De Gids. Jaargang 122(1959)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] Hendrik de Vries Gevangen Gevangen; met uitzicht op woelende kruinen... Hoe vaak eerst in dromen. Ik wist van geen schuld, Zag 't landschap vergroenen, vergelen, verbruinen, Soms raadloos in wanhoop, soms dof in geduld; Zag steeds ook die rotsen, die grimmige lijnen. Hoe bitter gemeenzaam dit eenzaam verkwijnen, Onkeerbaar gekomen; hoe kèn ik dat schijnen Door die rechte kier langs die stervende pijnen. Ja, 't grootste en 't geringste, 't werd alles vervuld. Hoe vaak reeds in dromen dat weiflig onzeker Gedwarrel omlaag, als blonk water door 't loof. Hoe vaak reeds in dromen dit venster, die beker, Heel 't kil nauw vertrek naast bekrompen alkoof. De zon komt weer koestren, de storm komt weer woeden, De dienaar schoof binnen... als dier mij te voeden, Te drenken... weer vóél ik zijn denken schuw broeden, Vol drang, heen te spoeden... Daar groeit een vermoeden: Ik deed iets, weet niet of dat moord was of roof. Vorige Volgende