“And further, man is a nidicolous species, in contrast with all apes and monkeys, but in line with all carnivores.”’
De woorden ‘nidicolous’, nestblijvend, en ‘nidifugous’, nestvliedend, zijn in de ecologie bekende termen. De mens is een extreme nestblijver of nesthokker. Hij is dat soms zelfs voor de duur van zijn leven en meestal voor het vierde deel daarvan.
De typefout ‘nidiculous’ had geen enkele ter zake kundige lezer gestoord. Vermoedelijk hadden velen eroverheen gelezen. Een wat minder voortreffelijke redactie had in dit geval waarschijnlijk geen brokken gemaakt.
De fout, eenmaal opgemerkt, doet echter zijn plicht en voert volgens het spreekwoord van kwaad tot erger. Zonder zich van de tekst iets aan te trekken, zonder althans blijk te geven van het minste begrip voor het onderwerp, kiest de redactie uit twee mogelijke woorden, die beide één letter verschillen met het foute woord, het meest voorkomende, het meest gewone. En dat in wetenschappelijke literatuur, die berucht is om het aantal ongewone woorden en waarin het gebruik van ongewone woorden vrijwel gewoon is.
Het is dus volgens de redactie meer waarschijnlijk dat de mens, net als alle roofdieren, maar in tegenstelling tot alle apen, belachelijk is, dan dat hij een nesthokker zou zijn. En dat in een context die de ecologie betreft!
Men behoeft de belachelijkheid van de mens niet in twijfel te trekken. Maar de veronderstelling dat roofdieren belachelijker zouden zijn dan apen, vergt toch minstens, alreeds om haar oorspronkelijkheid, enige argumentatie.
De heer K. Lekkerkerker maakte mij opmerkzaam op een regel die bij de tekstkritiek wordt toegepast en volgens welke de ‘lectio difficilior’ bij eventuele divinatie de voorkeur verdient, omdat corrupties meestal gaan in de richting van het triviale (Paul Maas, Textkritik, Leipzig, 19573, blz. 11). Het toepassen van deze regel in dit geval zou ons echter beroofd hebben van een glimlach, die de redactie ons, met haar gevoel voor het belachelijke van de mens, gelaten heeft.