Gids-commentaar
Amsterdams illusionisme
Onlangs is in de Amsterdamse gemeenteraad voor de zoveelste keer het nieuwe operagebouw ter sprake geweest. B. en W. hebben meegedeeld, dat nog niets te zeggen valt over het tijdstip waarop met de bouw kan worden begonnen: met het Rijk zijn nog geen afspraken omtrent de financiering gemaakt. En, let wel, even verder merken B. en W. op, dat het niet vaststaat dat het betrekkelijk kleine aantal theaters in Amsterdam inderdaad te gering is, of dat dit kleine aantal inderdaad remmend werkt op de belangstelling van het publiek.
Dit vage antwoord lijkt op het eerste gezicht alleen maar wat teleurstellend; maar er zit wat meer achter. Er heeft eens een wethouder zich zodanig versproken, dat men gerust mocht concluderen dat de nu nog officieel zo'n beetje geldende hoop op een termijn van zes jaar nergens op slaat. En verder circuleren steeds hardnekkiger geruchten, inhoudende dat de nieuwe opera, waarvan de maquette feestelijk is getoond, er nooit zal komen. Het Algemeen Handelsblad publiceerde daar onlangs een nogal provocerend beschouwinkje over, waarin het zinnetje ‘De overheid ziet met leedwezen de noodzakelijkheid van een nieuw operagebouw in...’. Het aardige is, dat daar op geen enkele wijze op is gereageerd, en dat B. en W. in hun laatste mededeling aan de raad op geen enkele manier zeggen, dat zij op de spoedige bouw van de opera stáán.
Het is vrij duidelijk dat B. en W. dat inderdaad niet doen. Het is namelijk nauwelijks een geheim dat de Nederlandse Opera niet al te best boert, en vrij grote moeite heeft de zaal vol te krijgen - dit ondanks een redelijk peil en soms fraaie voorstellingen. Het waarom doet hier niet ter zake, alleen het feit. Thans speelt de opera drie keer in de week in een zaal met 950 plaatsen; in het nieuwe gebouw zou zij