[Commentaar]
In Haarlem ben ik geboren en dertig jaar heb ik er gewoond; sindsdien kom ik er alleen nog als ik kiespijn heb, want mijn vriend de tandarts woont er. Verder lees ik over die stad in de krant. De burgemeester, Cremers, verbiedt De Smoeshaan van Plautus omdat er kunstpenissen in voorkomen. Bij de debatten in de gemeenteraad verklaart hij een paar weken later:
‘Er zijn mensen, die mij op hun knieën danken. Honderden betuigingen van instemming hebben mij overtuigd van mijn juist inzicht. Ik vond het een smerig stuk en het overgrote deel van het Nederlandse volk staat achter mij.’
Daar kan ik iets over vertellen. Een paar dagen na zijn verbod belde de burgervader mij op om mij te bedanken voor mijn bijvalsbetuiging. Ik stelde hem ervan op de hoogte, dat hij blijkbaar het slachtoffer was geworden van een grappenmaker, en ik vroeg hem naar de tekst van de briefkaart. Die luidde ongeveer:
‘Bravo, burgemeester! Dat hele gezelschap is trouwens niets anders dan een verzameling homoseksuelen. - Harry Mulisch.’
Twee gevolgtrekkingen dringen zich op:
1. De burgemeester is zo deskundig op het terrein van het artistieke leven, dat hij het voor mogelijk houdt, dat ik een dergelijke boodschap kan hebben geschreven.
2. De burgemeester is zo blij met een dusdanig walgelijke tekst, dat hij de behoefte voelt om de afzender ervan persoonlijk te bedanken.
Met andere woorden: alleen de mentaliteit van waaruit de burgemeester de voorstelling verbood, bezit de smerigheid, die hij in de voorstelling meende aan te treffen. Het is om kiespijn van te krijgen. - (Mu) |
|