| |
| |
| |
A. de Froe
Onbehagen in de Schepping
‘Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen
en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten
te allen tijde slechts boos was,
dat Hij den mens op de aarde gemaakt had,
en het smartte Hem in zijn hart.
Ik zal de mensen, die Ik geschapen heb,
van den aardbodem uitroeien,
de mensen zowel als het vee en het kruipend gedierte
en het gevogelte des hemels.
Want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.’ (Genesis 6:5-9)
Alpha
God der goden
1. In deze tekst spreekt de verheven ‘Auteur van het onbehagen’
zijn oordeel uit over het werk van zijn handen,
wettigend en wijdend de onbehagenpreken
die volgen en volgen moeten.
Geven wij de verheven ‘Auteur van het onbehagen’ gelijk.
Geen nobel en almachtig mens zou ooit de verantwoordelijkheid
voor dit werkstuk willen dragen.
Geen nobel en almachtig en berouwvol mens zou ooit in zijn wraak
het vee en het kruipend gedierte
en het gevogelte des hemels doen delen.
2. Wij hebben het niet getroffen met deze schepping,
die ons bedrukt door vrees, gebrek en eenzaamheid.
Wij hebben het niet getroffen met de medemens,
die ons bedriegt om macht, bezit en lust.
Wij hebben het niet getroffen met ons Voorbeeld,
dat ons bedreigt met oordeel, verlating en ondergang.
| |
| |
3. Het oordeel van het Woord Gods over het Werk Gods
Vol van moeite en verdriet, zat van onrust
is naar Bijbels getuigenis het menselijk leven.
Dat van den aanvang af zó geprogrammeerd was en niet anders.
Ook de mens beantwoordt nauwkeurig aan de verwachtingen
die men bij zijn geboorte kon koesteren.
Te menen dat het eens beter, zelfs goed was,
te hopen dat het eens beter, zelfs goed zal zijn,
De weg van de mens leidt van niets tot niets.
Alle lijden, alle verdriet, alle teleurgestelde hoop
Op de vraag waartoe volgt zwijgen.
4. De weg van de mens in dit dal der verdoemenis
Een uitweg zonder richting, zonder doel.
5. Wij wensen geen dwang, wij vragen geen raad, wij verwachten geen hulp.
Slechts een enkel teken, als het suizen van de wind.
Aan wie Gij zijt voorbijgegaan.
6. Verhef U toch niet op Uw grote werken van weleer,
die overdekt zijn door het stof der eeuwen.
Verbluf ons toch niet door wonderen,
die ons vertrouwen in de wetten ondermijnen.
Verschrik ons niet met een gericht,
waarin Uw macht het recht moet overstemmen.
7. Wij beminnen Uw machteloosheid
elk kerstfeest, elke Goede Vrijdag weer opnieuw.
Want machteloosheid is de uitweg,
Iota
Getuige Jehova - De Eenzame
1. Vandaag of morgen is, als laatste, ook Hij aan de beurt
De mens gaat zo ver hij gaan kan.
Hij heeft Hem ontzien uit ontzag, zolang het ging.
| |
| |
Voor film en televisie gaat het niet langer.
Deze middelen sparen geen mens. Zal Hij het doorstaan?
Wie van Hem zeker zijn - twijfelen. Zij durven het niet aan.
Maar het is economisch niet verantwoord Hem te sparen.
Zij die Hem missen kunnen, willen Hem raken.
Wie kan zich veroorloven zo lang uit het nieuws te blijven?
2. Wat zal men zien? Wat zal men tonen?
Het beeld van de mens of een mens?
‘Zie de mens is geworden als een van ons.’
Wij hebben Hem ons gedacht, zoals wij niet zijn willen.
Zo weinig mogelijk op Hem gelijkend.
Hij echter noemde ons één der Zijnen
Deed Hij ooit iets dat wij voor Hem konden doen?
Heeft Hij niet alles gelaten wat gelaten kon worden?
Wat zal Hij doen als Hij verschijnt?
3. Wat zou ik doen als Hij in mij verscheen?
Zou hier of daar een wonder niet van pas zijn?
Of zou gebedsverhoring, af en toe, 't geloof niet sterken?
En waarom niet getuigen van mijn grote werken
van duizend jaar voorheen?
4. Zou ik het kunnen wagen, God zijnde, te verschijnen voor de Quiz?
Kreeg niet de Waarheid zelf zijn kans in enkele ronden?
Wat van een interview? 't Verdraaien van mijn woorden
naar eigen inzicht, is de mens gewoonte.
5. Zou ik ook doden uit hun graf doen rijzen?
Uit niets is ooit gebleken dat daar iemand bij gebaat is.
't Genezen van slechts weinigen uit zovelen ligt mij niet.
Zou ik niet alle ziekten schrappen van 't program,
die mijn bestel bij nader overleg kan missen?
Mocht dit niet mogelijk zijn, dan zou ik liever sluiten.
6. Maar wat zou mij gebeuren als ik sloot?
Kan ik God zijnde, mij, mens zijnde missen?
Niet menselijk genoeg kan men zich God denken.
Zie toch: Hij liet ons vrij - gebood ons Hem te volgen.
O mens, vergeef uw God. Hij weet niet wat Hij wil.
7. In vrijheids ongehoorzaamheid werden wij een der Zijnen.
Genoeg getobd, het is niet anders en anders wordt het nooit.
De hel hebt Ge ons bespaard - bespaar ons nu de hemel,
God almachtig, alwetend, altijd bijdehand
en albescheiden, alverlegen, reeds verscheiden.
| |
| |
Omega
Zoon van alle mensen
1. En onverwacht klonk van de trans
een stem die sliep, een stem die riep.
Het uur ‘verwacht’ is nu nabij.
Een goede nacht. Een lange nacht.
2. De zeven zegelen van het boek
zijn reeds verbroken, en het bloed,
de tranen doofden al het vuur.
Het teken dat gij vraagt: een zucht.
3. Dit is het nieuw Jerushalom,
waaruit het licht gebannen is.
sterft eindelijk het gerucht.
4. 't Berouw kwam als altijd te laat
en wat gedaan werd nam geen keer.
In de voltooiing stierf de daad,
maar niet de schuld, maar niet de schuld
5. De wijde ruimten van 't Heelal
bergen de Arke des Verbonds.
De duif vindt in de duisternis
geen rustplaats. - Zo is 't goed.
6. De Here gaf, de Here nam
ons en zichzelf, de santenkraam.
De Naam des Heren zij geloofd,
7. Wij hadden duizend jaren lang
alleen een naam, alleen een klank.
En om het meervoud van die naam
doodden wij duizend jaren lang.
|
|