Anton van Duinkerken
In memoriam J.W.F. Werumeus Buning
In de waardering van zijn tijdgenoten is Buning vooral de schrijver van zijn eerste dichtbundel gebleven, ofschoon hij veel heeft uitgegeven, waarvan in dit werkje geen kiem te onderkennen viel. Dit komt misschien, omdat zijn eerste bundel, uit verdriet geschreven, geheel onaangetast bleef door zijn later ontwikkelde begaafdheid als journalist. Die begaafdheid bleek buitengewoon groot en veelzijdig. In een wereldtaal zou hij er een man van internationale faam mee zijn geworden.
Hij schreef evenwel een soort journalistiek, dat in Nederland laat tot zelfstandigheid was gekomen. Men zou dit de lyrische soort kunnen noemen. Met de dagelijkse politieke gebeurtenissen hield ze slechts uiterst verwijderd verband en in de kunstrubriek stond ze maar voor een deel op haar plaats. Zijn oudste stukken over toneel en dans uitgezonderd, beoordeelde Buning zelden met gezag verschijnselen uit het artistieke leven. De latere toneelkritieken en boekbesprekingen zijn het zwakste gedeelte van zijn werk.
Doch de beschrijving van zwerftochten, de verheerlijking van het goede in het leven, de herschepping van ontroeringsmomenten uit het verleden, soms van de schrijver, soms van figuren, die hij opriep in herdenkings-artikelen, gaven aan de schrijftrant zoveel dichterlijks mee, dat zijn mooiste krantenstukken, zelfs indien zij spijzen of keukengerei betroffen, door hun innige verwantschap met doorleefde poëzie een onvergetelijke indruk op de lezers maakten.
Dit kreeg tot gevolg, dat zij de Buning uit de krant herkenden in de Buning van Maria Lécina en het tamelijk grote aantal dichtbundels, hierop gevolgd. De beste beoordelaars vergisten zich soms door te denken, dat zijn poëzie hem geen volle ernst meer was, toen hij als dagbladschrijver eenmaal het publiek had gevonden, dat van hem hield. Vooral in ogenblikken of tijdperken van misnoegen over werk en gedrag van zijn kunstbroeders leek Buning bij een breed en burgerlijk lezersvolk rechtvaardiging te zoeken voor de eigenzinnigheid, waarmee hij zich buiten de gang van literaire zaken hield. Hij bleef trouw aan zijn stijl, die zo tegemoetkomend en verstaanbaar wilde zijn als taal maar worden kan. Alle genoegens van de onbegrijpelijkheid versmaadde hij met een nadruk, die hem bijwijlen in verdenking brengen kon van ijdele zucht naar populariteit.
Dit was toch niet wat hem bewoog, zijn werk te doen, gelijk hij het