Nieuwe Boeken
J.P. Drexler, Front der gekleurde rassen. Nederlandse vertaling door F. Kool. - W. de Haan, Zeist, 1957. 272 blz.
Een ieder zal met de schrijver van dit boek wel van oordeel zijn, dat wij, Europeanen, ons beter dan vroeger op de hoogte dienen te stellen met wat er in Azië en Afrika omgaat. Maar of dit boek daartoe een geschikt middel is?
Dat de schrijver een man van progressieve opvattingen is, laat mij, vaagweg, zeggen: een links-socialist, is zeker geen bezwaar. Enigszins is dat wel de omstandigheid, dat hij, de heersende mode volgend, zonder enige argumenten bij te brengen kolonialisme voor verleden, heden en toekomst afwijst en het met rassendiscriminatie verwart.
Veel ernstiger is het onnodig-geheimzinnige waas, dat hangt over de schrijver en zijn mededelingen. Volgens het woord vooraf (p. 6) zou het boek ‘steunen op persoonlijke inlichtingen van diplomaten, politici en geheime agenten van alle mogelijke rassen en naties’. ‘Bijzondere dank is verschuldigd aan een aantal ambtenaren van een zeker departement van Koloniën’. De niet met name genoemde auteur zou zijn (p. XII) een Duits politicus en journalist, die bevriend was met een ten onrechte van communisme verdachte Amerikaanse inlichtingenagent van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Die Amerikaan, aangeduid met het pseudoniem J.P. Drexler, zou in tegenwoordigheid van den Duitser bij een bomaanslag te Algiers om het leven zijn gekomen. Aan de Duitser liet hij de aantekeningen na, die hij kort te voren had gemaakt op een reis in het gevolg van een Amerikaanse onderstaatssecretaris, die weer niet met name genoemd wordt. Vermoedelijk heet hij Heer Ollie Bommel: ‘U begrijpt wel, wat ik bedoel’ (p. 206). De reis bracht Drexler naar Cairo, Bagdad, Nairobi, Accra, Johannesburg, New-Delhi, Hongkong, Singapore, Saigon, Djakarta en Tetuan. In elk van die plaatsen had hij gesprekken met - mij bij voortduring onbekende - staatslieden, ambtenaren, diplomaten, officieren, journalisten, oliemagnaten, stamhoofden, revolutionairen, vakverenigingsleiders en secretaressen - die laatste, Ge begrijpt het - beeldschoon en charmant. Al die figuren van het derde plan spraken op dezelfde quasi-joviale wijze, hebben van sociale en economische aangelegenheden zonder uitzondering slechts uiterst vage noties en verschaffen politieke gegevens, die zonder veel moeite ook in de dagbladpers of in een moderne encyclopaedie te vinden zijn. Van tijd tot tijd worden ter afwisseling gesprekken ingelast tussen belangrijker lieden, soms ook alleenspraken, alles weer van hetzelfde gehalte. Men zou de ongenoemde auteur dankbaar kunnen zijn voor het
bijeenzoeken van al die gegevens, ware het niet dat hij door ondeskundigheid of slordigheid telkens weer bokken schiet. Ziehier enkele van zijn jachttrofeeën: (p. X-XI), ‘een vreedzaam assimilatieproces... vindt... plaats tussen Arabieren en Negers in Saoedi-Arabië en Jemen... dank zij de daar nog altijd legale slavenhandel’; (p. 33 en verder) wordt de oude koning Hoessein van Arabië verward met zijn zoon Abdoellah van Jordanië; (p. 88), de Portugezen stichtten in 1282 bij Elmina het fort San Jorge (ten rechte 1482), de Hollanders moesten ongeveer 1661 ter Goudkust voor de Zweden plaats maken (dit komt geheel uit de duim); (p. 103), in Zuid-Afrika zouden 0.25 (sic) millioen kleurlingen wonen (ten rechte ruim een millioen); (p. 197, ‘prins Abdoel Tengkoe Rachman’, ten rechte Tengkoe (= prins) Abdoel-Rachman; (p. 237 en vlg.) worden de