Nu nog eens overlezen. Als hij, naar korstmos klauwend, omlaag starend in. In een dal een ritselen hoort, de val van wat gruis, een snel verflauwend angstig fluisteren; heel goed, dat verlies van ritme op het kritieke, s.v.p. adembenemende ogenblik. Als we nu nog enkele kleine persoonlijke bezittingen van hem laten neertuimelen, alsof het gevaar nog meer nadert tot hem zelf, dan kunnen we misschien de symboliek, de parallel met gedicht/proza nog versterken.
Het zakmes glijdt uit zijn zak,
ting, klik - dit draagt niets bij tot het gruis. Geldstukjes?
Uit zijn zak rollen
enige geldstukjes; nee, enige lijkt te simultaan; een, nog een? drie vier geldstukjes. Geldstukjes, ongelukjes.
Tit tek gaan de kleine ongelukjes
die op het grote vooruithollen.
Dat kan allemaal wel waar en symbolisch juist zijn maar er zit geen flikker spanning in, niets van de eerste hoogtevrees. Weg met dit hele rotcouplet. Het is misschien al ver genoeg om aan de vergelijking te beginnen. Van het vers, indien het leeft, eis ik ook dat het een... heeft. Wat? Een plotseling diepte-uitzicht, de schrikwekkende afstand tot het gewone, zichtbaar vanuit een plotselinge opening - dat het spleten heeft? Proberen:
Van het vers, indien het leeft,
eis ik ook duizelingen,
eis ik dat het spleten heeft - dit is niet juist, het is te onbepaald en leven plus spleten is een combinatie die geheel verkeerde associaties opwekt. Het gaat hier voorlopig nog om de barre stenen wereld, niet die van het vlees, de duik derwaarts komt desnoods later. Hoogte en gevaar spreken hier niet uit en zijn voordurend nodig;
niets mag de spanning nog verbreken.
Van het vers dat gevaarlijk stijgt
eis ik ook duizelingen,
waarin het kantelt, en zwijgt
als de kleine stenen dingen
neer tinkelen.
Maar het zwijgt met opzet. Verander als in om. Slaan de kleine stenen dingen overigens duidelijk genoeg op de dingen van het dagelijks leven? om de kleine stenen, nee, om de dagelijkse dingen
te horen neertinkelen,
tik, pinkel, klik,