De Gids. Jaargang 132
(1969)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
Jules Dister
| |
[pagina 154]
| |
stee lag moeder de gans, omringd door haar zeven kinderen, bedolven onder kinderen. Toen de klokken begonnen te luiden hief ze het hoofd en er verscheen een uitdrukking van angst op haar gezicht. De wind loeide en huilde en beukte, weet je wel. Buiten klonken voetstappen. Haar kroost woelde blind en slaperig om haar heen. - Hij gaat voorbij, zei de oudste. - Laten we bidden, zei moeder de gans en vouwde de handen. Maar de voetstappen gingen voorbij zonder dat er ook maar iets gebeurde, en met gemengde gevoelens verzamelde ze haar kinderen onder haar rokken. - Een hele opgave voor een alleenstaande vrouw. - Alle respect, een moedige godvrezende vrouw. - Nou ja, godvrezend... De gemiste maagd schoof heen en weer op haar stromatras en had spijt als haren op haar hoofd. Het knaagde en knaagde in haar, vooral tussen haar benen. Zich van de ene zij op de andere kerend viel ze ten slotte in slaap en verzonk in diepe dromen, waar ze zich de volgende dag niets meer van kon herinneren. De drie swingende meiden slaapwandelden de hele nacht. Ze stommelden door de kamers, struikelden over de vloermatjes, botsten tegen de muren op en werden niet wakker. Buiten grijnsde de danser zijn gele tanden bloot en de onderhond voelde zich erg down - down. De agenten die het tweetal even na middernacht zagen lopen moesten van een heimelijke achtervolging afzien toen ze ongelukkigerwijs in een vechtpartij verzeild raakten, waarbij de brigadier onder hen zijn pet verloor. Hij vond hem niet meer terug. Hierdoor zeer kwetsbaar geworden verliet hij zijn dienst voortijdig en keerde tegen vier uur in de morgen blootshoofds en onzeker huiswaarts. Geplaagd door sombere voorgevoelens sloop hij de slaapkamer binnen, waar zijn vrouw niets vermoedend alleen in bed lag en snurkte bij het leven. Teleurgesteld en beschaamd, zowel het een als het ander, ging hij naast haar liggen, voorzichtig om haar niet wakker te maken. De brigadiersvrouw loerde door haar oogharen en had de sterke indruk dat er een naakte aap onder haar bed lag, klaar om op te springen en zich op haar te storten. - Er is wat seksueel leed in de wereld! - Vind je? De danser stond onder het raam van de gemiste maagd en keek naar boven tot de zon opkwam. Toen ze de gordijnen opende en hem zag staan trok ze zich verward terug in haar kamer. Dan at ze haar ontbijt, bestaande uit cornflakes en beschuit met jam. De drie swingende meiden kwamen eindelijk tot rust en werden wakker in hun bed. De dag begon. Wagens van de gemeentereiniging besproeiden het wegdek. Iedereen verscheen. De danser zag er geen gat meer in en ging naar huis om te slapen. Zijn onderhond volgde hem op de voet, dodelijk vermoeid, het mikpunt van de hele wereld. Moeder de gans lag op haar knieën voor de bedstee en smeekte veel zegen af. - Moge alles gesmeerd gaan deze dag.
In een door daglicht hel verlichte kamer lag de danser vredig uitgestrekt in bed. Zijn dikke kop stak boven de dekens uit en zijn handen lagen gevouwen op zijn buik. Hij snurkte zacht en aanhoudend. Voor het ledikant lag de onderhond en werd in zijn dromen getrapt en geslagen en vernederd. Kreunend draaide hij zich om en sliep zijn armzalige slaap. Het huis van de danser stond midden in de stad en op haar dagelijkse rondgang van illusie tot illusie bleef de brigadiersvrouw staan voor zijn deur. Daar ontmoette ze de gemiste maagd die in haar middagpauze besluiteloos op en neer ijsbeerde, niet wetend wat met haar tijd | |
[pagina 155]
| |
en met zichzelf te doen. Aangetrokken door een magnetische kracht die ze zelf niet konden verklaren cirkelden ook de drie swingende meiden rond het huis. En moeder de gans trad uit de kerk aan de overkant van de straat en sloeg een levensgroot kruisteken, als om alle opdringende duivels van de hel te verjagen en hun plaats te wijzen. Haar zeven kinderen wezen en schreeuwden omhoog naar het raam dat schitterde in de stralen van de zon. - Bij nacht en ontij doolt hij rond. - Wie het licht schuwt heeft iets te verbergen. - Vast wel. De danser was zich nergens van bewust en sliep snurkend verder. En zijn piepende ademhaling zwol aan en leek uit te rijzen boven het geraas van het verkeer; geknor, gezucht en het gekreun van de onderhond klonken uit zijn vensters. En ieder die het hoorde bleef staan en luisterde en ieder die het hoorde wou bij hem zijn. Vrouwen spoedden zich door de straten om zijn slaapkamer en hielden plotseling in en keken omhoog. Vrouwen dwaalden om zijn huis en waren niet weg te slaan van zijn drempel. Vrouwen hielden de wacht bij zijn deur. Vrouwen liepen af en aan, de hele dag. Het zou de onderhond veel plezier gedaan hebben als hij het geweten had. Maar hij wist er niets van. Alsof er niets was gebeurd viel de volgende nacht. Tegen de donkere lucht vlogen met wiekende vleugels trekvogels voorbij, die bij nader inzien verdacht veel op vette torenduiven leken. Ze streken neer op de pleinen en in de parken van de stad. De lichten werden ontstoken en de vlaggen binnengehaald. De tijd van het kwaad naderde. Tegen het middernachtelijk uur waagde de danser zich naar buiten. Met de onderhond op zijn hielen maakte hij zijn gewoonlijke route door de vrijwel verlaten straten. Hij liep in kringen en cirkels en keerde telkens terug op dezelfde punten, begon weer opnieuw, stokte halverwege, draaide om, bezocht dezelfde pleinen, poorten, wallen. Met de onderhond in zijn spoor trok hij magische cirkels door de stad. De onderhond schuurde zich tegen de muren, krabde aan deurposten en likte met zijn tong over de grond. Achter hun vensters stonden de drie swingende meiden in hun onderbroek en staarden naar buiten zonder iets te zien. Moeder de gans lag opgebaard tussen haar kroost en had nauwelijks nog de kracht om haar handen te vouwen. Knorrend en zuigend drongen de zeven zich tegen haar aan. Ze streelde hun hoofdjes in het wilde weg en probeerde er het beste van te maken. En de brigadiersvrouw was alleen als zovele nachten van haar leven en onderzocht alle hoeken en gaten op indringers en sloot deuren en ramen af met ijzeren kettingen en veiligheidssloten. Maar ze wist dat het allemaal niets zou helpen en ze lag sidderend in bed, terwijl de kastdeur langzaam openkierde. Toen de deur krakend helemaal openviel zag ze het gala-uniform van haar man in haar richting zwaaien, met opwaaiende broekspijpen en fladderende mouwen. Kuis strekte ze zich uit onder de lakens en sloot de ogen tot een spleet. In haar kamer rende de gemiste maagd tegen de muren op. Ze was ten einde raad, het water stond haar tot aan de lippen. Dan nam ze een besluit, trok haar jas aan en verliet het huis. Het licht liet ze branden. Toen de danser snelle voetstappen achter zijn rug hoorde, rechtte hij zijn gebochelde schouders en vertrok zijn gezicht in een afschrikwekkende grimas. Maar dat kon niet verhinderen dat een onbehaaglijk gevoel omhoogkroop in zijn nek en hij liet iets van zijn houding varen en versnelde zijn pas. Ook de onderhond gedroeg zich vreemd, hij schoof met zijn buik over het asfalt en maakte klaaglijke geluiden, dan schoot hij als een pijl uit de boog vooruit. De stappen naderden dichter en dichter en de danser ging over in wat | |
[pagina 156]
| |
bijna op een draf leek. Toen hij ten slotte omkeek herkende hij de gemiste maagd, die met wapperende haren over de weg rende. En hoewel hij eerst de neiging had verlicht adem te halen, begon hij tot zijn eigen verbazing nog harder te lopen. En daarmee waren de rollen definitief omgekeerd. Het was een vreemde situatie en hij besloot zich te vermannen, maar zijn voeten lieten hem niet met rust en als een bezetene hobbelde hij voorwaarts op zijn kromme poten. Met elke stap voelde hij zijn bochel zwaarder wegen en hij kwam nauwelijks nog vooruit.
Het kostte de gemiste maagd niet veel moeite hem in te halen en tot staan te brengen. Hijgend keken ze elkaar aan. Ze stond daar en zei geen woord, maar hij begreep wat ze wilde en was in grote verwarring. Grimassen streden om de voorrang in zijn gezicht, hij probeerde zijn gelaatsspieren in bedwang te houden, maar ze lieten zich niet intomen en tuimelden en vielen over elkaar en hij slaagde er niet in een gelaatsuitdrukking tot stand te brengen. Elk grimas ging onder in zenuwtrekkingen en trillingen, en ontreddering maakte zich van hem meester. Zijn lichaam luisterde niet meer, afzonderlijke ledematen maakten zich van elkaar los en bestreden elkaar. Er ontstond een geweldige scheur, die hem van top tot teen in tweeen deelde. Normaal gesproken werd hem hier een kans geboden om met beide handen aan te grijpen, maar hij voelde hoe zijn bochel onder haar blik verschrikkelijk opzwol en hoe hijzelf verschrompelde en ineenkromp en steeds kleiner werd. De onderhond duwde zich trillend tegen zijn broekspijpen en de danser stond met zijn mond vol tanden. De gemiste maagd draaide voor hem heen en weer en wierp schaamteloze blikken op zijn ineengedoken gestalte. Het was te gek allemaal en de onderhond kreunde en kronkelde zich machteloos tussen zijn benen. - Je kunt niet meer over straat lopen zonder lastig gevallen te worden tegenwoordig. - Ik vraag me wel eens af, waar we eigenlijk tehuizen voor loslopende meisjes voor hebben? - Ze spreken je aan, ze overrompelen je, zo zijn de zeden vandaag de dag. - Waar hebben we een zedenpolitie voor, vraag ik me wel eens af. Als je ze nodig hebt zijn ze in geen velden of wegen te bekennen. - In mijn tijd ging dat anders, daar nam IK en IK ALLEEN het initiatief tot zulke zaken. - Ach die jonge wijfjes van tegenwoordig... - Ja, ja, dat jonge spul... De gemiste maagd wachtte geduldig af tot hij de rollen om zou keren. Maar hij was er niet toe in staat en ging volledig door de knieen en boog het hoofd. Hij bood haar zijn hoofd aan, ze hoefde maar toe te slaan en het rolde voor haar voeten. De brigadiersvrouw lag klaarwakker in haar bed en moeder de gans opende de ogen en de drie swingende meiden staakten hun slaapwandeling door de dakgoot. Dromen veranderden in nachtmerries en omgekeerd. De danser was zich bewust van een diepe nederlaag. Voor eens en altijd had hij zijn gezicht verloren. Hij wenste het niet te accepteren en scheurde zijn kleren en probeerde zich achter zijn bochel te verbergen. Toen de dageraad aanbrak trok hij langs de huizen en van achter de ruiten stak moeder de gans haar tong naar hem uit, en haar zeven kinderen joelden en riepen hem na. De drie swingende meiden rolden met hun ogen en barstten in lachen uit tot de tranen hen over de wangen liepen. De brigadiersvrouw verwijderde met een gerust hart de kettingen voor haar deuren en maakte een lange neus naar hem en wuifde bijwijze van grap met haar handen langs haar oren. Alle moeite was voor niets geweest, alle respect was verdwenen. Alleen de gemiste maagd was niet vrolijk gestemd. Ze zweette, haar huid jeukte en kriebelde en ze voelde zich | |
[pagina 157]
| |
onvoldaner dan ooit. Met stijf op elkaar geklemde lippen keek ze vanuit haar raam naar beneden. Daar stond de danser in het licht van de eerste zonnestralen. Hij stampte met zijn voeten op de grond en balde zijn vuisten en hief ze omhoog. Dan begon hij als een razende in het rond te springen. Zijn bochel hotste op en neer, zijn haren sliertten voor zijn ogen. Op zijn kromme benen danste de danser in een kring van vroege nieuwsgierigen. Uit de omringende bomen keken vogels en eekhoorntjes en ander dierengespuis oplettend toe. De onderhond lag uitgeteld op de straatstenen en kon van ellende geen vin meer verroeren. |
|