De Gids. Jaargang 129(1966)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] Leo Vroman Vier manieren I Honderdjarigen, jas over been smaken al vreselijk naar eeuwigheid zijn al jaren over het sterven heen hun kaken bijten vleesloos in de onbedaarlijk op elkaar volgende verjaardagstaarten paarse schuimbloemen roze kaarsen en felicitatiekaarten vermalend, hoe oud ben u nou opoe happert? Honnerentachenteg, en morrege ja waarachentig dan worrik tweehonderd Niet ik zo in een rolstoel, op mijn schoot een plankje waarop een papiertje waarop strepen die door het beven van mijn stompje potlood nog op woorden lijken even vol krieuwelende tekenen van leven als aangewretenen, en even dood - en dan rolstoel en roltrap afgetrapt. De laatste tree vindt hem nog rolpens etende en elders al versplinterd mij niet II De maagdelijken die bezwijken nu de grond naar binnen zijkt dorsten met geen borsten prijken toen zij zelf nog konden kijken, willen nog niet dat men kijkt. Laat haar dungeworden blazen volle vazen water blazen maden zogen vol verbazen beide jonge kazen klein maar de rot moest niet zo razen: eens per torso rondgetorste zondig proestend uitgemorste buiken moesten niet zo zijn, opgebolde borsten dorsten naar de zonnige woestijn en het hete losse zand dat waaierend voor de wind uit sist. Hier mogen lievelingen liggen sap zweten, gewetenloos veranderen in een brosse kalfsleren zak een verwrongen wrakhouten glimmende krolboom met vier touwtakken lucht en grond samenklimmende straks een onvruchtbare bron van pulver maar nu nog een ontdaan schouwspel van haar traag en droog vergaan waarvoor de reiziger blijft staan als de zon laag staat of de maan hoog. III Hoe woest het zich nog pas gedroeg, dun hout is voor een kind genoeg. Schreeuw dat de spijkers niet voor straf worden geslagen maar alleen voor zekerheid van de eerste dagen tot het aanpersen van het graf krak wat is daar rechtvaardig aan een kind zo gaaf als krak hoe komt dat moeder: het is aldoor zo moe vader: neem het eens naar de dokter dokter: 360 000 WBC per kubieke mm stem: en al die blauwe plekken dan stem: waarom doet het zo raar [pagina 258] [p. 258] iets: het is bang ben je bang ze zijn toch allemaal bij je zelfs tante zzbz helemaal uit zzbz o het is donker, altijd, altijd, alleen het ingewikkeld pogen te begrijpen geeft de ogen een schijn van eeuwigheid maar wie het dode kind bevreesd voor herkenning in het gezicht staart - het weeromgericht weefsel kijkende geweest en nu van bezigheid haast boos voelt in het valse hersenlicht mooie kleuren die nog een poos mengen tot ze het wit opleveren - wie in dit enge weefsel staart IV En ik? vrienden? en vooral vriendinnen? Staan jullie werkelijk om mij heen en turen waar ik moet beginnen te verteren, tuur dan maar naar binnen, ik ben met sapgeluid alleen de lente van gezwollen beken of de betekenis van bomen suizelt en ontstelt mijn deken bergen die naar boven komen zien over de verpluisde verten uit en zinken van de stompe donder waarvoor de twee vijfbeendere herten door elkander vluchten, onder. Nogmaals een landschap als dat mag, de hete vruchtbare ravijn woest in de langverwoeste dag en dan aardbeving steenslag stof en vluchten de woestijn in hoestende en kuchende: terug! terug Daar dan verzameling beminden geen schaamte is mij onbekend geweest lach maar als jullie vinden dat ik grappig lig, ietwat bedeesd openscheur, het hoofd laat vallen alsof het in mijn ribben leest, bijna nog spreek, maar kak: ontleding was altijd mijn vak maar nu wel allermeest in vrede steeds mijn ideaal uitgeleden allemaal en uitgegleden. Wie de wellust van mijn dood niet al te onrustig en te groot blijft vinden om te delen kom bij mij liggen voor de pret ik maak al ruimte in dit bed om pap met je te spelen Dat schrijf ik nu tenminste. Vorige Volgende