| |
| |
| |
Nieuwe boeken
Julien Kuypers, Jan Pellering, een vergeten redenaar en anarchist (1817-1877). - Uitgeverij Ontwikkeling, Antwerpen, [1962]. 124 blz. + 28 blz. afb.
Voor de goeddeels nog ongeschreven geschiedenis van het socialisme in Vlaanderen heeft niemand zich meer verdienstelijk gemaakt dan Julien Kuypers. Na zijn monografie over Jacob Kats (1930), zijn samenvattende studie over de arbeidersbeweging in Vlaanderen Bergop! (1957; 19622) en zijn brochure over De Vlaamse beweging, een socialistisch standpunt (1960) heeft hij zich nu beziggehouden met de merkwaardige en tot dusver vrijwel onbekende figuur van Jan Pellering (1817-1877), geboren en getogen Brusselaar, die bij de omwenteling van 1830 net oud genoeg was om aan de straatgevechten deel te kunnen nemen. Deze volksjongen wierp zich al vroeg in de strijd voor de rechten van het Vlaamse volk, die voor hem zowel een nationale als een sociale zaak was. Laarzenmaker van beroep, behoort hij met Hans Sachs, Jakob Boehme en anderen tot die schoenmakers-filosofen die door hun werk klaarblijkelijk geïnspireerd werden om zich te bezinnen op 's mensen bestemming en de loop der dingen. Hij was een even groot patriot als anarchist, maar niet ten onrechte plaatst zijn biograaf op het titelblad zijn redenaarstalent voorop. Als twintig jarige hield hij al voor een gehoor van 4 à 500 mensen een redevoering om te bepleiten dat Luxemburg en Limburg bij het nieuwe België gevoegd zouden worden, waarmee hij opnieuw zijn patriottisme bewees. Kats leerde hem aan een actueel feit uit het arbeidersbestaan algemener politieke en sociale beschouwingen vast te knopen, en aan die regel heeft hij zich gehouden. Of hij op het podium stond of in arbeidersblaadjes schreef, altijd wekte zijn woord weerklank en al spoedig was hij ondanks zijn jeugd in de revolutionaire arbeidersbeweging van Brussel een persoon van betekenis. Een bezetene van de idee der sociale rechtvaardigheid noemt Kuypers hem, en hij toont dat met vele voorbeelden aan. Hij studeerde hard om uit de bestaande politieke
stelsels het beste te kiezen. Eerst kwam hij onder de invloed van Saint-Simon, later onder die van anarchisten als Bakoenin en Elisée Réclus. De mislukking van de Commune van 1871 was een bittere teleurstelling voor hem, ofschoon hij nooit een man van geweld was. Kort daarna werd hem duidelijk gemaakt dat hij zijn plaats in de arbeidersbeweging aan jongere krachten zou moeten afstaan. Hij stierf nog vóór het einde van zijn zestigste levensjaar. Kuypers heeft uit een groot aantal veelal tot dusver onbekende documenten dit levensverhaal opgebouwd tegen de achtergrond van het sociale en politieke leven der vorige eeuw. Daarbij ko- | |
| |
men allerlei facetten te voorschijn, zoals de invloed van het Saint-Simonisme, het nauwe contact tussen het opkomend socialisme, de vrijmetselaars en de vrijdenkers, de relatie tussen de Vlaamse beweging en het klerikalisme ener-, het socialisme anderzijds. Verrassend is de literair-historische nabeschouwing waarin Kuypers voorzichtig, maar niet zonder argumenten, het vermoeden uit dat Jan Pellering model zou hebben gestaan voor de Wandelende Jood van August Vermeylen. Deze veronderstelling zal wel nooit bewezen, noch geheel weerlegd kunnen worden; men beschouwe ze als een interessante toegift op een knappe, gedegen en levendig geschreven bijdrage tot de politieke en sociale geschiedenis van het negentiende-eeuwse België.
p.j. meertens
| |
Freya Stark, Auf den Spuren Alexanders, Reise durch die unbekannte Türkei. (Alexander's path from Caria to Cilicia). Übersetzt von Hermann Stiehl. - W. Kohlhammer Verlag, Stuttgart, 1962. 276 blz. + 16 blz. afb.
Van de hand van deze schrijfster, die uitgebreide reizen maakte in verschillende delen van het Midden-Oosten (Perzië, Loeristan, Zuid-Arabië en Turkije), verschenen reeds eerder in het Engels: East is West; Ionia, a quest; On the Lycian shore; Perseus in the wind; Southern gates of Arabia, a journey in the Hadhramaut en Winter in Arabia. In het hier besproken reisboek, waarvan een Engelse uitgave verscheen onder de titel Alexander's path from Caria to Cilicia, geeft Freya Stark een verslag van haar onderzoekingen naar de veldtocht van Alexander de Grote door Klein-Azië. Zij trad in de voetsporen van Alexander, zoals H.V. Morton ‘in the steps of St. Paul’. Ook Morton en Carl J. Burckhardt (Kleinasiatische Reise) bereisden dit gebied, doch hoeveel nauwkeuriger is Freya Stark in haar reisverslag, waarbij zij haar waarnemingen voortdurend toetst aan die van klassieke schrijvers. Het is merkwaardig, dat de veldtochten van Alexander in oostelijker gebieden veel nauwkeuriger onderzocht zijn dan zijn opmars in Anatolië, die toch zeker anderhalf tot twee jaar in beslag nam. De antieke historici doen deze veldtocht met enkele bladzijden af. Freya Stark geeft hiervoor deze verklaring: Het gedeelte van Klein-Azië waar Alexander doortrok, is thans voor een groot deel terra incognita, doch in de dagen van de grote Macedoniër was dit een integrerend deel van de Griekse wereld en derhalve geenszins onbekend. Men vond het daarom niet nodig de route in de verslagen van de veldtocht tot in details te beschrijven. Freya Stark heeft nu getracht aan de hand van de beschikbare historische gegevens (waarbij zij zich vooral op Arrianus baseerde, die
| |
| |
evenwel nog geen twaalf pagina's wijdde aan de tocht door Asia Minor), aangevuld met conclusies die te trekken zijn uit het geografische karakter van het land, de tocht van Alexander te reconstrueren. Zelf zegt zij over haar werk: ‘Trotz allem ist dies jedoch ein geographischer Essay, der Alexander gefallen haben könnte; denn er war mehr als die meisten anderen Menschen geographisch eingestellt.’ Overigens weten wij thans dat Alexander en zijn raadgevers op geografisch gebied verschilleden vergissingen hebben gemaakt. Grote bewondering spreekt uit Freya Starks reisverslag voor de Griekse cultuur en voor de jonggestorven imperator, die streefde naar de opbouw van een gemeenschap van volken, die eens vijanden waren. Zij blijkt een indrukwekkende kennis van de klassieke schrijvers te bezitten, onder meer van Plinius, die volgens haar in geografische kennis te kort schiet (blz. 42), Herodotus, Strabo, Xenophon, Curtius en Plutarchus. Ook vergelijkt de schrijfster herhaaldelijk de gegevens van andere reizigers met haar eigen bevindingen. Zij noemt verschillende auteurs, die in de vorige eeuw dit gebied bereisden, zoals F. Beaufort, T.A.B. Spratt en E. Forbes.
Vanaf Aleppo volgde zij de kust van Cilicië en trok via Adana, Mersin en Anamur langs de kust van Pamphylië (met kustplaatsen als Coracesium, thans Alanya) via Antalya naar Lycië. Van hieruit reisde Freya Stark dwars door Anatolië naar het oude Gordium en vervolgens via Carië en Ionië naar Izmir. Zij volgde dus dezelfde route als Alexander, echter in tegengestelde richting. Uit haar grondige onderzoekingen naar de ruïnes van reeds lang verlaten antieke steden in deze vaak zeer eenzame gebieden blijkt ook, dat van de oude Griekse beschaving niets blijvend heeft kunnen standhouden. Tot 1922 woonden in dit gebied nog Grieken, maar zij moesten na de veldtocht van Ataturk tegen de Griekse invasielegers Turkije verlaten. Ook van de oude agrarische cultures, zoals de rijke olijvencultuur, is niets overgebleven dan verwilderde bomen, in een vaak ondoordringbaar woud. Freya Stark geeft hiervoor deze verklaring: ‘...die Erklärung dafür ist zweifellos die, daB die Nomaden aus Zentralasien kamen und daB ihre Frauen deshalb mit Hammelfett kochten - und die nicht mehr gehegten Bäume fielen in ihre angeborene Wildheit zurück’ (blz. 134). In deze eeuw hebben de Turken evenwel geheel nieuwe cultures tot ontwikkeling gebracht, zoals de citrus- en katoencultuur bij Adana, terwijl bij Anamur zelfs bananen kunnen worden geteeld. Meer dan naar economische bijzonderheden gaat de aandacht van de schrijfster echter uit naar de individuele mens. Herhaaldelijk laat zij zich prijzend uit over het Turkse volkskarakter en de grote gastvrijheid van de Turken: ‘Die türkischen Bauern sind in ihrer Armut bereit, mit allen zu teilen....Im Gegensatz zu den meisten anderen Völkern verfallen die Türken nicht in eine Unterbewertung ihrer persönlichen Habe....
| |
| |
Auch kann ich mich nicht erinnern, auf meinen drei Besuchen in der Türkei durch ein einziges unhöfliches Wort beleidigt worden zu sein’ (blz. 146). Vele archeologische bijzonderheden vermeldt de schrijfster en mogelijke hiaten op dit gebied excuseert zij met een citaat van Strabo: ‘Wenn irgend etwas, das auf die alte Geschichte Bezug hat, meiner Aufmerksamkeit entgeht, so muB man mir dies verzeihen, denn es fällt nicht in das Gebiet des Geographen.’
Het boek is geschreven in een levendige stijl en Freya Stark verstaat de kunst natuurimpressies op treffende wijze weer te geven. De Turkse regering koestert het voornemen het door Freya Stark bereisde gebied door wegenaanleg en hotelbouw voor het toerisme te ontsluiten. In de toekomst zullen vermoedelijk dan ook velen Freya Stark volgen ‘auf den Spuren Alexanders’.
Aan het eind van het boek zijn niet minder dan 192 literatuurverwijzingen opgenomen.
p. krug
| |
Wilhelm E. Mühlmann, Chiliasmus und Nativismus. Studien zur Psychologie, Soziologie und historischen Kasuistik der Umsturzbewegungen. Mit Beiträgen von Alfons M. Dauer, Willi J. Knoob, Wolfgang H. Lindig, Ernst Wilhelm Müller, Udo Oberem, Erika Sulzmann, Helga Uplegger. Mit 7 Kartenskizzen. Studien zur Soziologie der Revolution, 1. Band. - Dietrich Reimer Verlag, Berlin, 1961. 472 blz. + 1 uitslaande kaart.
De litteratuur over de messianistisch-profetische stromingen zoals die zich vooral in de laatste vijfentwintig jaar hebben geopenbaard en ontwikkeld, is onoverzienbaar groot. Het hier besproken werk valt in twee delen uiteen: de eerste helft bevat een aantal studies over individuele bewegingen van deze aard van verschillende auteurs; het tweede deel draagt een systematisch vergelijkend karakter en is geheel van de hand van Mühlmann. Naast moderne cargo-cults en dergelijke worden ook oudere voorbeelden van dit soort bewegingen besproken, terecht, omdat wel eens de mening post vat dat het geheel en al een modern verschijnsel betreft. Zo bespreekt Lindig de eschatologische voorstellingen en de daaruit voortgekomen tragische zwerftochten van de Guaraní-Indianen in Zuid-Amerika, en samen met Dauer de beroemde Ghost Dance van Noord-Amerika. Oberem behandelt de veel minder bekende opstand der Pende in Ecuador op het eind van de zestiende eeuw. Uit Afrika en het Zuidzee-gebied worden twee meer recente voorbeelden behandeld (Knoob over Zuid-Afrika en Mühlmann over de Mau-Mau) en een uit de achttiende eeuw, de beweging der Antonieten in het oude koninkrijk Congo door Sulzmann. Müller,
| |
| |
Uplegger en Mühlmann behandelen de Koréri-beweging uit West-Nieuw-Guinea en de cargo-cults uit andere delen van dit eiland en in Melanesië. Mühlmann voegt nog enkele stukjes toe over Polynesië, Siberië, de islam en het hindoeïsme, zodat alle delen van de wereld buiten Europa op zijn minst vertegenwoordigd zijn. De woorden ‘buiten Europa’ houden enige kritiek in, daar bij een zo algemeen werk ook dit werelddeel niet had mogen ontbreken, naar is ingezien door Sylvia L. Thrupp en haar medewerkers in de bundel studiën Millennial dreams in action (Den Haag, 1962).
Het systematische deel is goed en grondig opgezet, sterk sociologisch georiënteerd, en goed overwogen: men kan met de auteur over het een en ander van mening verschillen, maar moet dan zelf ook met goede argumenten komen. Bijzonder waardevol acht ik zelf ook de historische inslag die in de Angelsaksische culturele antropologie vaak te zeer ontbreekt. Al met al een belangrijk werk, maar ook een boek dat van de lezer inspanning vraagt en geen lichte vulling vormt voor een lege avond.
th.p. van baaren
|
|