De Gids. Jaargang 132(1969)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende C.O. Jellema Drie gedichten Chopin Jef Last schrijft over Gide (mijn vriend André): ‘Hij kon op reis gaan, maar niet emigreren. Hij was niet slechts rebel, maar ook voortzetter der traditie.’ Dat doet mij denken aan Chopin. Ik zet de plaat op en je komt de kamer binnen, je gaat zitten naast me op de grond; ik streel je haar. Genoeg. Ik word klaarwakker, zie pagina's vol zwarte noten, schriftuur van puur gelukt gemis, na urenlang etudes (Czerny) speelbaar op elke vleugel, ten allen tijde. [pagina 267] [p. 267] Jean Dubuffet 1. Bedek het doek met lijm. Strooi daar zand overheen en kiezelsteen. Trek een lijn van geslacht tot geslacht. Geef wat de lijn omsluit geen kleur: laat zand zand, steen steen. De mens van de prehistorische rotswand, van de celmuur, het urinoir, van Jean Dubuffet. Denk door: met een hand voor ogen onderbelicht nog zijn omtrekken zien in de ure des doods. Groots is het niet. Wel waar. Dek ook de lijn weer toe met zand. 2. Niet als bij een pasgestorvene: je denkt: hij ademt nog. Zelfs geen geraamte, geen pyjamaknoop. Vager dan vogelveren, dan de varens van de natuursteenvloer in het huis mijns vaders, die het dienstmeisje wekelijks boent met was, met ijver - zij weet niet wat zij doet, vergeef het haar. [pagina 268] [p. 268] Landschap bij Branchon Een valk bidt, bidt en valt. Uitroeptekens - populieren. Het verzinsel zon. De ontaarde aarde. De verdichting van weemoed tot tastwind, kijkkleur, tot lichaam hier, het vrije veld. De toerist is geen populaire verschijning. Hij weet zich niet te bewegen, hij roept zijn verrukking uit, hij klopt het stof van zijn kleren, hij vertrekt, want hier zijn is nergens. Hij schrijft: de zon schijnt, naar huis; zijn zintuiglijkste, zinnigste woord. Vorige Volgende