oprechte liberalen in de traditie van John Stuart Mill en de Verlichting. Dit alles betekent niet dat de structuren en ideologie van het ‘vrije westen’ niet dominant zijn geweest en dat nog steeds zijn, maar alleen dat een theorie en strategie van radicale verandering ook specifiek nationale factoren en mogelijkheden in de analyse moet betrekken. Het model van het ‘laat-kapitalisme’ en de klassenstrijd slaagt daar onvoldoende in (het lijkt internationalistisch, maar veronachtzaamt in feite de rol van de nationale staat en daarmee van internationale betrekkingen) en de aanhangers ervan lijken mij daarom gedoemd een kleine groep te blijven.
Maar ik loop vooruit. Ik heb geprobeerd te verklaren, waarom het herstel van de oude orde na de bevrijding zo snel en zo gemakkelijk ging. Ik wil nu eerst nog toelichten waarom dit herstel van de oude machts- en gezagsverhoudingen tot gevolg moest hebben dat de vraag naar de werkelijke oorzaken van de afgrijselijke dingen die waren gebeurd, niet gesteld kan worden. Niet dat er geen studies van het ontstaan van het nationaal-socialisme zijn gemaakt, dat natuurlijk wel, maar bijna altijd gaat het bij die studies om het verklaren van een op zichzelf staande aberratie. Zelden wordt benadrukt hoezeer ideologie en praktijk van fascisme en nationaal-socialisme in het verlengde liggen van ‘normale’ ideologieën en staatspraktijken. In ieder geval is er geen sprake van dat dit in het onderwijs of in de algemene politieke discussie enige rol heeft gespeeld. Nooit wordt de vraag gesteld hoe het mogelijk was dat de concentratiekampen en gaskamers konden bestaan in ons eigen cultuurgebied; voortkwamen uit een samenleving die niet zoveel van de onze verschilde: een staat met leger, politie, burocratie, die steunde op een kapitalistisch economisch systeem en een samenleving met scholen, universiteiten en een familieleven dat net als alle andere maatschappelijke instellingen op hiërarchie, gezag, status, fatsoen, zelfbeheersing, schaamte en door dit alles op angst en verdringing berustte.Ga naar voetnoot9a. Die verbinding tussen orde en terreur kon niet tot het bewustzijn worden toegelaten. Daarom werd er over het algemeen niet verklaard, maar toegerekend, het kwaad geïdentificeerd en gelokaliseerd in de ‘duivelse’ nazi's. De wereld verdelen in ‘foute’ en ‘goede’ mensen maakt het allemaal veel makkelijker. Na de oorlog was het dan ook heel eenvoudig: wie niet ‘fout’ was geweest, was automatisch ‘goed’ - en dus hoefden geen vragen te worden gesteld over hoe dat ‘kwaad’ met cultuur, staat en sociaal-economische structuur was verbonden.Ga naar voetnoot10. Het herstel van de oude orde kon niet zonder projectie en verdringing, zonder bepaalde vormen van bezwerend, bijna magisch denken. Men moest denken: wat er gebeurd is, kan nu niet meer gebeuren; we hebben de zaak nu weer in de hand, we zijn de chaos weer meester. Zelfs moest blijkbaar worden verdrongen wat er werkelijk gebeurd was: ook nu blijkt voor velen Weinrebs analyse van Nederland tijdens de bezetting onverteerbaar. Want Weinreb verstoort niet alleen de mythe van het massale verzet van het Nederlandse volk, dat zich met uitzondering van N.S.B.-ers en collaborateurs als één man tegen de Duitsers zou hebben gekeerd, maar hij laat ook zien hoezeer de legalistische mentaliteit en gezagsgetrouwheid van burocratie en politie, de pijlers van de geordende Nederlandse maatschappij, de jodenvervolging hebben vergemakkelijkt.Ga naar voetnoot11. Weinreb | |
[pagina 7]
| |
legt een verband tussen de gruwelen van toen en de huidige structuur van de samenleving, met gedragsnormen die nu nog gelden. In Den Haag, begin 1970, werd een echtpaar met twee kinderen op straat gezet. Het had woonruimte in onderhuur van een in een inrichting verpleegde alcoholist die door de huiseigenaar ertoe werd gebracht hem de huur en het echtpaar de onderhuur op te zeggen. Het bureau huisvesting van de gemeente adviseerde de man om bij zijn ouders in te trekken en de vrouw in het tehuis voor onbehuisden te gaan wonen. Voor de kinderen was geen oplossing. Het echtpaar werd verwezen naar de dienst sociale zaken, die bevestigde dat kinderen niet in het tehuis voor onbehuisden pasten en daarom adviseerde, dat het echtpaar maar vrijwillig afstand van zijn kinderen moest doen. In Parijs, mei 1970, wordt een jong meisje, dat om politieke redenen het eigendomsrecht had geschonden, tot dertien maanden gevangenisstraf veroordeeld. Generale preventie: strafrecht als terreurinstrument gehanteerd. | |
III‘Heel merkwaardig is dat uit de Nederlandse Unie, die als geheel tenslotte ook sterk anti-N.S.B. en anti-Duits was, juist de Volksbeweging is ontstaan en die Volksbeweging heeft er weer toe bijgedragen dat de Partij van de Arbeid werd opgericht. Merkwaardige contacten’, aldus dr. W. Drees in een vraaggesprek ter gelegenheid van de laatste 4 en 5 mei herdenking.Ga naar voetnoot12. De vernieuwers van na de oorlog kenmerkten zich door het streven naar een krachtiger staatsgezag gesteund door een grotere mate van eensgezindheid en gemeenschapszin van het ‘volk’; naar een goed geordende samenleving, waarvan het gezagsapparaat in dienst van het algemeen belang zou staan. Het begrip ‘nationaal’ socialisme was te beladen, maar het zou geen slecht etiket geweest zijn voor het personalistisch socialisme van de Nederlandse Volks Beweging, waarin die eenheidsgedachte werd gepropageerd, zij het op basis van respect voor de ‘persoon’. Het personalistisch socialisme dacht wel in termen van een volksgemeenschap, van ‘nationale’ eenheid, maar verschilde natuurlijk wezenlijk van het racistisch nationalisme van de nazi's. Toch was ook Ngo Din Diem een personalist en volgeling van Emmanuel Mounnier, wiens geschriften ook Kohnstamm en Banning, de ideologen van de Nederlandse Volks Beweging en later van de Partij van de Arbeid, hebben geïnspireerd. Hier was het personalistisch socialisme vooral een manier om duidelijk te maken dat er geen tegenstelling hoefde te bestaan tussen een religieus geïnspireerd en een socialistisch politiek engagement. Het maakte het mogelijk dat een Van Walsum lid van de Partij van de Arbeid werd, die tijdens de bezetting in de wijd verspreide illegale brochure Om Nederlands toekomst een stuk had geschreven ‘Vernieuwing in Nationale Christelijke zin’, waarin als belangrijkste les wordt getrokken: ‘Indien deze tijd één ding duidelijk heeft gemaakt, dan is het tot welk een diep verval de samenleving geraakt, wanneer de normen van het christelijk geloof ter zijde worden gesteld.’ Als je de geschriften van de Nederlandse Volks Beweging uit die tijd doorbladert, word je getroffen door een toon van hooggestemd idealisme, die waarschijnlijk voortkomt uit het feit dat het erom ging overeenstemming te bereiken over de levensbeschouwelijke beginselen van academisch gevormde heren. Tevergeefs zoek je naar een analyse van structurele conflicten of naar voorstellen om het ‘volk’ - of zelfs maar de leden van de partij - politiek bewust te maken en te laten meebeslissen. Het is niet mijn bedoeling om ‘schuld door associatie’ te suggereren of ‘fascistoïde tendensen’ te ontmaskeren in het personalisme. Ik wil alleen laten zien dat het een beeld was van de van bovenaf geleide harmonische volkseenheid, gedragen door ‘levensbeschouwelijke’ (religieuze of humanistische) inspiratie, waarop de vernieuwers van de doorbraak zich konden verenigen. Hun denken was sterk elitair: ‘menig sociaal democraat vraagt of in het nieuwe verband de socialistische idee veilig en het sociale radicalisme verzekerd is. Wij antwoorden: zie het program en vertrouw uw leiding’.Ga naar voetnoot13. Alles voor het | |
[pagina 8]
| |
volk, maar niets door het volk, zo kan misschien het beste de les worden geformuleerd die de vernieuwers meenden te hebben geleerd en die zijn toepassing heeft gevonden in de wijze waarop de huidige welvaartstaat is georganiseerd. Het regeren op ‘brede basis’ was in de jaren na de oorlog gemakkelijk. De P.v.d.A. stond garant voor een goed geordende en gedisciplineerde arbeidersbeweging. Er was geen gevaar voor een ‘opstand der horden’, voor door demagogen geleide massabewegingen. Ook het communisme werd buiten spel gezet, wat met behulp van het Stalinisme weinig moeite kostte.
De les die uit de opkomst van het nazisme en de Stalinistische terreur werd getrokken, was paradoxalerwijze dezelfde die eerder zovelen uit de hogere standen en uit intellectuele kringen zich tot fascisme en corporatisme (Romme, Brongersma) aangetrokken deed voelen en die ook heeft bijgedragen tot het ontstaan van de sowjet-terreurstaat. Wat was die les? Dat er niets goeds kan voortkomen uit spontane politieke acties, uit massabewegingen, uit pogingen om het volk zelf te laten beslissen. Het was als les uit het verleden een rationalisatie van angst en een verdringing van de feiten - dat spontane acties nooit de kans hebben gekregen om zich te bewijzen, maar altijd binnen de kortste keren met een overmaat van geweld door de ‘krachten van de orde’ zijn neergeslagen. Angst voor de massa, voor het overspeeld worden door het volk, is een nog veel te weinig geanalyseerd motief in de politieke geschiedenis en het politieke en sociaal-wetenschappelijke denken van het westen. De politieke theorie, die de praktijk van wat niet voor niets de elitedemocratie van het Westen is genoemd is gaan rechtvaardigen, heeft ook expliciet gesteld dat politiek apathie van de massa van de bevolking gunstig is voor de democratie.Ga naar voetnoot14. De elite behoort een grote mate van autonomie te hebben en moet ‘pluralistisch’ zijn, dat wil zeggen georganiseerde belangengroepen vertegenwoordigen. Nazisme en communisme als ‘totalitaire’ bewegingen ontstaan volgens die theorie uit massabewegingen, uit sociaal en cultureel gedesoriënteerde, normloze horden.Ga naar voetnoot15. De rol van de staat, van nationalisme, van militair en burocratisch denken wordt veronachtzaamd, volgens mij verdrongen. Door dat te doen kan men autoritair, elitair en burocratisch denken en handelen verzoenen met politieke democratie (en in de Sowjet-Unie met socialisme). Een democratische orde: door de eenheid van het volk te poneren, kan wat een orde is, worden voorgesteld als een harmonie, als een structuur, waar alle ‘landgenoten’ evenveel belang bij hebben - al hebben ze binnen die structuur ook uiteenlopende belangen, maar voor de behartiging daarvan zijn nu juist de politieke partijen en het georganiseerd overleg tussen werkgevers en werknemers. Wat een perfecte structuur, wat een schitterend systeem, wat hebben we het goed in de hand! Het was maar goed dat de communisten er waren, op wie de angst voor de massa, voor de dictatuur die uit de chaos moest voortkomen, kon worden geprojecteerd en die in de vorm van de Sowjet-Unie bovendien als externe bedreiging van onze orde - pardon onze vrijheid - konden worden opgevoerd. Het interessante is hoezeer de communistische partijen, op wie de angst voor de massa altijd is geprojecteerd, die angst delen, hoezeer ook zij als de dood zijn voor spontane acties, voor ongedisciplineerd optreden, voor werkelijke macht aan het volk. | |
IVOrde en verdringing: beide berusten op angst en kunnen leiden tot onderdrukking en terreur. Een van bovenaf opgelegde orde kan alleen worden gehandhaafd door dwang. Maar in de loop van een lang historisch proces is het grootste deel van die dwang geworden tot wat Norbert Elias heeft genoemd de ‘sociale dwang tot zelfdwang’. Opvoeding tot zelfdwang, gebaseerd op angst voor de gevolgen van het doorbreken daarvan, is vereist in een samenleving waar het noodzakelijk is om van behoeftenbevrediging in het hier en nu af te zien om er later ‘meer’ voor terug te krijgen. We beginnen nu in te zien dat dit ‘meer’ lang niet altijd een meer aan behoeftenbevrediging is, maar in tegendeel | |
[pagina 9]
| |
vaak een ‘meer’ aan psychosomatische klachten, aan ‘geestesstoornissen’, beter gezegd aan zulke ernstige problemen om te leven, dat het leven lijden wordt. ‘Hulp’ is steeds meer nodig, maar de ‘deskundigen’ weten hoe langer hoe minder hoe die hulp gegeven moet worden. We beginnen steeds meer in te zien dat alleen vrienden en geliefden elkaar kunnen helpen - maar dat de structuur van de samenleving maakt dat velen, misschien wel de meesten geen vrienden en geliefden hebben. En soms zijn ook vrienden en geliefden niet meer in staat goed te maken wat het verleden heeft aangericht. Zelfdwang en angst: is er niet een verband tussen zelfdwang en de behoefte anderen te dwingen zich net zo te gedragen als jezelf? Moet daaruit niet de reactie verklaard worden van de stille meerderheid van mensen die in de grote organisaties werken, op het experimenteren met ander seksueel gedrag, ander uiterlijk, andere genotmiddelen, ander samenleven, kortom met een andere levensstijl en andere gedragsnormen? Het ordeperspectief van de naoorlogse periode deed het zicht verliezen op de onderdrukking van geluksbehoeften die voor die orde noodzakelijk was. Het had geen oog voor de gevolgen voor al degenen die die orde niet dragen en daarom weggestopt worden in scholen, tehuizen, inrichtingen en gevangenissen. Het had misschien nog minder oog voor de gevolgen voor degenen die de orde wel dragen en weggestopt worden in kantoren, fabrieken en kazerne's. En het meest van alles werd verdrongen hoezeer onze orde en het interne conflict binnen de westerse cultuur (ten onrechte het Oost-West conflict genoemd) heeft geleid tot de onderdrukking, verpaupering en vernietiging van de ‘derde’ wereld - van de massa's die aangevoerd door het ‘gele gevaar’ de blanke wereld zouden overspoelen als we ze de kans zouden geven. Angst en verdringing: alleen de bevrijding daarvan zal kunnen beletten dat onze orde zich niet alleen aan de rand, in Vietnam, Griekenland en Brazilië, maar ook in het centrum, ook hier, tot terreur zal transformeren. Het zich bevrijden van de sociale dwang tot zelfdwang, waarmee de jeugd in het westen sinds een paar jaar is begonnen, is daarom geweldig belangrijk. Maar het is verschrikkelijk moeilijk, omdat de mens normen en zekerheden nodig heeft om te kunnen handelen. Misschien is het beste devies het woord van Antonio Gramsci: ‘pessimisme van het verstand, optimisme van de wil’. Maar wat te doen als de wil verlamd is, omdat er in een leven meer van de wil is gevraagd dan deze kan dragen? |
|