De Gids. Jaargang 130(1967)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] M. Mok Drie gedichten Omhoog omlaag Met vrouw en kinderen de lussen langs van het decemberlicht dat hier de zomer aan blijft hangen. Wij tillen ons zonder zwaarte boven het zeevlak uit en staan plotseling kniediep in de hemel. Bergtoppen boven onze blik houden het onbereikbare in stand. Een dorp legt met zijn huizen bij ons aan. Wij laten ons verbidden, eten en drinken de taal en de spijzen der mensen, worden zwaar van hun zwaarte en zakken vanzelf naar het zeepeil terug. Herbeginnen Het is wakker worden, in gedachten raken, omzien naar de nacht en daarna weldoen, met schoongewassen tanden aan een tafel bijten in de volheid van het leven dat naar geroosterd brood smaakt, oude wijn in nieuwe zakken. Hoeveel jaar bestaat de wereld al? Hier is het huis, daar schijnt de opgewreven zon en westelijk getuigt een luide zee van niets. Er vloeit zand door mijn vingers terwijl ik ze strek om aan het werk te gaan, woorden op te trekken voor de hardnekkige belegeraar. Avond aan avond Avond aan avond met de laatste dingen voor ogen. Een gesloten kamerdeur, een lamp, een schroeiplek in het donker, ruimte die op dak en muren drukt, mijn hand die schrijvend door het niets beweegt. Avond aan avond, een kort leven lang, en telkens nader bij de grote slaap die mij van kruin tot zolen zal omvatten, een gepantserde, een buiten alle raadsels uitgeworpene. Soms lijkt de stilte hier al op die latere. Vorige Volgende