De Gids. Jaargang 128
(1965)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Leo VromanGa naar voetnoot+
| |
[pagina 61]
| |
En wat zit daarin? Een oude witte sok. En wat zit daar in die sok? Een slang, een kleine slang. En daarin? Twee grote ogen, en daarin twee grote sombere pupillen, en daarbinnen een heel klein portretje van mij, want hij kijkt mij aan. Tineke heeft de kinderen geheel vertederd door hem Philo Kvetch te dopen, naar een kluchtspion die elke avond ongeveer drie minuten in het televisietoestel te zien is en gespeeld wordt door een gek die zich Soupy Sales noemt hoewel hij ook wel niet zo zal heten als in de teenage tijdschriften staat want wie weet. De kinderen aanbidden hem (kijken overigens op het ogenblik met een paar vriendinnetjes naar een programma dat uit gesprekken met verslaafden aan verdovende middelen bestaat, verkeerd zegt Geraldine achteraf, ze maken ons nog nieuwsgierig). Ook hebben ze Ilja lief, een Schot die voor Amerikaanse spion van Russische afkomst speelt, in een wekelijkse persiflage, leuk maar onwerkelijker kan het niet makkelijk. Denk je dat we allemaal zullen leren iets te wezen dat we niet zelf zijn en ons te verbeelden ver weg te zijn? Stemmen op een verzonnen president, vertoond met behulp van Ionshi Cragglunk (eigenlijk anders geheten en reeds een paar jaar dood) voor het hoofd gedurende ernstige toespraken, Tubber Oleyveldzak gedurende vrolijke? Nee, dan waren we vroeger toch gezonder. Ik bij voorbeeld heb van Winnetou (de Indiaan die nooit bestond, beschreven door een Duitser die nooit in dit land is geweest) geleerd dat Indianen hun voeten naar binnen zetten in plaats van naar buiten, en ik loop sinds mijn elfde jaar met mijn bleke tenen recht vooruit; dat is pas normaal. Wat is lezen toch gevaarlijk, vooral als je nog leeft ook, om van praten maar te zwijgen. Als je dit leest en alles goed is gegaan heb ik bij voorbeeld al in het Muiderslot tegenover 200 open oren mijn eigen, bloedeigen mond staan opendoen en de lippen rondom mijn tanden zowel als het onderkaakbeen zo be- | |
[pagina 62]
| |
wogen dat het droefgeestig gerekte blaten tot ontleedbare woorden werd verbrokkeld. Geen wonder dat ik nu nog geen idee heb wat ik zal zeggen; het zal wel van regen en wind afhangen, en van het soort onkruid dat bloeit langs de weg daarheen. Op eigen werk ingaan, zal het dan moeten heten. Kiekje van Vroman erbij, zich met snavel en al de mouw van het zondagse pak in turend. Vroman, zijn dechtwark met zijn wettenschappelijk wark in betrakking brangend uche uche. Ook over laboratoriumwerk bestaan vreemde ideeën. Verleden maand kwam een jongen kieken maken voor een tijdschrift. Al de mooie toestellen die we hadden bevielen hem niet erg. Gelukkig ontdekte hij ergens een rek vol flessen en een gasbrander. Of die aan kon. En of daar soms een driepoot..., en daarop een beker water... en voordat Vroman zijn geweten kon raadplegen stond hij daar al met lange tanden de temperatuur van een fuchsine oplossing te meten, een bezigheid die minder vruchtbaar is dan de hartslag beluisteren van een met dode sprinkhanen gevulde gortzak. Nou dan, lievelingen, en andere vrienden en vreemden, ik stop maar weer eens, zoals je waarschijnlijk duidelijker ziet dan ik op het ogenblik. Misschien schrijf ik wel eens een keer over de twee bezoeken aan Holland tegelijk. Dag hoor, leo. |
|