Nieuwe boeken
Prof. Mr. B.V. A Röling, Nieuw-Guinea: wereldprobleem! - Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1958.
Röling's jongste geschrift wil, zoals de titel aangeeft, bewijzen dat Nieuw-Guinea een wereldprobleem is. Het eerste hoofdstuk behandelt bovenal de uitlegging en betekenis van gemaakte afspraken, gesloten verdragen, strekking van verdragsteksten.
Dit hoofdstuk wil aantonen, dat het Nederlandse juridische standpunt rondom en achter de soevereiniteitshandhaving over Nederlands Nieuw-Guinea zwak is. Het gaat daarbij heel ver - zó ver, dat de schrijver op een gegeven punt meent, beter dan Van Mook zelf te weten, wat deze bedoeld heeft (Denpasar-conferentie 1946). Wij delen Van Mook's standpunt - maar het heeft geen zin, hierop, noch op andere juridische controversen in dezen in te gaan. Vooreerst, omdat de vraag rijst, of de schrijver, vooral door het eerste hoofdstuk van dit geschrift, aan zekere Indonesische volksmenners en politici niet meer diensten heeft bewezen dan aan het Nederlandse publiek of eigen reputatie. Voorts: omdat reeds uit het tweede, maar bovenal uit het derde en laatste hoofdstuk blijkt, dat de Nederlandse juridische vertogen - al waren zij de sterkste geweest, die ooit gehouden zijn - voor hem eigenlijk minder terzake doen. Het is dan ook niet toevallig, dat dit laatste hoofdstuk (beschouwingen over de huidige stand der Nieuw-Guinea kwestie), zoals Röling in zijn woord vooraf meldt, afzonderlijk in ‘Socialisme en democratie’ verschenen is. Dat is Röling's eigenlijke betoog. Het bevat stellingen als deze: Nieuw-Guinea als ‘steen des aanstoots’ voor Indonesië te verwijderen, betekent ‘het wegvallen van de mogelijkheid om via de nationalistische emotie het volk van Indonesië te sturen in het communistische vaarwater.’ In Indonesië's binnenlandse politiek is het ‘een belangrijke factor voor het geleidelijk opdringen van het communisme’. En in bredere zin: ‘strijd in Nieuw-Guinea zou de factor kunnen zijn, die Azië als geheel zou brengen in de Sovjetsfeer’. ‘Het gaat hier’ - zo eindigt R. - ‘om toegeven zonder of na een bloedbad, zonder of na sovjetisering van Indonesië.’
Welnu, wij zijn het met hem eens, dat de sovjetisering of niet-sovjetisering van Indonesië de grote vraag van het jaar is. Indien wij beiden daarin gelijk hebben, dan is daarvan m.i. de consequentie anders. Dan dient voorop te staan, dat die vraag al sinds 1950, bij de eerste tractatenverscheuring, aan de orde is, maar acuut geworden is, sinds de Soekarnisten roepen om ‘geleide democratie’, de westerse vrije democratie als ongeschikte import verwerpen en het kapitaal confiskeren. Dan betekent dit, dat de leiding van de ‘sovjetiserende’ krachten buiten Indonesië zetelt, en de ideologische kolonisatie, die haar volken bedreigt, zowel van buiten als van binnen uit bevorderd wordt. De door R. genoemde krachten der welmenenden en weldenkenden zijn zwak, ongeorganiseerd en zwijgend. Want Indonesië is zèlf geworden tot een wereldprobleem - de titel van R's geschrift reeds berust op dwaling. Zo Nieuw-Guinea (wat de schrijver zo snel mogelijk wil bewerken!) vóór de uiteindelijke sovjetisering aan Djakarta's machthebbers toevalt, kan dit alleen en uitsluitend als een overwinning van de sovjetiserenden op het immorele, willoze westen gevierd worden. Voor de grote macht achter deze krachten zal dit een zijdelings meegenomen strategische en politieke prestige-winst zijn. En nà de sovjetisering afstaan? Dat is nòg vreemder.