De Gids. Jaargang 124
(1961)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
C.J. Resink
| |
[pagina 29]
| |
bij een zekere De Jongh - geen letter is aan de naam in Lord Jim (blz. 201) veranderd - is ondergebracht. Twee geografische aanduidingen in Lord Jim brengen ons overigens weer dicht in de buurt van de Engelse Max Havelaar. Tweehonderd dertig mijlen ten zuiden van Patusan-Tenom komt men immers volgens de achter in het boek voorkomende overzichtskaart van de ‘Dutch possessions’ in Singkel, waarvan het in een niet in de Nederlandse Max Havelaar opgenomen aantekening heet dat het ‘is the most northern of the Dutch possessions... and is separated by a river of the same name from the still independent little states of Troomon and Analaboo’ (Troemon en Meulaboh).Ga naar eind5. Bovendien is in Lord Jim ook nog sprake van de vorst van ‘Succadana’Ga naar eind6., welk ‘Succadana’ nu juist een van de heel weinige plaatsnamen is waarmede het erg kaal uitgevallen Borneo op de bedoelde kaart versierd is. En Steins ‘spacious house’ buiten Semarang mag tot in de woorden zelf teruggaan op Mesmans ‘spacious house’ even buiten Makassar, beschreven door Alfred Russel Wallace in zijn beroemde boek The Malay archipelago - zoals Florence Clemens overtuigend heeft kunnen aantonenGa naar eind7. -, de ‘two immense reception-rooms’ en de achter elkaar liggende ‘dark rooms’ in dat huis, die Marlow, door Stein bijgelicht, moet doorwandelen, kunnen slechts geïnspireerd zijn op de alweer alleen in de Engelse Max Havelaar voorkomende plattegrond (met voetnoot) van een Indisch huis verdeeld in éénentwintig woonvakken met voor- en binnengalerij en twee maal vier kamers ter weerszijden van de gang naar de achtergalerij.Ga naar eind8. Aanvaardt men, zij het misschien nog met twijfel, de gedachte dat Max Havelaar al aan de Marlow in Youth ten voorbeeld kan hebben gestrekt, dan is het niet moeilijk in hem ook het prototype te zien van de ongenoemde blanke verteller in Karain, waarin Guerard een proto-Marlow ziet en terecht.Ga naar eind9. Karain is echter vooral belangrijk, omdat daarin de titelheld een oordeel over het Nederlands bewind op Java velt, dat in scherpe tegenstelling staat tot de mening van Wallace, Conrads ‘favorite bedside companion’Ga naar eind10., die overigens een beschrijving van de rechte wegen in het achterland van Soerabaja heeft gegeven, welke is terug te vinden in de visie die Karain van Java heeft.Ga naar eind11. Waar Conrads andere tot nog toe aan het licht getreden Engelse informanten inzake de archipel zich niet of nauwelijks over Java hebben uitgelaten, ligt het voor de hand aan te | |
[pagina 30]
| |
nemen, dat op dit punt de Max Havelaar hem Karains kritiek op het regime over Java in de pen heeft gegeven, een kritiek die, afkomstig als zij was van een oud-bestuursambtenaar, hem meer gefundeerd en de anti-imperialist in hemGa naar eind12. ook meer gelegen zal zijn voorgekomen dan de lof van de beroemde Darwiniaan, die Java alleen als reiziger bezocht. Maar misschien is de invloed van de Max Havelaar al aanwijsbaar in Almayer's folly en wel in het zesde hoofdstuk waar sprake is van een ‘Anak Agong’, die een ‘independent Rajah’ van Bali isGa naar eind13.. Nu waren er in de tweede helft van de negentiende eeuw meer Balische vorstendommen die, voor zover zij op Zuid-Bali lagen, onafhankelijk waren. Mr. E. Utrecht te Bandoeng, die een speciale studie heeft gemaakt van de Balische rijken in de negentiende eeuw, was echter zo vriendelijk mij erop te wijzen, dat de Dewa Agoeng van het rijk Kloengkoeng wel voor keizer van Bali werd aangezien, hetgeen zou kunnen verklaren, dat Conrad maar van één radja met een ‘Agong’-titel heeft gehoord. Nu echter diens onafhankelijkheid niet uit Conrads tot dusver bekend geworden lectuurbronnen betreffende de archipel met zoveel woorden vaststaat, kan de kaart achterin de Max Havelaar hem de vrijheid en de tekst hem het recht gegeven hebben die ‘Anak Agong’ als een onafhankelijk vorst voor te stellen. De kaart geeft die vrijheid, omdat Bali en Lombok daarop staan aangegeven als niet behorende tot de ‘Dutch possessions’ en de tekst geeft dat recht omdat het van de ‘Dutch possessions on the west coast of Sumatra’ heet, dat zij ‘are bounded on the North by independent districts’ (‘onafhankelijke ryken’ in het Nederlands) ‘of which Atchin is the most important’. Enige regels verder worden dan de radja's van ‘Troomon and Analaboo’ vermeld, die volgens een noot ‘Independent petty princes’ zijn.Ga naar eind14. Daar voorts op de kaart op het eiland Bali geen onderverdeling in kleine rijken is aangebracht, mag het niet verbazen indien ook op grond hiervan in Almayer's folly slechts van één Balische heerser sprake is. Aangezien voorts op die kaart voor de oostkust van Borneo, waar Conrads eerste twee romans zich afspelen, slechts één plaatsnaam staat opgegeven en wel Bulangan, in plaats van het later meer gebruikelijk geworden Bulungan, kan misschien de naam Bulangi in Almayer's follyGa naar eind15. op de eerste naam geïnspireerd zijn. Er zijn echter meer en belangrijker parallellen tussen Max Have- | |
[pagina 31]
| |
laar en Almayer's folly aan te wijzen. Staan de titelhelden niet gelijkelijk tegenover de hoogste Indonesische autoriteiten ter plaatse? En staan hogere Nederlandse gezagdragers niet afwijzend of wantrouwend tegenover de activiteiten zowel van de een als van de ander? En wil in het zoëven genoemde zesde hoofdstuk de radja niet Almayer doen vergiftigen (blz. 88), zoals Havelaar vreesde voor vergiftiging van de zijde van de regent of diens familie? En vindt Havelaars vergiftigingsvrees niet haar pendant in de angst van Almayer, al in het tweede hoofdstuk (blz. 27), dat zijn vrouw hem wel eens zou kunnen vergiftigen? Dit alles zou erop kunnen wijzen, dat Korzeniowski de Max Havelaar al vroeg moet hebben gelezen, waarschijnlijk al vóórdat hij aan Almayer's folly begon. Nu weten wij niet wanneer precies de eerste zeven hoofdstukken van het boek geschreven zijn, maar van het achtste hoofdstuk weten wij dat wel. Conrad heeft namelijk in A personal record erkend dat ‘Geneva, or more precisely the hydropathic establishment of Champel, is rendered for ever famous by the termination of the eighth chapter in the history of Almayer's decline and fall’.Ga naar eind16. En nu eindigt dat achtste hoofdstuk met een avondje van de op dat tijdstip in Sambir enige blanken, dat op het niet minder enige ‘blanken-etentje’ in Lebak uit de Max Havelaar lijkt als de ene min of meer pure druppel water op de andere dito. Beide gezelschappen bestaan uit vier personen, drie mannen en één vrouw. Die ene vrouw staat in familierelatie tot de gastheer: in Sambir is de ‘Mem Putih’ (van Madam Putih, de witte mevrouw) Nina, Almayers dochterGa naar eind17. en in Lebak is de dame blanche Tine, Havelaars echtgenote. Allen zijn Nederlanders, de twee gasten zijn ambtenaren en zelfs tot het dragen van uniformen verplichte functionarissen, en in beide kringen gaat een wijntje rond. De ‘Inlandsche vrouwen’, de dames Almayer en Slotering, blijven op een afstand. Alleen de gastheren verschillen in beroep en karakter, maar alweer veel minder in hun achternamen, elk van drie lettergrepen, waarin twee a's, één e, één 1 en één r klinken en medeklinken. En de vervanging van Havelaars enig kind en zoontje door Almayers enige kind en dochter Nina, wier naam die van Tine dicht nadert, is weer bijzonder belangrijk voor wie Jocelyn Baines' verklaring aanvaardt over het bij Conrad zo veelvuldig voorkomende motief van een vader met één dochter, dat hij een substituut acht voor Conrads relatie tot zijn eigen | |
[pagina 32]
| |
vaderGa naar eind18., wiens enige zoon geboren werd drie jaar na de kleine Max. Nu heeft het gezondheidsoord Champel in dit tussen Marlow, Almayer en Havelaar gezochte verband bijzondere betekenis, omdat Conrad er in de negentiger jaren van de vorige eeuw zo dikwijls heen is geweest, onder meer zoals hij in 1894 schrijft om er ‘to look for’ Willems van An outcast of the islands, waarbij hij Almayer dan ook weer opgezocht kan hebben.Ga naar eind19. Immers - en hier komt niet naar Nederlandse trant de klap op de vuurpijl maar naar Indische manier de bom na het Bengaalse licht - in 1917 erkent Conrad: ‘The man Marlow and I came together in the casual manner of those health-resort acquaintances which sometimes ripen into friendships. This one has ripened’Ga naar eind20.. Uit de Kurort-kennismaking met Havelaar-Almayer is de levenslange vriendschap voor Havelaar-Marlow gegroeid! Een nabrandende voetzoeker geeft dan voet aan de parallellie in lange echte namen en twee schuilnamen, soms zonder voornaam, tussen Jozef Teodor Konrad Korzeniowski - (Joseph) Conrad - Marlow, en Eduard Douwes Dekker - Multatuli - (Max) Havelaar. Het literair-historisch kunstvuur, dat ontstoken moest worden om aannemelijk te maken hoe Marlow voor zover hij geen Conrad is op Havelaar lijkt, werpt tevens licht op twee andere problemen tot welker oplossing dan ook kan worden bijgedragen. Het eerste vraagstuk is hoe Conrad zijn fictieve Almayer in Sambir toch zo kon doen afwijken van de ware Olmeijer, die hij in Berouw ontmoet heeft. De andere vraag is hoe hij Almayer zó dankbaar kon zijn voor die ontmoeting dat hij in A personal record kon schrijven: ‘But if I had not got to know Almayer pretty well it is almost certain there would never have been a line of mine in print’Ga naar eind21.. De eerste vraag kon natuurlijk eerst recht rijzen nadat in 1940 John Dozier Gordan in Amerika en in 1941 J.C. Westermann in Nederland onthuld hadden hoe weinig de Charles Olmeijer uit de realiteit gemeen had met de Kaspar Almayer uit de romans. Zo was Olmeijer getrouwd met een Indisch meisje Van Lieshout, had elf kinderen en stierf in Soerabaja, terwijl Almayer gehuwd was met een Indonesisch meisje van Soeloese afkomst, één dochter bezat en stierf in Berouw, dat door Conrad in Almayer's folly werd omgedoopt in Sambir, behalve in één door Gordan ontdekte passage, waarin | |
[pagina 33]
| |
‘Brow’ bleef staan.Ga naar eind22. In de roman is Almayer een mislukkeling, maar in de realiteit moet Olmeijer in 1887 al op weg geweest zijn een geslaagd man te worden getuige een K.P.M.-rapport uit 1893 dat hij ‘feitelijk... hoofd van het landschap’ was want: ‘De sultans’ (van Sambilioeng en Goenoeng Taboer) ‘raadplegen hem in alle aangelegenheden’.Ga naar eind23. Heeft Max Havelaar in Lebak dan misschien toch meer dan Olmeijer in Berouw model gestaan voor Kaspar Almayer in zijn misère in het gewone leven in Sambir en de grandeur van de roem door de roman daarna? Ja, schijnt niemand minder dan Conrad zelf op deze vraag te antwoorden in de twee bladzijden, die het vierde hoofdstuk van A personal record besluiten en die volgen op de hiervoor aangehaalde bekentenis, dat zonder Almayer aardig goed gekend te hebben er nooit één regel van hem in druk zou zijn verschenen. Is het al te betwijfelen of Conrad op zijn weinige zeereizen, waarbij hij in 1887 Berouw aandeed, de ware Olmeijer zo ‘pretty well’ heeft kunnen leren kennen, het is helemaal niet twijfelachtig dat Jocelyn Baines gelijk heeft als hij hierover schrijft: ‘This was paying Almayer too big a compliment because when someone is ready to write there will always be an Almayer to hand’Ga naar eind24.. Dit was inderdaad een te groot compliment voor Olmeijer-Almayer. Maar ook voor Douwes Dekker-Havelaar? Daarentegen is Max Havelaar uit de Max Havelaar uitstekend te kennen en bepaald niet altijd bij de hand als men wil schrijven. Maar één groot compliment is niet genoeg, want in de volgende alinea heet het van Almayer: ‘The possessor of the only flock of geese on the East Coast’ (van Borneo) ‘is responsible for the existence of some fourteen volumes, so far.’ Arme Almayer, verantwoordelijk gesteld voor het bestaan van minstens veertien van Conrads werken! Maar toch niet: arme Havelaar. En dan komen die met zoveel humor en toch zoveel gevoeligheid geschreven passages over een mogelijke ontmoeting met Almayer vergezeld door zijn ganzen (‘birds sacred to Jupiter’) in de Elyzeese velden - bij Zeus! - en wel in gezelschap van Shakespeare ‘our sublime fellow-Shade’.Ga naar eind25. Eerst richt Conrad zich nog tot Olmeijer: ‘It is true, Almayer, that in the world below I have converted your name to my own uses.’ Maar hij schijnt zich al tot | |
[pagina 34]
| |
Douwes Dekker te richten als hij erkent: ‘You affirm that had I been capable of looking at you with a more perfect detachment and a greater simplicity, I might have perceived better the inward marvellousness which, you insist, attended your career’. En hij richt zich ten slotte wel helemaal tot Multatuli zelf als hij beweert: ‘But reflect, O complaining Shade!’ (met een hoofdletter ook gebruikt voor die andere grote Schrijversschim) ‘that this was not so much my fault as your crowning misfortune’ - na de loopbaan van Havelaar. En hij eindigt: ‘I believed in you in the only way it was possible for me to believe. It was not worthy of your merits? So be it. But you were always an unlucky man, Almayer.’ - Almayer of Havelaar alias Multatuli? Neen eigenlijk alleen Multatuli: ‘Nothing was ever quite worthy of you. What made you so real to me was that you held this lofty theory with some force of conviction and with an admirable consistency.’ Het zal sommige Nederlanders en sommige Indonesiërs en wellicht zelfs sommige Engelsen goed doen te weten dat Multatuli en Joseph Conrad, Max Havelaar en Marlow elkaar in de ‘Elysian Abode of Shades’ ontmoet kunnen hebben - misschien.
Djakarta, maart 1961. |
|