[Gidscommentaar]
Hoewel Spanje wemelt van feodale parasieten, middeleeuwse klerikalen en dictatoriale officieren dient het volk er met enige onderscheiding behandeld te worden. Niet vanwege zijn door toeristenbureaus veronderstelde vriendelijkheid of romantiek, en niet met het oog op allerlei andere onzin die traditionele bewonderaars van het land ons verkopen willen. Maar wel om de hardnekkigheid waarmee een door het fascisme verslagen natie poogt zich na de capitulatie te blijven verzetten tegen de usurpatoren der macht. Op 21 januari was de politie van Madrid verwikkeld in een kleine veldslag met demonstrerende studenten, nadat de universiteit van Barcelona reeds gesloten had moeten worden en in het Baskenland het aantal stakers op gevaarlijke wijze begon toe te nemen. Toen drie dagen later de onrust in de hoofdstad tot nieuwe botsingen leidde, proclameerde generaal Franco de uitzonderingstoestand. Daarbij werden een aantal formele vrijheden (van meningsuiting en van vergadering!) die nooit hadden bestaan, opgeheven, maar tevens werd het mogelijk mensen gevangen te houden zonder vorm van proces, huiszoekingen te doen zonder opdracht van de justitie, en de toegelaten persorganen, toch al instrumenten van Franco's Beweging, weer aan de strengste censuur te onderwerpen. Sindsdien wisten de Spanjaarden in Madrid niet meer wat er in de provincie omging, werden politieke discussies geweerd en keerde de situatie van kort na de burgeroorlog terug. In een officiële verklaring werd vooral gedoeld op de studenten toen er werd gesproken over ‘acties van minderheden, stelselmatig gericht op verstoring van vrede en openbare orde, en die duidelijk verband hielden met een internationale strategie, zoals die in vele landen tot uiting is gekomen.’ In Madrid had de student Enrique Ruano zelfmoord gepleegd, na bij zijn verhoor gefolterd te zijn geworden. Dit geval stond echter geenszins op zichzelf. Dertienhonderd intellectuelen van naam, onder wie zeer
gematigde en zelfs conservatieve lieden, hadden in een open brief geprotesteerd tegen het martelen van ‘verdachten’, hoewel zij waren bedreigd met een proces voor de krijgsraad wegens ‘belediging van de gewapende machten’. Vrouwen van politieke gevangenen bezetten dagenlang kerkgebouwen om een betere behandeling te eisen voor hun echtgenoten. Het was echter duidelijk dat noch de studenten, noch de arbeiders in Baskenland, Asturië en Catalonië reeds zulk een bedreiging vormden voor het regime, dat dit daarom de strengste totalitaire militaire dictatuur moest instellen. Er zijn immers ook ontevreden falangisten en carlisten gearresteerd en conventionele advocaten verbannen. Het rommelde binnen de Beweging van Franco, toen men aannam dat zijn dood of zijn aftreden naderbij zouden komen: De geruchten over zijn voorkeur voor de kleinzoon van Alfons XIII, die hem zou moeten opvolgen, hebben veel kwaad bloed gezet bij de tegenstanders van deze Juan Carlos. Hoge officieren wensten een der hunnen als nieuwe caudillo benoemd te zien; carlisten, ook als zij niet veel voelden voor Hugo Karel van Bourbon-Parma, wilden geen monarch uit de dynastie der Spaanse Bourbons; de echte falangisten zijn republikeinen, en zij verlangden een Führer of Duce; dan zijn er nog aanhangers van de vader van Juan Carlos, die in Portugal woont en nooit, zoals zijn zoon, de beginselen van het regime heeft onderschreven.
Maar vóór een democratische republiek is de overgrote, onderdrukte meerderheid, die zich alleen illegaal kan uiten maar die in het begin van februari door stakingen is gaan protesteren tegen de staat van beleg, waarmee het ‘establishment’, gesteund door het episcopaat en de strijdkrachten, probeerde de situatie meester te blijven. En met dit regime onderhandelden Westeuropese democratische regeringen over economische integratie en militaire samenwerking, juist in de tijd der felste onderdrukking, zonder zich te schamen... voor het Spaanse volk. - (Co)