De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 180] [p. 180] Herman van den Bergh De rivier spreekt: Niet liegt de vis als ze in een wolk verandert of opspringt tegen de onverhoedse ster of opklimt in de stengels van de mist Niet liegt zij wanneer ze mijn borst verlicht met schicht van schubben en door koude omzoomd mijn komst de wachtende eilanden voorspelt Niet liegt ze als zij, terug in mijn clausuur, weegbreek en eik in één knoop saam vertelt of van de stier op de gefronste valk met zilte bliksemflitsen overspringt of mijn geduld steelt, mijn bekwaamheid om van zwermen en van zaden te genieten - terwijl de heerlijkheid die mij omkranst wuft golfgespeel laat uitgaan naar den oever maar 'k uit de gletsjers aanzwel als een god. Epitaaf voor een boom Mijn schaduw gaf ik weg als een glas water bij zomerhitte, en mijn lijfssap ving het goud der avondschemers op, het bleke opdringen van de rivier naar de duif. Zó onaandachtig waren alle blikken dat geen ter wereld er in is geslaagd mijn bladeren te tellen of mijn zangen. Mijn niet-meer-zijn neemt heel wat ruimte in: een onverpoosde vlucht van vogels geeft de plek aan waar ik stond, en groeit steeds aan. Vorige Volgende