De Gids. Jaargang 121(1958)– [tijdschrift] Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 166] [p. 166] Jan Spierdijk Praat van bomen Toen ik zo ver gelopen was, dat ik niet meer wist Van heg of steg en moe neerzonk, Trof ik een boom die tegen mij ging praten Met pas gekregen tongen. Een treurwilg, dacht ik, maar toen ik Toekeek bij het dunne licht der sterren Was het een half vergane populier. ‘Hier zul je haar niet vinden.’ ‘Waar dan?’ ‘Misschien wel nergens.’ Hij liet drie blaadjes vallen op mijn jas, Een schrale troost voor een die meer verwachtte. ‘Zoek haar bij kaarslicht Of bij het schijnsel van een schemerlamp Of in het stenen donker van een stad, Die, overmand door slaap, gestorven schijnt.’ Zo'n oude populier is lang van stof Voor iemand die zijn oor moet open houden Voor andere geluiden. ‘Ik hoor een voetstap. Wees toch even stil!’ Maar wat ik hoorde nam de wind weer mee. Mijn oor bleef hunkrend open. ‘Besef je 't nu? Ze komt hier zeker niet. Als ik je nog een dure raad mag geven, Ga heen. Zoek waar je de verkeerde weg insloeg En kies opnieuw.’ [pagina 167] [p. 167] 'k Achtte zijn duizend tongen, ging terug, Raakte verstrikt in 't doolhof van mijn vroeger leven En zag haar nimmer weer. Veel later hoorde ik dat ze werd gevonden In de nabijheid van een populier - Een grijze popel, schreef een vreemde dichter - Ze was er lang gebleven, dagenlang, Voor zij door mensenogen werd gezien, Door mensenhanden weggedragen werd. - Een bijl? - Was het alleen die boom, Dan was een bijl het wapen van mijn wraak, Maar zolang andre bomen verder praten, Verder vertellen wat mij overkwam, Houd ik hem scherp geslepen achter mij. Ontluistering Als de avond zo stil is, dat de nacht niet stiller zijn kan, Kom 'k naar je toe en zeg de kleine woorden, Die ik tot nu toe heb verzwegen. Zij zullen vallen als de eerste blâren Op een windstille herfstdag, Plechtige voortekenen van een ontluistering, Die met wat kleine luister inzet. Kom mee naar 't park en 'k zal je laten zien Hoe zoiets in zijn werk gaat. 'k Weet, het seizoen is er nog lang niet rijp voor - En wie zet de seizoenen naar zijn hand? - Maar tonen kan 'k je aan de hand der bomen, Hoe het zich straks voltrekken zal: Eerst stil, maar weldra hevig, majestueus en somber. Vorige Volgende