Aan dit nummer werkten o.m. mede:
herman van den bergh. (Zie het maart-nummer; ter perse: Pruiken, schelmen en koketten, een bundel proza).
piet calis. Geb. 1936. Studeert Nederlandse taal- en letterkunde aan de Utrechtse universiteit, en is te Eindhoven als leraar Nederlands werkzaam. Poëziecriticus van De Gooi- en Eemlander. Gedichten van zijn hand werden onder meer opgenomen in de bloemlezing Dichters van morgen.
j. greshoff. (Zie het april-, het mei- en het augustus-nummer).
catharina van der linden. Studeerde, na haar eindexamen h.b.s., eerst Frans, dan Noors en trok naar Noorwegen. Daarna studeerde zij Deens en ging naar Denemarken, waar zij aan de universiteit van Kopenhagen filosofie en godsdienstgeschiedenis studeerde. Publiceerde een essay, enige novellen en enkele gedichten in Deense tijdschriften. Kwam in 1949 naar Nederland terug, waar zij in 1953 in het huwelijk trad. Publiceerde de volgende dichtbundels: De visgier (1955), De vogelboot (1956), Het lenteoog (1957) en De steenboom (1958). De in dit nummer opgenomen gedichten maken deel uit van de bundel De maand mij, die dit najaar bij Em. Querido's Uitgeversmaatschappij te Amsterdam zal verschijnen.
th.g. sinnige. (Zie het augustus-nummer).
paul snoek (ps. van Edmond André Coralie Schietekat). Geb. 1933 te Sint-Niklaas Waas, waar hij thans woont en werkzaam is in de Belgische textielnijverheid. Studeerde enkele jaren letteren en wijsbegeerte te Gent en maakte in 1954 een studiereis in Sovjet-Rusland. Publiceerde de dichtbundels: Archipel (1954), Noodbrug (1955), Tussen vel en vlees (1956), Aardrijkskunde (1956), Ik rook een vredespijp (1957) en De heilige gedichten (1959). In 1957 verscheen ook een pocket met kort proza, Reptielen en amfibieën. Ter perse de roman Goelaski.