[Commentaar]
Het is eigenlijk volstrekt onduidelijk wat er in de maand mei van dit jaar in ons land gebeurt. Roepen we in herinnering dat vijfentwintig jaar geleden de Duitsers ons land binnenvielen, aan het moorden sloegen en daarbij verzet, collaboratie en ‘onverschilligheid’ ontmoetten? Vieren we alleen de bevrijding van vijf jaar later, met volksdansen, optochten, kleurboeken voor de jeugd en meer niet? Is de tijd aangebroken voor het zetten van de definitieve streep onder de rekening? Of luiden we het begin in van een hernieuwd onderzoek naar wat in de jaren 1940-1945 is gebeurd? Met andere woorden: is het na dr. L. de Jong afgelopen, of zal ook zijn werk voorwerp van jeugdige argwaan worden? We hopen het laatste.
In dit nummer van De Gids worden de hier geformuleerde vragen van verschillende gezichtspunten uit gesteld en beantwoord. Door vertegenwoordigers van zeven generaties aan het woord te laten, hoopt de redactie dat een enigszins representatief beeld zal ontstaan van aard en kwaliteit van het besef dat ‘de oorlog’ heeft nagelaten. Een van de meest prominente figuren van het verzet, Gerben Wagenaar, werd geconfronteerd met de nieuwsgierigheid van een jongere generatie. Twee redacteuren bespraken met mr. Johan Huijts, tijdens de oorlog hoofdredacteur van de Nieuwe Rotterdamse Courant, de motieven die hem ertoe hebben gebracht zich als verantwoordelijk journalist aan de wil van de Duitsers te onderwerpen. Hella S. Haasse schreef op ons verzoek een beschouwing over het spiegelbeeld van oorlog en bezetting in de Nederlandse prozalitteratuur. De notities van anderen spreken voor zichzelf.
De verspreid in dit nummer opgenomen fragmenten van particuliere dagboeken werden in 1954 geselecteerd door T.M. Sjenitzes-Van Leening, wetenschappelijk medewerkster van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie.