[Commentaar]
Honorering van creatieve werkzaamheden geeft altijd aanleiding tot misverstanden. Men herinnert zich de deining rondom de schrijversactie van enige tijd geleden. Een actie van componisten liet op zich wachten. Het Genootschap van Nederlandse Componisten heeft nu op initiatief van een comité, bestaande uit Rob du Bois, Lex van Delden, Marius Flothuis, Robert Heppener, Misja Mengelberg, Peter Schat en Nico Schuit, een memorandum gestuurd naar de minister van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. In dit memorandum wordt de minister onder meer voorgesteld een Fonds voor Scheppende Toonkunst in het leven te roepen, dat meer opdrachten en stipendia mogelijk moet maken en waarbij de honoraria voor die opdrachten drastisch verhoogd zouden moeten worden.
Twee argumenten wegen daarbij bijzonder zwaar. Omdat men bij muziek nauwelijks kan rekenen met begrippen als vraag en aanbod, is het componeren als vak tot nu toe volstrekt ontoereikend gehonoreerd. Omgerekend in uurloon (voor zover dat mogelijk is) wordt de componist minder betaald dan de meest ongeschoolde arbeider. Met als gevolg dat geen enkel componist van zijn vak kan leven en dus op een andere manier in zijn levensonderhoud moet voorzien. Het tweede argument is, dat het eigenlijk vanzelfsprekend zou moeten zijn dat de bedragen waarmee de scheppende toonkunst wordt gesubsidieerd, in een behoorlijker verhouding gebracht worden tot de ruime ondersteuning die de herscheppende toonkunst reeds ten deel valt.