Nieuwe boeken
Elisabeth Zernike, Het harde paradijs. - N.V. Em. Querido's Uitgeversmij, Amsterdam, 1959. 192 blz.
In 1919 verscheen de eerste roman van Elisabeth Zernike, waarmee zij zich deed kennen als een schrijfster van zeer persoonlijke sfeer en schrijftrant. Het schamele deel bezat eigenschappen, die bijna strijdig zijn met het publiceren, getuige de mompelende uitingen van vereenzaming te midden van de mensen om haar heen, uitingen van een introverte natuur die terugschrikt voor contact, waarnaar zij toch hunkert. In die monologue intérieur was levensangst de grondtoon, de vrees voor eigen ontoereikendheid, het bijna te gronde gaan aan zelfonderschatting.
Al haar later werk heeft die dagboekstijl behouden, die nu ook haar nieuwe roman kenmerkt. Maar sinds haar debuut heeft zich in die veertig jaren een verandering voltrokken in haar verhouding tot het bestaan. De twijfel aan eigen kracht is op de achtergrond getreden; zij heeft ervaren dat zij in staat was, de schokkende realiteit taaie weerstand te bieden. Zij heeft voor zichzelf kunnen erkennen, dat haar wereld, hoe afgesloten die ook scheen, deel heeft aan de eeuwige kringloop van het geheimzinnige leven van de mens. En dat deel is niet schamel, integendeel, het is een rijke verworvenheid, met geduld en volharding veroverd op de demonie van het lot. Elisabeth Zernike brengt dit tot uiting in de diepe betekenis van de titel: Het harde paradijs.
Het verhaal is gesitueerd in Zuid-Frankrijk, waar Marguerite Puyvot, dochter van een stug en onverzettelijk man, die uitgestrekte landerijen bezit, na de dood van haar vader alleen achterblijft in het donkere oude huis. Haar broer Pierre heeft het boerenbestaan geruild voor de onzekerheid van het kunstenaarsleven, en als hij later met zijn Parijse vrouw in het afgelegen dorp terugkeert, om muurschilderingen in de kerk te maken, is de streek geheel van karakter veranderd. Het dorp is een centrum van toerisme en artisticiteit geworden, met winkeltjes en vitrines met foto's en poppen in Provençaalse klederdracht. Autobussen voeren in het zomerseizoen vreemdelingen aan.
Maar Marguerite heeft de aard van haar vader, zij blijft het land bewerken, zonder hulp van een dagloner werkt zij de lange dag op het veld, koppig en zuinig volhardt zij in die zware arbeid, het melken van de geit, het voortduwen van de kruiwagen met mest, het snoeien van de vruchtbomen. Zij is vergroeid met haar land, de cipressen, de oude kapel met het poortje, het dorpsplein, de olijven, de druiven en zij ontzegt zich elke vorm van comfort of ontspanning. De pastoor wil haar boeken lenen, zodat zij zich kan ontwikkelen en uitvliegen in de wereld, maar zij blijft in haar huis, het arendsnest. Met emmers kalk wit zij de muren en in de avond zit zij op haar stoep.
Op haar veertigste jaar ontmoet zij Michel Cordès, een mismaakte pottenbakker, met wie zij trouwt, omdat zij voelt, dat deze verbitterde man haar nodig heeft. Dit huwelijk brengt nieuwe moeilijkheden, en ook het moederschap moet zij verdedigen tegen het wantrouwend egoïsme van haar echtgenoot. Marguerite houdt haar taak vol met dezelfde koppige toewijding waarmee zij haar akkers blijft bewerken.
Sterk en overtuigend heeft Elisabeth Zernike dit leven uitgebeeld in haar ietwat droomachtige stijl, die soms aan Van Schendel herinnert. Er zit een vaste ondergrond van authentieke werkelijkheid in de figuur van deze half intellectuele boerenvrouw met haar fijn begrip voor de ondoorgrondelijke stromingen van de ziel, en het kan niet an-